Op 5 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van een woning in Hilversum, bezwaar maakten tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester. De sluiting was gebaseerd op artikel 174a van de Gemeentewet, na een beschieting van de woning op 25 november 2021. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van ernstige gedragingen in of op het erf van de woning die een sluiting rechtvaardigden. De burgemeester had de woning gesloten om de openbare orde te herstellen, maar de beschieting vond van buitenaf plaats en kon niet worden gezien als een gedraging in of op het erf. Bovendien ontbrak het aan concrete informatie over overlast veroorzaakt door de bewoners. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning niet in overeenstemming was met de voorwaarden van artikel 174a en dat verzoekers recht hadden om terug te keren naar hun woning. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de burgemeester en droeg hem op de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers te vergoeden.