ECLI:NL:RBMNE:2022:1272

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
9559995 UC EXPL 21-8372
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor geleverde koeriersdiensten zonder bewijs van overeenkomst

In deze zaak vordert [handelsnaam], een bedrijf dat actief is in de colportage, betaling van drie facturen ter waarde van € 1.778,46 van [gedaagde sub 1], een koeriersbedrijf. De facturen zijn verzonden voor geleverde koeriersdiensten, maar [gedaagde sub 1] heeft deze niet betaald. [handelsnaam] heeft de vordering ter incasso uit handen gegeven en eist nu dat [gedaagde sub 1] hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

[gedaagde sub 1] betwist echter dat er een overeenkomst is gesloten die hen verplicht tot betaling. Volgens [gedaagde sub 1] heeft de heer [eiser] van [handelsnaam] slechts een paar dagen meegereden als koerier, met de afspraak dat hij voor die dagen niet betaald zou worden. [gedaagde sub 1] stelt dat er geen overeenkomst is en dat er geen bewijs is van de geleverde diensten.

De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De rechter oordeelt dat [handelsnaam] niet voldoende heeft onderbouwd dat er een overeenkomst is gesloten die tot een betalingsverplichting leidt. Er is geen duidelijkheid over de werkzaamheden die verricht zouden zijn en de bijbehorende tarieven. Aangezien [handelsnaam] ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1], die op nihil zijn begroot, omdat [gedaagde sub 1] geen gemachtigde heeft ingeschakeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9559995 UC EXPL 21-8372 IL/18374
Vonnis van 6 april 2022
inzake
[eiser] handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [handelsnaam] ,
eisende partij,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats]

2 [gedaagde sub 2] , vennoot gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats 2]

3 [gedaagde sub 3] , vennoot gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats 2] ,
verder samen ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
procederende bij [gedaagde sub 3]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[gedaagde sub 1] is een koeriersbedrijf. [handelsnaam] is werkzaam in de colportage. [handelsnaam] heeft drie facturen verzonden aan [gedaagde sub 1] van in totaal € 1.778,46 voor geleverde koeriersdiensten. [gedaagde sub 1] heeft deze facturen niet betaald. [handelsnaam] heeft daarna haar vordering ter incasso uit handen gegeven.
2.2.
[handelsnaam] vordert dat [gedaagde sub 1] hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van € 1.778,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020, de buitengerechtelijke incassokosten ad € 266,77 en de proceskosten, inclusief de nakosten.
2.3.
[gedaagde sub 1] betwist dat er een overeenkomst is gesloten tussen haar en [handelsnaam] op grond waarvan zij tot betaling verplicht zou zijn. Volgens [gedaagde sub 1] heeft de heer [eiser] van [handelsnaam] een paar dagen meegereden als koerier, waarbij de afspraak was dat hij die dagen niet betaald zou worden. De heer [eiser] heeft daarna laten weten dat hij het niets vond, zodat geen overeenkomst is gesloten. Als de heer [eiser] voor [gedaagde sub 1] zou hebben gewerkt, zou hij een urenkaart en werkbriefjes moeten hebben.

3.De beoordeling door de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter zal de vordering afwijzen en legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
Nadat [gedaagde sub 1] heeft betwist dat er een overeenkomst is gesloten tussen haar en [handelsnaam] en heeft uitgelegd wat er volgens haar wel is afgesproken, heeft [handelsnaam] niet nader onderbouwd dat er wel een overeenkomst is gesloten die tot een betalingsverplichting leidt. [handelsnaam] stelt niet wat die overeenkomst zou inhouden, zoals welke werkzaamheden zouden worden verricht en tegen welk tarief. [handelsnaam] onderbouwt ook niet dat zij meer heeft gedaan dan alleen een paar dagen meelopen met [gedaagde sub 1] . Zij stelt wel dat daar dan alsnog een vergoeding tegenover zou moeten staan, maar het is de kantonrechter niet duidelijk op grond waarvan een vergoeding verschuldigd zou zijn en hoe die dan berekend zou moeten worden.
3.3.
[handelsnaam] krijgt ongelijk zodat zij de proceskosten moet betalen. Omdat [gedaagde sub 1] geen gemachtigde heeft ingeschakeld worden de kosten van [gedaagde sub 1] begroot op nihil

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.