ECLI:NL:RBMNE:2022:13

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
C/16/513974 / HA RK 20-311
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging termijn voor executoriale verkoop en overdracht van aandelen in beslag genomen door verzoekers

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 januari 2022 een beschikking gegeven inzake het verzoek van [eiseres sub 1] c.s. tot verlenging van de termijn voor de executoriale verkoop en overdracht van aandelen in [naam onderneming] B.V. die door hen in beslag zijn genomen. De rechtbank had eerder op 27 december 2019 verlof verleend voor de verkoop en overdracht van deze aandelen, met een termijn van één jaar voor uitvoering. De verzoekers dienden op 9 december 2020 een verzoek in om deze termijn met een jaar te verlengen, omdat de verkoop niet was gelukt door gebrek aan medewerking van [gedaagde sub 1] c.s. aan de deurwaarder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verlengingsverzoek tijdig was ingediend en dat er geen inhoudelijke redenen waren om het verzoek af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat het verweer van [gedaagde sub 1] c.s. niet opging, omdat zij niet op de uitlating van de deurwaarder konden vertrouwen dat het beslag vervallen was. De rechtbank heeft de termijn voor de executoriale verkoop en overdracht van de aandelen met één jaar verlengd en bepaald dat deze termijn, indien nodig, opnieuw kan worden verlengd op verzoek van partijen.

Daarnaast heeft de rechtbank [gedaagde sub 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten van [eiseres sub 1] c.s., omdat zij in 2020 geen relevante (financiële) gegevens aan de deurwaarder hebben verstrekt, wat de verkoop en overdracht van de aandelen heeft bemoeilijkt. De totale proceskosten zijn begroot op € 1.782,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/513974 / HA RK 20-311
Beschikking van 12 januari 2022
in de zaak van
1. buitenlandse vennootschap
[eiseres sub 1] LIMITED,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. buitenlandse vennootschap
[eiseres sub 3] LIMITED,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
4. buitenlandse vennootschap
[eiseres sub 4] LIMITED,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] , India,
verzoeksters,
advocaat mr. J.P. de Man te Bergschenhoek,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
advocaat mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs.
Verzoekers worden hierna gezamenlijk, in mannelijk enkelvoud, [eiseres sub 1] c.s. genoemd en
verweerders in mannelijk enkelvoud, [gedaagde sub 1] c.s.

1.De procedure, het verzoek en het verweer

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 december 2019 is verlof verleend voor de verkoop en overdracht van de door [eiseres sub 1] c.s. in beslag genomen aandelen in [naam onderneming] B.V. De rechtbank heeft de wijze bepaald waarop de executoriale verkoop en overdracht dient plaats te vinden en heeft de termijn waarbinnen dit moet plaatsvinden bepaald op één jaar, gerekend vanaf de datum van de beschikking. Verder is bepaald dat deze termijn, indien nodig, op verzoek, door de rechtbank kan worden verlengd. Het verzoek dient dan door de rechtbank uiterlijk op 24 december 2020 te zijn ontvangen.
1.2.
[eiseres sub 1] c.s. heeft op 7 december 2020 (ter griffie ontvangen op 9 december 2020) een verzoekschrift ingediend om de termijn waarbinnen de executoriale verkoop en overdracht dient plaats te vinden te verlengen met een termijn van één jaar. [eiseres sub 1] c.s. geeft als reden aan dat de verkoop nog niet is gelukt omdat [gedaagde sub 1] c.s. heeft verzuimd om mee te werken aan het verzoek van de deurwaarder om de (financiële) gegevens te overleggen.
1.3.
Op 30 maart 2021 stuurt de rechtbank mr. van Schaik het verzoekschrift en wordt hem een termijn van 4 weken gegeven voor het indienen van een verweerschrift. Op 11 juni 2021 stuurt de rechtbank mr. van Schaik opnieuw een brief en geeft een nieuwe termijn van 4 weken om te reageren.
1.4.
Op 2 juli 2021 heeft mr. van Schaik namens [gedaagde sub 1] c.s. een verweerschrift ingediend. Daarin stelt hij dat [gedaagde sub 1] c.s. altijd meegewerkt heeft aan afwikkeling van het beslag en dat zij mochten vertrouwen op de schriftelijke mededeling van de deurwaarder van 23 april 2021 dat het beslag als vervallen kan worden beschouwd. Het verzoek tot verlenging moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard of worden afgewezen.
1.5.
Op 17 augustus 2021 en 22 november 2021 stuurt [gedaagde sub 1] c.s. nog aanvullende stukken aan de rechtbank.
1.6.
Het verzoek is besproken op de zitting van 9 december 2021. Hierbij was mr. de Man aanwezig namens verzoekende partijen. De heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] waren aanwezig samen met hun gemachtigde mr. van Schaik. Ook was de heer M.W. Velthoven, de aangewezen gerechtsdeurwaarder in deze zaak, aanwezig. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.7.
Hierna volgt deze beschikking.

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 27 december 2019 is bepaald dat [eiseres sub 1] c.s. een verzoek kan indienen tot verlenging van de termijn en dat dit verzoek uiterlijk op 24 december 2020 door de rechtbank moet zijn ontvangen. Vast staat dat dit verzoek op 9 december 2020 ter griffie is ontvangen. Ook staat vast en is erkend dat mr. van Schaik, als gemachtigde van [gedaagde sub 1] c.s., op 31 maart 2021 een brief heeft ontvangen van de rechtbank met het verzoekschrift en wordt hem een termijn gegeven om een verweerschrift in te dienen.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat daarmee het verlengingsverzoek op tijd bij de rechtbank is ingediend en dat inhoudelijk niets is gebleken om het verzoek af te wijzen. [gedaagde sub 1] c.s. stelt echter dat zij op basis van de mededeling van de deurwaarder erop mochten vertrouwen dat het beslag er niet meer lag. De rechtbank is van oordeel dat dat verweer niet op gaat en is tot dat oordeel gekomen op grond van het volgende.
2.3.
Op 31 maart 2021 is (de gemachtigde van) [gedaagde sub 1] c.s. geïnformeerd dat er een verlengingsverzoek bij de rechtbank was ingediend. Ter zitting heeft mr. van Schaik aangegeven dat hij tegen [gedaagde sub 1] c.s. heeft gezegd dat hij bij deurwaarder Velthoven moest navragen of er nog beslag op de aandelen lag. Op 23 april 2021 schrijft de deurwaarder - naar zijn beste weten - dat de termijn waarbinnen executie diende plaats te vinden is verstreken en het beslag daarom als vervallen beschouwd dient te worden. [gedaagde sub 1] c.s. mocht op grond van deze uitlating er niet zonder meer vanuit gaan dat het beslag daadwerkelijk vervallen was. De deurwaarder is hier namelijk een derde en aan alleen zijn uitlating kan [gedaagde sub 1] c.s. niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat het beslag op de aandelen vervallen was. Dat was anders geweest als bijvoorbeeld [eiseres sub 1] c.s. die uitlating van de deurwaarder had bevestigd. Een dergelijke handeling van [eiseres sub 1] c.s. ontbreekt. Daarbij was er bij [gedaagde sub 1] c.s. althans de gemachtigde, juist de wetenschap dat er een verlengingsverzoek bij de rechtbank lag en dat de logische weg was geweest om (de gemachtigde van) [eiseres sub 1] c.s. te benaderen om te verifiëren of er nog beslag op de aandelen lag en waarom er een verleningsverzoek was ingediend. Dat het beslag zou zijn vervallen is niet door [eiseres sub 1] c.s. of haar gemachtigde bevestigd.
2.4.
Concluderend ziet de rechtbank geen reden om het verzoek tot verlenging van de termijn niet toe te wijzen en zal de termijn daarom verlengen met één jaar na datum van deze beschikking. Indien daarvoor gronden zijn kan deze termijn op verzoek van (een van) partijen, door de rechtbank worden verlengd. In het geval het tot nog een verzoek tot verlenging moet komen, geeft de rechtbank mee dit verzoek tevens aan de betreffende deurwaarder en de advocaat van wederpartij te sturen ter voorkoming van toekomstige miscommunicaties.
2.5.
Tot slot overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat de betreffende aandelen door [gedaagde sub 1] c.s. inmiddels zijn verkocht en overgedragen. De vraag of [gedaagde sub 1] c.s. daar toe gerechtigd was ligt in deze zaak niet voor maar de rechtbank wijst er op dat deze ontwikkeling aanleiding kan zijn te onderzoeken of partijen onderling tot een oplossing kunnen komen over de opbrengst van de verkoop van deze aandelen.
2.6.
De rechtbank ziet aanleiding om [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen in de proceskosten van [eiseres sub 1] c.s. om de volgende reden. Bij de beschikking van 27 december 2019 was [gedaagde sub 1] c.s. opgedragen om binnen 14 dagen na verzoek van de deurwaarder daartoe de relevante (financiële) gegevens ter beschikking te stellen. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. in 2020 geen (financiële) gegevens aan de deurwaarder heeft overgelegd, hoewel de deurwaarder hier wel om heeft verzocht. Zonder deze gegevens kan de deurwaarder de verkoop en overdracht van de aandelen niet realiseren binnen de termijn die hiervoor gegeven was. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. begroot op:
€ 656,- aan griffierecht
€ 1.126,-aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief onbepaalde waarde € 563,-)
Totaal: € 1.782,-

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verlengt de termijn waarbinnen de executoriale verkoop en overdracht dient te geschieden van de aandelen in [naam onderneming] B.V. waar door [eiseres sub 1] c.s. beslag op is gelegd, met één jaar gerekend vanaf 12 januari 2022 op de wijze zoals in de beschikking van 27 december 2019 bij de beslissing onder 5.1. tot en met 5.9. is bepaald;
3.2.
bepaalt dat deze termijn, indien nodig, op verzoek van (een van) partijen, door de rechtbank kan worden verlengd en bepaalt dat dit verzoek uiterlijk op 9 januari 2023 door de rechtbank dient te zijn ontvangen;
3.3.
bepaalt dat [gedaagde sub 1] c.s. zijn medewerking aan de verkoop van de aandelen dient te verlenen;
3.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.782,-;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: HW (5330)