ECLI:NL:RBMNE:2022:1345

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
UTR 20/1726
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek op basis van de AVG en de bescherming van persoonsgegevens van derden

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 15 maart 2022, staat het inzageverzoek van eisers centraal. Eisers, een gezin, hebben op 3 december 2018 bij de gemeente Almere verzocht om inzage in al hun persoonsgegevens, inclusief bijzondere gegevens, die zijn vastgelegd in dossiers en bestanden. De gemeente heeft dit verzoek gedeeltelijk afgewezen en heeft op 28 mei 2019 een overzicht verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens. Na bezwaar van eisers heeft de gemeente op 23 maart 2020 het overzicht aangevuld, maar de gedeeltelijke weigering gehandhaafd. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek op de zitting op 15 februari 2021 via een Skypeverbinding heeft plaatsgevonden, waarbij eisers en de gemachtigde van de gemeente aanwezig waren. De rechtbank heeft de zaak geschorst om de gemeente te verzoeken om aanvullende stukken over te leggen. De geheimhoudingskamer heeft op 13 april 2021 besloten dat alleen de rechtbank kennis mocht nemen van deze stukken. Tijdens de zitting op 12 oktober 2021 zijn aanvullende gronden ingediend door eisers.

De rechtbank oordeelt dat de gemeente in het primaire besluit en het bestreden besluit niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 15 van de AVG. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de gemeente heeft toegezegd het Exceloverzicht met de ontbrekende gegevens aan te vullen. De rechtbank concludeert dat de weigering om inzage te geven in bepaalde persoonsgegevens van derden, zoals de voormalig huurster van eisers, gerechtvaardigd is ter bescherming van de privacy van deze derden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangenafweging door de gemeente voldoende gemotiveerd is en dat het recht op inzage van eisers in dit geval niet zwaarder weegt dan de privacybelangen van derden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1726

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiseres] , te [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. E.A.M. Brouwers).

Procesverloop

Eisers hebben op 3 december 2018 bij verweerder verzocht om inzage in al hun persoonsgegevens, ook de bijzondere, in de dossiers en bestanden die berusten onder de gemeente Almere en onder de wijkteams. Later hebben eisers hun verzoek om inzage gespecificeerd.
Met het besluit van 28 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eisers een overzicht verstrekt met persoonsgegevens die van hen zijn vastgelegd. Verweerder heeft het verzoek van eisers gedeeltelijk afgewezen.
Met het besluit van 23 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder als beslissing op het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit het overzicht met persoonsgegevens aangevuld en de gedeeltelijke weigering verder gehandhaafd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via een Skypeverbinding op 15 februari 2021. Daarbij waren eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek na afloop van de zitting geschorst en verweerder verzocht om de stukken uit het Sociaal Domein van de voormalig huurster van eisers over te leggen.
Verweerder heeft deze gegevens overgelegd met het verzoek dat alleen de rechtbank van die stukken kennis mag nemen.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft in de beslissing van 13 april 2021 dat verzoek toegewezen.
Eisers hebben aanvullende gronden ingediend en stukken overgelegd.
Op 12 oktober 2021 heeft een nadere zitting plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Daarbij waren eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig.

Overwegingen

Het primaire besluit
1. Verweerder heeft met het primaire besluit aan eisers een overzicht in een Excelbestand (hierna: Exceloverzicht) verstrekt, waarin is vermeld voor welke doelen hij hun persoonsgegevens heeft verwerkt, aan welke ontvangers die gegevens zijn verstrekt en wat de herkomst van die gegevens is. Verweerder heeft daarbij kopieën gevoegd van de verwerkte persoonsgegevens van eisers uit het Klant Contact Center (KCC) en uit de Basisregistratie personen en ook van de stukken uit de bezwaar- en beroepsprocedures van eisers over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verweerder heeft inzage in de gegevens van derden, waaronder die van de voormalig huurster en het dossier van hun zoon geweigerd om de privacy van deze derden te beschermen, op grond van artikel 41, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG). Dit met uitzondering van persoonsgegevens van eisers die in het dossier van hun zoon zijn verwerkt.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit de inzage in persoonsgegevens op grond van artikel 15, eerste lid, onder a tot en met d, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) aangevuld. Verweerder heeft de vermelding ‘moeder is mantelzorger van haar man’ in het Ondersteuningsplan van 20 april 2016 en in de e-mail van 7 februari 2016, afkomstig uit het Wmo-dossier van de zoon over zijn aanvraag Beschermd Wonen, als een gezondheidsgegeven van eiseres toegevoegd aan het Exceloverzicht. Verweerder merkt dit gegeven aan als een bijzonder persoonsgegeven in de zin van artikel 9 van de AVG. De vermelding ‘(ver)huurder en (ver)huurster’ merkt verweerder niet aan als een bijzonder persoonsgegeven. Verder heeft verweerder het dossier melding openbare ruimte, met kenmerk [kenmerknummer] , toegevoegd aan het Exceloverzicht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat vanwege de bescherming van de privacybelangen van derden (de voormalig huurster en hun zoon), het recht op inzage van eisers in dit geval moet worden beperkt. Verweerder volgt hierin de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 17 september 2019 [1] . Verweerder meent dat eisers geen recht hebben op kopieën van de volledige dossiers van hun zoon waarin persoonsgegevens van eisers zijn opgenomen. Het recht op privacy van hun zoon weegt volgens verweerder in dit geval zwaarder dan de belangen ven eisers bij het recht op inzage in hun persoonsgegevens. Verweerder heeft de documenten uit de dossiers niet geanonimiseerd verstrekt, om te voorkomen dat uitlatingen over eisers zijn te herleiden tot de persoon die ze heeft gedaan. Bovendien beschikken eisers al over het Ondersteuningsplan en de e-mail van hun zoon, zodat zij bij inzage in die gegevens volgens verweerder geen belang hebben.
De beroepsgronden
3. Eisers voeren aan dat artikel 15 van de AVG verweerder wel verplicht om kopieën te verstrekken van alle documenten waarin hun persoonsgegevens zijn opgenomen. Volgens eisers betekent de weigering om kopieën te verstrekken van over hen gedane uitlatingen in de dossiers van de voormalig huurster en van hun zoon, een schending van hun fundamentele recht op inzage. Het standpunt van verweerder dat de uitlatingen in het dossier direct herleidbaar zijn tot de voormalig huurster, is volgens eisers onvoldoende gemotiveerd. Bij het gesprek dat hun zoon samen met zijn ondersteuners bij de GGD heeft gehad over zijn aanvraag Beschermd Wonen, moeten volgens eisers ook uitlatingen zijn gedaan over hun als ouders en over eiseres als mantelzorgster. Uit het arrest van het gerechtshof Den Haag leiden eisers af dat zij in beginsel recht hebben op inzage in hun persoonsgegevens en in de over hun gedane uitlatingen van derden. Volgens eisers heeft verweerder geen transparante en kenbare belangafweging gemaakt waarom de bescherming van de rechten en vrijheden van derden genoemd in artikel 41 van de UAVG in dit geval zwaarder wegen dan hun belang bij het recht op inzage.
4. In de brief van 2 maart 2021 wijzen eisers op het arrest van het Europese Hof van Justitie van 20 december 2017. [2] Daaruit volgt dat het begrip persoonsgegeven zich potentieel uitstrekt tot elke soort informatie, zowel objectieve als subjectieve informatie die de betrokkene betreft. Niet alleen gegevens op basis waarvan een natuurlijk persoon geïdentificeerd kan worden, maar ook feitelijke of waarderende gegevens over eigenschappen, opvattingen of gedragingen van een persoon zijn daarom persoonsgegevens. Dit arrest en de uitleg die deze rechtbank daaraan geeft in de uitspraak van 15 juni 2020 [3] , betekent volgens eisers dat verweerder gehouden is om in voorkomende gevallen meer informatie te geven dan alleen NAW-gegevens, telefoonnummers en e-mailadressen. Eisers verwijzen verder naar een beschrijving van praktijkgeval in het Jaarverslag 2018 van de bezwaarschriftencommissie over een weigering van een urgentieverklaring. Hierin staat onder meer: “
Tijdens het gesprek is zij zeer emotioneel en omschrijft haar levensomstandigheden. Zij geeft aan dat zij psychisch en lichamelijk wordt mishandeld door haar huidige partner (lees: huidige huisgenoten). Zij verblijft bij kennissen en zwerft op straat; er zijn geen kinderen.” Volgens eisers zien deze beschrijvingen op hun voormalig huurster, mevrouw F. Eisers stellen dat hun voormalig huurster zeer belastende verklaringen over eisers heeft afgelegd en dat die verklaringen in haar dossier over de geweigerde urgentieverklaring zitten. Volgens eisers kan verweerder daarom geen beroep doen op het belang van de privacy van hun voormalig huurster en moet hij eisers inzage geven in hun AVG-gegevens in haar dossier. Eisers voeren verder aan dat het Exceloverzicht met hun persoonsgegevens die verweerder heeft verwerkt (productie 15) niet volledig is. Eisers verwijzen naar een drietal gezondheidsgegevens van eiseres. Volgens eisers moet verweerder al hun bijzondere persoonsgegevens op het Exceloverzicht zetten, zodat zij op grond van artikel 16 van de AVG die gegevens kunnen aanpassen of verbeteren.
5. De rechtbank stelt vast dat eisers de beroepsgronden vermeld onder punt 3.2 in de brief van 2 maart 2021 op de zitting niet langer hebben gehandhaafd. De rechtbank zal deze gronden daarom niet bespreken.
Beslissing over de geheimhouding
6. Eisers hebben zich in hun aanvullende gronden verzet tegen de beslissing van de geheimhoudingskamer. Eisers zijn het er niet mee eens dat zij geen kennis mogen nemen van de persoonsgegevens van hun voormalig huurster. Zij stellen dat die persoonsgegevens al met de casusbeschrijving in het jaarverslag 2018 van de bezwaarschriftencommissie openbaar zijn gemaakt. Dat verslag bevat een geanonimiseerde versie van de urgentieverklaring die volgens eisers aan hun voormalig huurster is verleend. Eisers menen dat zij daarom een eigen, al dan niet een afgeleid, belang hebben om kennis te kunnen nemen van het adres van hun voormalig huurster en van de tot haar herleidbare uitlatingen. Eisers hebben immers het recht om hun goede naam en eer te beschermen en te verdedigen. Eisers verwijzen in dit verband naar de conclusie van 7 november 20218 van Advocaat-Generaal Widdershoven. [4]
7. De rechtbank ziet in wat eisers hebben betoogd geen reden om de beslissing van de geheimhoudingskamer voor onjuist te houden. Dat de gegevens over hun voormalig huurster, naar de mening van eisers, overeenkomen met de beschrijving van de casus in het Jaarverslag 2018 van de bezwaarschriftencommissie maakt dat niet anders. Op de zitting heeft verweerder medegedeeld dat hij daarover navraag heeft gedaan en heeft vastgesteld dat de die casusbeschrijving niet ziet op de voormalig huurster van eisers. De rechtbank ziet geen reden om deze mededeling van verweerder voor onjuist te houden.
Wettelijk kader
8. De rechtbank verwijst voor het wettelijk kader naar de bijlage die deel uitmaakt van de uitspraak.
Inzage gegevens voormalig huurster
9. De rechtbank heeft, nu eisers hiervoor toestemming hebben verleend, kennis genomen van de gegevens over de aanvraag woningurgentie van de voormalig huurster van eisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat die gegevens geen persoonsgegevens van eisers bevatten. Verweerder heeft daarom terecht inzage in die gegevens op grond van artikel 15 AVG aan eisers geweigerd. Het recht op inzage van eisers is immers beperkt tot hun eigen persoonsgegevens. Ter bescherming van de privacybelangen van derden heeft verweerder geen inzage hoeven verstrekken in het dossier van hun voormalig huurster.
Inzage Wmo-dossier van de zoon
10. Over de persoonsgegevens van eisers die zijn verwerkt in de e-mail van 7 februari 2016 en in het Ondersteuningsplan van 20 april 2016 van de zoon, overweegt de rechtbank als volgt.
11. De rechtbank is van oordeel dat de vermelding in het Ondersteuningsplan “
Naast deze verantwoordelijkheid is zij ook de mantelzorgster van haar man” in combinatie met de vermelding “
De zorg voor zowel haar man, als voor haar zoon wordt teveel voor haar” door verweerder verwerkte persoonsgegevens van eiseres zijn die op het Exceloverzicht hadden moeten worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de vermelding in de e-mail van 7 februari 2016 ‘
Zij heeft namelijk de laatste jaren de mantelzorg voor mij en mijn vader gedaan’.Ook dit is een door verweerder verwerkt persoonsgegeven van eiseres die op Exceloverzicht vermeld moet worden. Verweerder heeft op zitting erkend dat dit ten onrechte niet is gedaan. Dit betekent dat het bestreden besluit op dit punt in strijd is met artikel 15 van de AVG. Wat hiervan het gevolg is, bespreekt de rechtbank later in de uitspraak.
12. Voor de overige persoonsgegevens uit het Wmo-dossier van de zoon geldt dat het belang van de eerbieding van de persoonlijke levenssfeer van de meerderjarige zoon van eisers zich in dit geval verzet tegen de inzage van hun persoonsgegevens die in het Wmo- dossier zijn verwerkt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder die belangenafweging in het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggende advies van de bezwaarschriftencommissie voldoende gemotiveerd heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat het belang van hun recht op inzage in dit geval zwaarder moet wegen. De ruime opvatting van het begrip ‘persoonsgegevens’ zoals dat door het gerechtshof Den Haag is geformuleerd in het arrest van 17 november 2019, rechtsoverweging 4.13, betekent niet dat eisers recht hebben op inzage in het volledige Wmo-dossier van hun zoon. Het is aan verweerder als de verwerkingsverantwoordelijke om in deze concrete situatie vast te stellen welke gegevens uit dat dossier van hun zoon onder de reikwijdte van het inzagerecht van eisers vallen. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat verweerder dat op onjuiste wijze heeft gedaan. Verweerder heeft niet alleen persoonsgegevens zoals naam, geboortedatum of geslacht, maar ook andere informatie gelieerd aan eisers of redelijkerwijs identificeerbaar aan hen, bij de inzage betrokken.
13. Voor wat betreft de persoonsgegevens van eisers zelf heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met het verstrekte Exceloverzicht in productie 15 en de toegezonden kopieën volledig en op juiste wijze voldaan aan het inzageverzoek van artikel 15 van de AVG.
Beroep op artikel 8 EVRM
14. Eisers voeren verder aan dat het bestreden besluit een schending betekent van hun recht op familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens eisers heeft verweerder op onwettige wijze ingegrepen in hun recht op een ongestoord gezinsleven en in hun functioneren als economische eenheid van drie personen. Het standpunt van verweerder op 7 juni 2017 dat hun zoon vanuit zijn directe omgeving (mantelzorgster) geen ondersteuning kan krijgen, staat in schril contrast met de werkelijkheid.
15. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven. Voor zover vanwege de weigering om inzage te geven in alle verwerkingen van persoonsgegevens waarom is verzocht kan worden gesproken van een inmenging in dit recht, kan naar het oordeel van de rechtbank geen schending daarvan of een positieve verplichting tot inzage in alle verzochte informatie worden aangenomen. Ingevolge artikel 8, tweede lid, van het EVRM is inmenging van enig openbaar gezag in dit recht namelijk toegestaan voor zover de inmenging bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Met artikel 41, eerste lid, aanhef en onder h, van de UAVG is de inmenging bij wet voorzien. De inmenging is ook noodzakelijk ter voorkoming van de verspreiding van mededelingen die vertrouwelijk zijn gedaan.
16. Met het laten prevaleren van voornoemd algemeen belang boven het belang van eisers bij inzage in alle verwerkingen van persoonsgegevens waarom is verzocht, heeft een redelijke belangenafweging plaatsgevonden en is voldaan aan de vereiste ‘fair balance’ in het kader van artikel 8 van het EVRM. Alleen al daarom is er geen strijd met artikel 8 van het EVRM.
Conclusie
17. Gelet op wat is geoordeeld in overweging 11 is het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 15 van de AVG. Uit de procedure bij de rechtbank is het voor eisers duidelijk geworden dat en op welke wijze verweerder de in overweging 11 genoemde persoonsgegevens heeft vastgelegd. Daarmee wordt nu voldaan aan artikel 15 van de AVG en is geen nieuwe besluitvorming door verweerder meer nodig. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit daarom in stand laten. Verweerder heeft op de zitting overigens toegezegd om het Exceloverzicht voor eisers compleet te zullen maken met deze gegevens.
18. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers het betaalde griffierecht vergoed.
19. De rechtbank is niet gebleken dat eisers voor de behandeling van hun beroep kosten hebben gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.E. Mollerus, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Wettelijk kader
Het inzagerecht in artikel 15 van de AVG is als volgt uitgewerkt:
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. de verwerkingsdoeleinden;
b. de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c. de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
(…)
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
1. Op grond van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder i, van de AVG kunnen de rechten als bedoeld in onder meer artikel 15 worden beperkt, op voorwaarde dat die beperking de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laat en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van: de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.
2. Op grond van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van de UAVG, kan de verwerkingsverantwoordelijke de verplichtingen en rechten, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 21 en artikel 34 van de AVG, buiten toepassing laten voor zover zulks noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van: de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.
Op grond van het tweede lid, onder g, houdt de verwerkingsverantwoordelijke bij de toepassing van het eerste lid rekening met in ieder geval, voor zover van toepassing, de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:GHDHA:2019:2398, r.o. 4.18 en 4.19.
2.ECLI:EU:C:2017:994.