ECLI:NL:RBMNE:2022:1424

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/16/536286 / KL ZA 22-41
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van rescue-honden en rectificatie van Facebookbericht in kort geding

In deze kortgedingprocedure vordert eiseres, een Belgische vereniging zonder winstoogmerk, de afgifte van twee rescue-honden die in bruikleen zijn gegeven aan gedaagde, een Nederlandse adoptant. Eiseres stelt dat de bruikleenovereenkomsten zijn beëindigd, omdat gedaagde niet voldoet aan de zorgplicht voor de honden en de gezondheid van de dieren in gevaar is. Gedaagde betwist deze claims en stelt dat de honden het goed maken en dat de bruikleenovereenkomsten nog steeds van kracht zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overeenkomsten zijn beëindigd. De vordering tot afgifte van de honden wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening is dat gedaagde de honden niet zonder recht of titel onder zich houdt. Daarnaast vordert eiseres rectificatie van een Facebookbericht van gedaagde, waarin zij haar negatieve ervaringen met de adoptie beschrijft. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar goede naam is geschaad door het bericht, aangezien zij niet in het bericht is genoemd en geen schade heeft geleden. De vorderingen van eiseres worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/536286 / KL ZA 22-41
Vonnis in kort geding van 14 april 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar Belgisch recht
de vereniging zonder winstoogmerk
[eiseres] vzw,
gevestigd te [vestigingsplaats] (België),
eiseres,
advocaat mr. J.F. Heerze te Hengelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.W. Boer te Zeist.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding met producties 1 tot en met 20;
­ de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 16;
­ de mondelinge behandeling van 31 maart 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
­ de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
In deze kortgedingprocedure gaat het om de volgende twee kernvragen. Is het voor de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat er redenen zijn om te beslissen dat:
1. [gedaagde] de honden [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] moet teruggeven aan [eiseres] ?
2. [gedaagde] haar Facebookbericht van 10 januari 2022 over haar ervaring met adoptie via een stichting moet rectificeren?
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en zal daarom de vorderingen van [eiseres] afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
2.3.
In dit vonnis komen eerst de omstandigheden waar partijen het over eens zijn aan bod: de feiten. Onder het kopje ‘de vordering en het verweer’ volgt wat [eiseres] wil in deze procedure en waarom, en daarna wat [gedaagde] daarvan vindt en waarom. Onder het kopje ‘de beoordeling’ zal de voorzieningenrechter per onderwerp zijn oordeel geven en uitleggen hoe hij tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is een vereniging zonder winstoogmerk die zich inzet voor de opvang van hulpbehoevende zwerfhonden uit Roemenië. De term die voor dit soort honden wordt gebruikt is: “rescue-honden”. [eiseres] zorgt onder andere ervoor dat ze het eigendom van de rescue-honden uit Roemenië verkrijgt. Vervolgens zoekt zij geschikte verzorgers (hierna: adoptanten) voor de rescue-honden in België en Nederland. Als er een match is tussen de adoptanten en de rescue-hond, geeft zij de hond in bruikleen (hierna ook: adoptie) aan de adoptant.
3.2.
Voor de goede uitoefening van haar doelstelling blijft [eiseres] eigenaar van de rescue-honden, zodat zij tijdens het leven van de rescue-honden betrokken blijft bij het lot en de verzorging van de honden.
3.3.
[gedaagde] woont in Nederland samen met haar moeder en een roedel van vijf honden en twee katten. [gedaagde] heeft ervaring met rescue-honden van andere stichtingen die soortgelijk werk verrichten.
3.4.
[eiseres] zocht een adoptant voor de rescue-hond [rescue-hond 2] . Op 7 december 2021 heeft [gedaagde] een filmpje van [rescue-hond 2] op Facebook gezien en heeft zij zich aangemeld voor de adoptie van [rescue-hond 2] bij [eiseres] . Voorafgaand aan de adoptie van [rescue-hond 2] heeft [gedaagde] een intakeformulier van [eiseres] ingevuld en naar [eiseres] teruggestuurd.
3.5.
Op 11 december 2021 heeft mevrouw [A] , een gevolmachtigde namens [eiseres] , samen met [rescue-hond 2] de woning van [gedaagde] bezocht. Vervolgens heeft mevrouw [A] namens [eiseres] een bruikleenovereenkomst met [gedaagde] gesloten voor de bruikleen, dus adoptie van [rescue-hond 2] en [rescue-hond 2] aan [gedaagde] overgedragen. Uit de bruikleenovereenkomst volgt dat [eiseres] eigenaar blijft van [rescue-hond 2] en dat de bruikleenovereenkomst voor onbepaalde duur is overeengekomen. Mevrouw [A] en [gedaagde] spraken af dat [gedaagde] regelmatig een update zou sturen over [rescue-hond 2] . Daarna hebben ze regelmatig contact gehad, totdat [gedaagde] mevrouw [A] blokkeerde.
3.6.
Op 12 december 2021 heeft [gedaagde] per bankoverschrijving een bedrag van € 350 betaald aan [eiseres] voor de adoptie van [rescue-hond 2] .
3.7.
Op 22 december 2021 heeft [eiseres] via Facebook meegedeeld aan [gedaagde] dat een adoptie voor een andere rescue-hond genaamd [rescue-hond 1] is mislukt. Op 23 december 2022 heeft [eiseres] via Facebook aan [gedaagde] geschreven dat ze bij de terugkomst van [rescue-hond 1] aan [gedaagde] dacht voor eventuele adoptie van [rescue-hond 1] . [gedaagde] heeft als reactie kenbaar gemaakt dat ze geraakt is door [rescue-hond 1] en erover nadenkt.
3.8.
Op 27 december 2021 hebben [eiseres] en [gedaagde] via Facebook uitgebreid over [rescue-hond 1] gesproken. [gedaagde] heeft foto’s van haar roedel gedeeld en met [eiseres] besproken of [rescue-hond 1] zou passen in de roedel van honden van [gedaagde] . Op 28 december 2021 heeft [eiseres] via Facebook aan [gedaagde] geschreven dat ze denkt dat [rescue-hond 1] bij [gedaagde] gelukkig gaat zijn en dat ze [rescue-hond 1] aan niemand anders (buiten haar zus en haar zelf om) zou willen toevertrouwen dan aan [gedaagde] . Het huis van [gedaagde] staat vol met ‘mandjes’ [lees: van andere honden] en volgens [eiseres] is dat ideaal voor [rescue-hond 1] . Nadien spreken partijen af dat [gedaagde] [rescue-hond 1] adopteert en dat [eiseres] [rescue-hond 1] komt brengen naar [gedaagde] .
3.9.
Op 4 januari 2022 hebben de zussen [B] , als bestuurders van [eiseres] , samen met [rescue-hond 1] de woning van [gedaagde] bezocht. Vervolgens hebben [eiseres] en [gedaagde] een bruikleenovereenkomst voor de bruikleen, dus adoptie van [rescue-hond 1] getekend (eenzelfde bruikleenovereenkomst als voor [rescue-hond 2] is overeengekomen), en heeft [eiseres] [rescue-hond 1] aan [gedaagde] overgedragen. [gedaagde] heeft nog tijdens het bezoek van [eiseres] geconstateerd dat het linkeroog van [rescue-hond 1] vergroot was. Hierover hebben partijen gesproken. [eiseres] heeft [gedaagde] verteld dat in Roemenië naar het oog van [rescue-hond 1] is gekeken en dat geconcludeerd was dat [rescue-hond 1] geen last had van het vergrote oog.
3.10.
Op 6 januari 2022 heeft [gedaagde] [rescue-hond 1] naar de dierenarts gebracht voor onderzoek en de gebruikelijke inentingen. De dierenarts heeft geconcludeerd dat het oog van [rescue-hond 1] behoorlijke schade had opgelopen. De lens van het oog van [rescue-hond 1] had losgelaten, waardoor glaucoom is ontstaan. Volgens de dierenarts heeft [rescue-hond 1] weinig zicht en heeft ze pijn aan het oog. De dierenarts heeft geadviseerd het oog dan wel de lens operatief te laten verwijderen, heeft meegedeeld dat deze ingreep in het Universitair dierenziekenhuis Utrecht zou kunnen plaatsvinden en heeft de kosten van de ingreep op € 1.100 begroot.
3.11.
Op dezelfde dag na het bezoek aan de dierenarts heeft [gedaagde] per Whatsapp-bericht [eiseres] verzocht [rescue-hond 1] te komen ophalen, omdat de dierenarts had geconcludeerd dat [rescue-hond 1] aan haar oog geopereerd moest worden. Ze schreef dat ze deze medische kosten niet kan betalen, maar dat [rescue-hond 1] wel geholpen moet worden. Verder schreef ze dat ze het adoptiebedrag niet zal overmaken, omdat de adoptie niet doorgaat. [eiseres] en [gedaagde] hebben afgesproken dat [eiseres] [rescue-hond 1] op 9 januari 2022 zou komen ophalen. [gedaagde] heeft verder in een opvolgend Whatsappbericht geschreven dat [rescue-hond 2] bij haar blijft.
3.12.
Op 8 januari 2022 heeft [gedaagde] per Whatsapp-bericht aan [eiseres] de ophaalafspraak van 9 januari 2022 voor [rescue-hond 1] afgezegd met de mededeling dat ze de afspraak wil uitstellen. Daarna laat [gedaagde] aan [eiseres] weten dat ze de verzorging voor [rescue-hond 1] toch wil voortzetten en dat ze het adoptiebedrag voor [rescue-hond 1] heeft overgemaakt. Op dezelfde dag heeft [gedaagde] per bankoverschrijving een bedrag van € 150 voor [rescue-hond 1] aan [eiseres] overgemaakt. Ook heeft [gedaagde] die dag per Whatsapp-bericht aan mevrouw [A] geschreven dat het contract niet juridisch geldig is, dat zij officieel eigenaar van de honden is en blijft, en dat de honden niet meegaan met [eiseres] .
3.13.
Eveneens op 8 januari 2022 heeft [eiseres] per e-mail aan [gedaagde] geschreven dat ze heeft geconstateerd dat [gedaagde] [eiseres] heeft geblokkeerd, dat dat bewijst dat [gedaagde] niet meer te vertrouwen is, en dat [eiseres] nu niet alleen [rescue-hond 1] terug wil, maar ook [rescue-hond 2] . Verder heeft [eiseres] geschreven dat ze inmiddels de gegevens heeft van de woningstichting, waarvan [gedaagde] haar woning huurt, en dat ze de woningstichting op de hoogte zal brengen als [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] niet begin volgende week terug zijn bij [eiseres] . [eiseres] heeft daarbij gesuggereerd dat de andere vijf honden en de katten ook niet meer bij [gedaagde] kunnen blijven, zodra de stichting op de hoogte is gesteld. Hierop heeft [gedaagde] per e-mail gereageerd dat ze van haar advocaat niet meer in contact mag treden met [eiseres] .
3.14.
Op 9 januari 2022 heeft [eiseres] per e-mail aan [gedaagde] onder andere nogmaals geschreven dat zij geen vertrouwen meer in [gedaagde] heeft, dat ze de honden [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] niet bij [gedaagde] kan achterlaten en dat ze kosten nog moeite zal sparen om ze terug te krijgen. Ook heeft [eiseres] geschreven dat, wanneer eenmaal de rechtbank en de woningbouwvereniging bij de zaak worden betrokken er geen weg terug is voor [gedaagde] en dat die weg voor [gedaagde] en haar moeder niet alleen financiële consequenties kan hebben, maar misschien ook consequenties voor de woonsituatie van haar roedel honden.
3.15.
In deze periode heeft mevrouw [A] per sms-bericht aan [gedaagde] geschreven:

Waarom blokkeer je mij nu? Wij geven je tot maandag om een afspraak te maken om beide honden te laten ophalen die jij in BRUIKLEEN hebt. Zoek even goed uit wat bruikleen inhoudt. Komt er geen reactie op dan gaan er juridische stappen genomen worden, de politie wordt bij deze op de hoogte gesteld dat jij onze honden ontvreemd, jammer dat dit zo moet.”
Nadien heeft mevrouw [A] twee sms-berichten ontvangen:

Ik steek de honden nog liever in de haard dan dat ik ze terug geef. Het is jullie verantwoordelijkheid om de mensen goed te controleren voordat je de honden daar laat. Nu zijn het MIJN HONDEN! Ook al is het contract geldig en was ik het kortstondig met het contract eens, de honden krijgen jullie nooit meer terug. [rescue-hond 1] heeft inderdaad niet zo veel last van haar oog en ik ga druppels bestellen op het internet die goed zouden werken. Geef het op, ik geef MIJN honden niet af. En nog iets, ik ga aangifte doen van stalking en bedreiging dat jullie mijn honden willen afpakken! Misschien ga ik zelf wel [rescue-hond 1] haar oog verwijderen, dat zullen jullie nooit en te nimmer weten, jullie krijgen ze nooit meer te zien! Als of er een rechter is die met een stichting mee gaat werken, dat geloof ik niet. Ik wil nooit meer wat van jullie vernemen en mochten mijn honden opgehaald worden dan laat ik ALLEEN politie binnen. Praat maar met mijn woningstichting en/of buren hoor dat doet mij en mijn moeder niets. Als hij zegt dat ik schreeuw en mijn honden schop dan is dat alleen als zij echt niet luisteren want ik ben dol op MIJN honden! En nu is het klaar, punt uit!”
3.16.
Op 10 januari 2022 heeft [gedaagde] op haar Facebookpagina onder haar
schrijverspseudoniem [.] een Facebookbericht (hierna: het Facebookbericht)
geplaatst over haar ervaring met adoptie van een dier bij een stichting. Zonder de naam van [eiseres] te noemen beschrijft ze wat er volgens haar misging bij de adoptie van de hondjes. Ze schrijft over verstrekking van onjuiste informatie en intimidatie. Ze sluit af met de waarschuwing dat mensen zich eerst goed moeten laten informeren voordat ze met een stichting verder gaan. In het bericht heeft ze kenbaar gemaakt dat het in haar geval gaat om een Belgische stichting en onder andere om een Roemeens hondje. In een update een paar dagen erna schrijft ze dat de stichting een juridische procedure start, dat de stichting geld wil verdienen over de rug van behoeftige dieren en dat chatberichten worden verwijderen, wat volgens haar een duidelijk teken is van oplichtingspraktijken.
3.17.
Op 12 januari 2022 heeft de dierenarts van dierenkliniek [plaatsnaam] het oog van [rescue-hond 1] operatief verwijderd en de wond gehecht.
3.18.
Op 13 januari 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat [eiseres] niet ermee akkoord is dat [gedaagde] [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] onder zich houdt en dat ze de honden komt ophalen.
3.19.
Op 15 januari 2022 heeft [eiseres] bij brief aan [gedaagde] meegedeeld dat zij zowel de bruikleenovereenkomst voor [rescue-hond 1] als voor [rescue-hond 2] ontbindt en zij verzoekt [gedaagde] de honden [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] aan [eiseres] te overhandigen.
3.20.
Ook is op 15 januari 2022 de dierenpolitie [plaatsnaam] langs geweest bij [gedaagde] en heeft de dierenpolitie gekeken naar (de verblijfsituatie van) [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] .
3.21.
Op 21 januari 2022 heeft [eiseres] per e-mail geschreven aan [gedaagde] dat ze nog een laatste kans heeft om te bevestigen dat ze [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] teruggeeft aan [eiseres] . In dat geval zou [eiseres] [gedaagde] , haar moeder, de vijf andere honden en de twee katten met rust laten. Als [gedaagde] niet meewerkt, zo heeft [eiseres] geschreven, dan zal [eiseres] een gerechtelijke procedure starten, maar ook het nodige doen in samenspraak met de andere stichtingen ten aanzien van de andere adoptiehonden bij [gedaagde] .
3.22.
Op 27 januari 2022 heeft de advocaat van [eiseres] per brief [gedaagde] gesommeerd [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] terug te geven aan [eiseres] . Bij e-mail van 13 februari 2022 heeft de advocaat van [gedaagde] hierop gereageerd dat er geen grond is voor de gestelde buitengerechtelijke ontbinding en deze van de hand gewezen.
3.23.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een afspraak gemaakt dat [eiseres] op 18 februari 2022 op bezoek zal komen bij [gedaagde] onder begeleiding van de dierenpolitie [plaatsnaam] om [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] te bezoeken. Op 18 februari 2022 heeft de dierenpolitie aan [gedaagde] telefonisch laten weten dat de afspraak is afgezegd door [eiseres] vanwege een corona-besmetting. Partijen hebben nadien geen nieuwe afspraak meer gepland.

4.De vorderingen en het verweer

Wat vordert [eiseres] en waarom?
4.1.
[eiseres] vordert - na eiswijziging tijdens de zitting ten aanzien van de vordering onder 2 - uitvoerbaar bij voorraad:
1. veroordeling van [gedaagde] tot afgifte van de honden [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] aan [eiseres] , op een daartoe door [eiseres] te bepalen plaats, binnen 4 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 1.800;
2. veroordeling van [gedaagde] tot rectificatie van het Facebookbericht door in een nieuwe publicatie op Facebook iets positiefs te schrijven over [eiseres] , gericht aan de door [gedaagde] aan [eiseres] op te geven adressanten waaraan het Facebookbericht was en is gericht, of althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bericht, binnen vier dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan de deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 3.000;
3. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten met de wettelijke rente over beide kostenposten.
4.2.
Aan de vordering tot afgifte van [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] legt [eiseres] ten grondslag dat de bruikleenovereenkomsten voor zowel [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] zijn geëindigd of beëindigd door opzegging, beëindiging met wederzijds goedvinden, ontbinding en/of vernietiging op grond van dwaling. Hiervoor geeft [eiseres] de volgende redenen. Ten eerste heeft [gedaagde] volgens [eiseres] afgezien van de adoptie van [rescue-hond 1] en aangeboden [rescue-hond 2] terug te geven en [eiseres] heeft daarmee ingestemd, waardoor de bruikleenovereenkomsten voor [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] zijn opgezegd dan wel beëindigd met wederzijds goedvinden. Ten tweede heeft [eiseres] de bruikleenovereenkomsten buitengerechtelijk ontbonden, omdat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de bruikleenovereenkomsten. Ten derde heeft [eiseres] de bruikleenovereenkomsten voor [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] vernietigd op grond van dwaling, omdat [gedaagde] niet naar waarheid het intakeformulier voorafgaand aan de adoptie van [rescue-hond 2] heeft ingevuld.
4.3.
Aan de vordering tot rectificatie van het Facebookbericht legt [eiseres] ten grondslag dat het bericht onjuist en onvolledig is en daardoor misleidend, en dat dit bericht haar goede naam schaadt, waardoor zij wordt belet om aan haar doelstelling te voldoen. Potentiële adoptanten zouden door het Facebookbericht worden ontmoedigd om contact te zoeken met [eiseres] om een rescue-hond te adopteren, waardoor minder honden kunnen worden gered.
Wat vindt [gedaagde] en waarom?
4.4.
[gedaagde] vindt dat [eiseres] niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, dan wel dat haar vorderingen moeten worden afgewezen, en wil dat [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.5.
[gedaagde] voert, samengevat weergegeven, het volgende aan als verweer. [gedaagde] betwist dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Ze betwist dat ze de bruikleenovereenkomst van [rescue-hond 2] heeft opgezegd. Verder betwist ze dat zij heeft bedoeld de bruikleenovereenkomst van [rescue-hond 1] op te zeggen. Ook betwist ze dat ze tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de bruikleenovereenkomsten. Volgens haar maken de honden [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] het goed bij haar, voldoet ze aan de informatieverplichtingen voor zover die zijn overeengekomen en heeft ze de overeengekomen adoptiebedragen betaald. Ook betwist ze dat ze niet naar waarheid het intakeformulier bij de adoptie van [rescue-hond 2] heeft ingevuld.
4.6.
Ten aanzien van het Facebookbericht betwist [gedaagde] dat het bericht onrechtmatig is en dat de belangen van [eiseres] door het bericht worden geschaad. Volgens [gedaagde] heeft zij in algemene bewoording de problematiek beschreven van adoptie van (zwerf)dieren uit het buitenland via stichtingen. Zij heeft het Facebookbericht op haar eigen account geplaatst, zonder enige verwijzing naar [eiseres] .

5.De beoordeling

Nederlandse rechter bevoegd

5.1.
[eiseres] is gevestigd in België en [gedaagde] woont in Nederland. Hierdoor heeft het geschil een internationaal karakter. De voorzieningenrechter moet dan eerst vaststellen of hij rechtsmacht heeft. Wat betreft de rechtsmacht is de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel Ibis-verordening) op deze procedure van toepassing, omdat de vorderingen onder burgerlijke en handelszaken vallen, en tevens niet vallen onder de uitzonderingen genoemd in artikel 2 van de Brussel Ibis-verordening. Aangezien de gedaagde partij [gedaagde] in Nederland woont, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 van de Brussel Ibis-verordening bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen.
Toetsingskader kort geding
5.2.
Het gaat hier om in kort geding gevraagde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet beoordelen of [eiseres] , gelet op de belangen van beide partijen, bij de behandeling van de gevraagde voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat, gelet op de aard van het kort geding, in deze procedure in het algemeen geen plaats is voor uitgebreide bewijslevering.
Spoedeisend belang
5.3.
[eiseres] heeft de voorzieningen gevorderd als eigenaar van de honden [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] . Zij maakt zich zorgen over het welzijn van haar honden en zij meent dat [gedaagde] hen zonder recht of titel onder zich houdt. [gedaagde] betwist dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde voorzieningen, omdat de gevraagde voorzieningen naar hun aard niet spoedeisend zijn en de honden het goed maken. Ook voert zij aan dat opnieuw een gesprek zou worden gepland tussen [eiseres] , [gedaagde] en de dierenpolitie [plaatsnaam] , maar dat dat nog niets is gebeurd.
5.4.
Gelet op de afwezigheid van goede communicatie tussen partijen, de zorgen van [eiseres] omtrent de welzijn van de honden, het feit dat [eiseres] eigenaar is van de honden en de aard van de gevraagde voorzieningen vindt de voorzieningenrechter dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de behandeling van de gevraagde voorzieningen in kort geding. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorlopige voorzieningen dus inhoudelijk beoordelen.
De vordering tot afgifte van de honden wordt niet toegewezen
5.5.
[eiseres] stelt dat de bruikleenovereenkomsten met [gedaagde] voor [rescue-hond 2] en [rescue-hond 1] zijn geëindigd of beëindigd op grond van opzegging door [gedaagde] , wederzijds goedvinden, ontbinding dan wel opzegging door [eiseres] , en/of door vernietiging op grond van dwaling. Volgens [eiseres] houdt [gedaagde] [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] hierdoor zonder recht of titel en is zij gehouden de honden terug te geven aan [eiseres] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat hij het niet aannemelijk vindt dat de bruikleenovereenkomsten voor [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] zijn beëindigd of geëindigd. De voorzieningenrechter zal zijn oordeel per aangevoerde grond bespreken.
1)
De opzegging door [gedaagde] en de beëindiging met wederzijds goedvinden is niet aannemelijk geworden
5.6.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de bruikleenovereenkomst voor [rescue-hond 1] op 6 januari 2022 heeft opgezegd, dat [eiseres] de opzegging heeft aanvaard en dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] [rescue-hond 1] op 9 januari 2022 zou komen ophalen bij [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat het haar bedoeling was om de bruikleenovereenkomst voor [rescue-hond 1] met [eiseres] op te zeggen. Ze heeft hierover uitgelegd dat zij en haar moeder, na het dierenartsbezoek van 6 januari 2022 hevig geëmotioneerd waren. Herinneringen aan operaties die de moeder van [gedaagde] heeft ondergaan kwamen naar boven en er was ook boosheid op [eiseres] omdat [gedaagde] zich onvolledig geïnformeerd voelde over de lichamelijke toestand van [rescue-hond 1] . Ook waren er zorgen over de medische kosten voor [rescue-hond 1] waar [gedaagde] niet op had gerekend. Om die reden heeft [gedaagde] op 6 januari 2022 na het dierenartsbezoek [eiseres] verzocht [rescue-hond 1] te komen ophalen. Maar, kort daarna kwam [gedaagde] hierop terug, omdat [rescue-hond 1] zich volgens haar thuis voelde bij haar in de roedel en zij meer informatie had ingewonnen over de medische ingreep. Dit heeft zij [eiseres] laten weten en zij heeft op 8 januari 2022 de volgens haar overeengekomen adoptiebijdrage aan [eiseres] betaald.
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bruikleenovereenkomst voor [rescue-hond 1] voor onbepaalde duur is overeengekomen. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat het haar bedoeling is een rescue-hond duurzaam bij een adoptant te plaatsen. [eiseres] wil in het belang van de rescue-hond voorkomen dat deze telkens naar een nieuw woonadres wordt verplaatst en aan een nieuwe verzorger moet wennen. [gedaagde] aan de andere kant heeft [rescue-hond 1] ook geadopteerd met de intentie duurzaam, dus zo lang als kan, voor haar te zorgen. De voorzieningenrechter vindt het voorstelbaar dat [gedaagde] na het dierenartsbezoek in haar emotie de bruikleenovereenkomst heeft opgezegd, en hier achteraf spijt van heeft gehad. Omdat [gedaagde] snel daarna, in elk geval al op 8 januari 2022, aan [eiseres] heeft laten weten dat ze niet de bedoeling had de bruikleenovereenkomst op te zeggen, en zij ook daarnaar heeft gehandeld door onder meer op 8 januari 2022 een geldbedrag over te maken naar [eiseres] , kan [gedaagde] in alle redelijkheid niet aan haar opzegging in emotionele toestand worden gehouden. Een dergelijke kortstondige duur van adoptie gaat in tegen de bedoeling van de bruikleenovereenkomst en de bedoeling van partijen bij aanvang van de adoptie van [rescue-hond 1] . De voorzieningenrechter vindt het daarom onvoldoende aannemelijk dat in de bodemprocedure zal komen vast te staan dat de bruikleenovereenkomst voor [rescue-hond 1] is opgezegd door [gedaagde] .
5.8.
Voor wat betreft de bruikleenovereenkomst van [rescue-hond 2] stelt [eiseres] dat deze met wederzijds goedvinden is beëindigd. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] aangeboden dat [rescue-hond 2] terug kon naar [eiseres] , als [eiseres] de adoptiekosten en kosten voor onderhoud van [rescue-hond 2] en [rescue-hond 1] aan haar zou betalen. [eiseres] stelt dat zij deze voorwaarden heeft aanvaard, en dat daarmee de bruikleenovereenkomst voor [rescue-hond 2] tot een einde is gekomen. [gedaagde] heeft ter zitting betwist dat ze dit aanbod heeft gedaan. Uit de door [eiseres] overgelegde stukken blijkt niet dat [gedaagde] de intentie heeft gehad om [rescue-hond 2] weer terug aan te geven aan [eiseres] . Integendeel, uit de stukken volgt dat [gedaagde] herhaaldelijk heeft gezegd dat ze wil dat [rescue-hond 2] bij haar blijft. De voorzieningenrechter vindt het daarom onvoldoende aannemelijk dat in de bodemprocedure zal komen vast te staan dat de bruikleenovereenkomst voor [rescue-hond 2] met wederzijds goedvinden is beëindigd.
2)
Gronden voor ontbinding van de bruikleenovereenkomsten niet aannemelijk
5.9.
[eiseres] stelt dat zij de bruikleenovereenkomsten met [gedaagde] voor [rescue-hond 2] en [rescue-hond 1] heeft ontbonden dan wel dat er gronden zijn voor ontbinding, omdat [gedaagde] tekortschoot in de nakoming van haar verplichtingen, dan wel dat het duidelijk is dat [gedaagde] tekort zal schieten, om de volgende redenen.
1. De veiligheid en de gezondheid van [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] zijn in gevaar, omdat [gedaagde] :
a. heeft geschreven dat ze de honden liever in de haard steekt dan teruggeeft aan [eiseres] ;
b. heeft geschreven dat ze het oogje van [rescue-hond 1] misschien zelf wel verwijderd;
c. geen toestemming heeft gevraagd voor de operatie van [rescue-hond 1] .
2. [gedaagde] draagt niet als goed huisvader zorg voor [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] , dan wel zal niet goed zorgdragen voor de honden, omdat [gedaagde] :
a. niet in staat is de honden de noodzakelijke medische behandeling te laten ondergaan;
b. teveel honden houdt om daar op een verantwoorde wijze voor te kunnen verzorgen;
c. tegen de honden schreeuwt en ze schopt als ze niet luisteren.
3. [gedaagde] komt haar informatieverplichtingen tegenover [eiseres] niet na, omdat geen contact meer met [eiseres] plaatsvindt en omdat vertegenwoordigers van [eiseres] niet ontvangen worden voor bezoek.
4. [gedaagde] beschouwt [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] als haar eigendom, terwijl de honden in bruikleen zijn.
5. [gedaagde] heeft niet de volledige adoptie vergoeding van € 325 voor [rescue-hond 1] betaald.
5.10.
[gedaagde] betwist dat zij de sms-berichten aan mevrouw [A] zoals omschreven onder 3.15 heeft verstuurd. Zij voert aan dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat [gedaagde] de berichten heeft verstuurd; de berichten kunnen door iemand anders zijn verzonden. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter samen met partijen een filmpje waargenomen, waarop te zien is dat mevrouw [A] de contactgegevens, waaronder het telefoonnummer van [gedaagde] , opgeslagen in haar telefoon filmt en vervolgens de berichtgeschiedenis die bij dit contact horen. De voorzieningenrechter vindt het voldoende aannemelijk dat [gedaagde] de hiervoor genoemde sms-berichten aan mevrouw [A] heeft gestuurd.
5.11.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. De sms-berichten, zoals beschreven onder 3.15 die aan mevrouw [A] zijn verzonden, zijn afschrikwekkend. De voorzieningenrechter vindt het heel begrijpelijk dat hierdoor grote zorgen bij [eiseres] zijn gewekt over het welzijn van [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] , en hierdoor twijfel is ontstaan over de intenties van [gedaagde] .
5.12.
Daartegenover staat dat partijen in toenemende mate op opgefokte toon met elkaar communiceerden via e-mail/Facebook/Whatsapp. Ook is het voor de voorzieningenrechter voorstelbaar dat de berichtgeving van [eiseres] als intimiderend is over gekomen op [gedaagde] . [eiseres] schreef namelijk dat ze meldingen zou doen bij de politie en de woningstichting, waarbij [eiseres] suggereerde dat als gevolg daarvan wellicht alle honden bij [gedaagde] zouden worden opgehaald.
5.13.
Maar voor een oordeel over de gevraagde voorziening is het vooral van belang of de veiligheid en de gezondheid van de honden op dit moment daadwerkelijk in gevaar zijn. Gelet op het partijdebat en de vastgestelde feiten is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat de honden op dit moment in gevaar zijn. Integendeel, uit de gedragingen van [gedaagde] blijkt dat [gedaagde] zich inspant de honden als goed huisvader te verzorgen. Dit baseert de voorzieningenrechter op:
  • de omstandigheid dat [gedaagde] twee dagen na adoptie [rescue-hond 1] meeneemt naar de dierenarts voor controle en onderzoek;
  • dat [gedaagde] op advies van de dierenarts [rescue-hond 1] onverwijld heeft laten behandelen aan haar oog door de dierenarts, omdat [rescue-hond 1] volgens de dierenarts pijn zou hebben aan het oog;
  • de verklaring van 17 maart 2022 van de dierenarts van dierenkliniek [plaatsnaam] , waarin de dierenarts verklaart dat de dieren van [gedaagde] waarmee ze langskomt bij de kliniek goed zijn verzorgd, dat [gedaagde] om advies vraagt en gegeven advies ook opvolgt;
  • dat de dierenpolitie [gedaagde] en de honden in haar woning heeft bezocht en geen misstanden heeft geconstateerd.
Verder merkt de voorzieningenrechter op dat op grond van de bruikleenovereenkomsten geen verplichting bestaat voor [gedaagde] voorafgaand aan een dierenartsbezoek- of medische ingreep toestemming te vragen aan [eiseres] . Alleen ingeval van euthanasie moet [eiseres] voorafgaand aan de euthanasie op de hoogte worden gesteld en kan [eiseres] een second opinion aanvragen. Zodra [gedaagde] de diagnose over het oog van [rescue-hond 1] had kregen van de dierenarts, heeft zij dit gemeld bij [eiseres] . Dat is in lijn met de bepaling in de bruikleenovereenkomst dat bij ziekte, overlijden of een andere aangrijpende gebeurtenis de adoptant binnen een week erna contact opneemt met [eiseres] .
5.14.
Het argument dat [gedaagde] in haar woning teveel honden houdt om op verantwoorde wijze voor de honden te kunnen verzorgen, vindt de voorzieningenrechter een achteraf gezocht argument. [eiseres] heeft zelf de toenadering tot [gedaagde] gezocht voor de plaatsing van [rescue-hond 1] en haar aangeprezen als een goed thuis voor rescue-honden, terwijl de woon- en leefomstandigheden van [gedaagde] met haar roedel reeds bekend waren bij [eiseres] gelet op de eerdere adoptie van [rescue-hond 2] . Ook bij de plaatsing van [rescue-hond 2] waren de leef-en woonomstandigheden van [gedaagde] geïnspecteerd en kennelijk niet bezwaarlijk bevonden door [eiseres] . Die woon- en leefomstandigheden zijn niet gewijzigd, althans dat is niet gesteld of gebleken.
5.15.
De voorzieningenrechter vindt dat onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichting de adoptiebijdrage voor [rescue-hond 1] te betalen. [eiseres] heeft gesteld dat de adoptiebijdrage voor [rescue-hond 1] € 325 bedroeg. [gedaagde] heeft betwist dat partijen die prijs zijn overeengekomen. Volgens haar zijn partijen overeengekomen dat zij een bedrag van € 150 moest betalen, en dat bedrag heeft zij op 8 januari 2022 voldaan. [gedaagde] voert daarbij aan dat zij € 150 mocht betalen, omdat de voormalige adoptant van [rescue-hond 1] al € 175 had betaald. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat [eiseres] dit soort betaalafspraken wel eens maakte in het verleden, maar dat die afspraak niet met [gedaagde] is overeengekomen. In de bodemprocedure zou het op de weg van [eiseres] liggen om aan te tonen welk adoptiebedrag zij met [gedaagde] is overeengekomen, nu het door [eiseres] gestelde bedrag gemotiveerd wordt betwist. Voor de voorzieningenrechter is in de kortgedingprocedure onvoldoende aannemelijk geworden dat partijen een adoptiebedrag van € 325 zijn overeengekomen.
5.16.
De voorzieningenrechter vindt het begrijpelijk dat [eiseres] bezorgd was over de uitingen van [gedaagde] dat de honden haar eigendom waren geworden en dat [eiseres] de honden nooit meer zou zien. Ook voor deze uitlatingen geldt dat ze plaatsvonden in een periode dat partijen in een verhit debat waren verwikkeld. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat het haar duidelijk is dat [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] eigendom zijn van [eiseres] , en dat ze dat ook blijven. Ook heeft ze verklaard dat het voor haar duidelijk is dat [eiseres] betrokken blijft bij het lot van de honden en graag op de hoogte wordt gehouden over het leven van de honden. [gedaagde] heeft verklaard hieraan te zullen meewerken.
5.17.
Voor wat betreft de gestelde schending van de informatieverplichtingen stelt de voorzieningenrechter vast dat in de bruikleenovereenkomst enkel de afspraak is opgenomen dat [eiseres] toezicht houdt op de uitvoering van het contract door onder meer huisbezoeken voor en na de overdracht van de hond uit te voeren. Er is niet afgesproken hoe vaak een dergelijk huisbezoek moet plaatsvinden. Tussen partijen staat vast dat voor 18 februari 2022 een huisbezoek was gepland, welke is afgezegd door [eiseres] . De voorzieningenrechter ziet daarom ook niet in op welke grond [gedaagde] tekort zou zijn geschoten in deze verplichting. Verder is in de bruikleenovereenkomst niet bepaald dat de adoptant [eiseres] van informatie moet voorzien. Hierin kan [gedaagde] dan ook niet tekort zijn geschoten of schieten. Dit laat onverlet dat [gedaagde] uit eigen beweging [eiseres] van informatie kan voorzien. Gelet op het getoonde begrip van [gedaagde] voor de wens van [eiseres] om op de hoogte te blijven van de honden geeft de voorzieningenrechter partijen mee dat zij met elkaar voor de toekomst afspraken kunnen maken hoe vaak en op welke wijze [gedaagde] [eiseres] op de hoogte houdt van [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] .
5.18.
Met in achtneming van het bovenstaande is het voor voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat in de bodemprocedure zal komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de bruikleenovereenkomsten voor [rescue-hond 2] en [rescue-hond 1] , op grond waarvan [eiseres] deze bruikleenovereenkomsten mocht of kan ontbinden.
3)
Geen ruimte in de kortgedingprocedure voor de beoordeling van de opzegging door [eiseres]
5.19.
[eiseres] voert aan dat, voor het geval de bruikleenovereenkomsten niet eerder zouden zijn geëindigd of beëindigd, zij de bruikleenovereenkomsten om de hierboven genoemde redenen opzegt, tegen een aan [gedaagde] te betalen vergoeding die gelijk is aan de betaalde adoptiebijdragen.
5.20.
De bruikleenovereenkomsten zijn voor onbepaalde tijd aangegaan en worden aangemerkt als duurovereenkomsten, zonder dat in de overeenkomsten een regeling voor opzegging voor partijen is opgenomen. Een duurovereenkomst kan in beginsel wel worden opgezegd, tenzij uit de partijbedoeling anders blijkt. Maar, ook als opzegging in beginsel mogelijk is, dan kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat voor opzegging een zwaarwegende grond is vereist, of dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen, en/of dat opzegging gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van een schadevergoeding.
5.21.
Gelet op de verklaringen van partijen, zoals ook opgenomen onder 5.7, en het gevoerde partijdebat zal een zorgvuldig onderzoek naar de partijbedoeling moeten uitwijzen of, en zo ja, onder welke voorwaarden de bruikleenovereenkomsten voor [rescue-hond 2] en [rescue-hond 1] kunnen worden opgezegd. Hiervoor zal in een bodemprocedure ruimte zijn. In deze procedure acht de voorzieningenrechter de mogelijkheid tot onverwijlde opzegging op de aangevoerde gronden onvoldoende aannemelijk. Ook is het onvoldoende aannemelijk voor de voorzieningenrechter dat de bruikleenovereenkomsten zo moeten worden uitgelegd dat [eiseres] op de aangevoerde gronden onverwijlde teruggave van [rescue-hond 1] en [rescue-hond 2] kan vorderen, nu niet is komen vast te staan dat hun veiligheid en gezondheid bij [gedaagde] in gevaar zijn.
4)
Dwaling onvoldoende aannemelijk
5.22.
[eiseres] stelt dat de bruikleenovereenkomsten zijn vernietigd op grond van dwaling aan de zijde van [eiseres] . [eiseres] voert aan dat [gedaagde] het intakeformulier voorafgaand aan de adoptie van [rescue-hond 2] niet naar waarheid heeft ingevuld. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat, als [gedaagde] op het intakeformulier bij de adoptie van [rescue-hond 2] naar waarheid had vermeld dat [gedaagde] voorheen zeven honden had, waarvan ze er twee had moeten wegdoen op last van de woningstichting, dat ze nooit [gedaagde] zou hebben aanvaard als adoptant. [gedaagde] heeft betwist dat ze het intakeformulier bij aanvang van de adoptie van [rescue-hond 2] niet naar waarheid heeft ingevuld. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat ze op het intakeformulier heeft moeten vermelden hoeveel dieren zij onder zich had. Zij heeft op het intakeformulier vermeld dat ze vijf honden en twee katten had, gelijk aan het aantal dieren dat op dat moment bij haar woonachtig was. In een eerdere periode had ze nog een zesde hond bij haar wonen. Dat was volgens [gedaagde] een getraumatiseerde rescue-hond die veel blafte. Omdat de buren daarvan overlast ervaarden, heeft ze in overleg met de woningstichting besloten afstand te doen van deze rescue-hond. Volgens [gedaagde] heeft de woningstichting niet gezegd dat ze de hond moest wegdoen, omdat ze te veel honden bij zich had wonen.
5.23.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] vindt de voorzieningenrechter het onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] het intakeformulier niet naar waarheid heeft ingevuld. Daarbij is onvoldoende gesteld en onderbouwd dat [eiseres] bij een volgens haar juiste voorstelling van zaken de bruikleenovereenkomsten niet zou zijn overeengekomen met [gedaagde] . Dit geldt te meer voor de situatie van [rescue-hond 1] , aangezien daar geen intakeformulier aan te pas is gekomen. Zoals eerder uiteengezet, heeft [eiseres] voor de plaatsing van [rescue-hond 1] als adoptiehond zelf toenadering gezocht tot [gedaagde] .
5)
Slotsom: afwijzing van de vordering tot afgifte van de honden
5.24.
De slotsom van 5.5 t/m 5.23 is dat naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in deze procedure onvoldoende aannemelijk is geworden dat de bruikleenovereenkomsten voor [rescue-hond 2] en [rescue-hond 1] tussen partijen zijn geëindigd of beëindigd. Dit betekent dat op dit moment niet kan worden aangenomen dat in een bodemprocedure op die grond zal worden geoordeeld dat [gedaagde] [rescue-hond 2] en [rescue-hond 1] zonder recht of titel onder zich houdt en dat, vooruitlopend daarop, in dit kort geding afgifte van de honden is gerechtvaardigd. De gevraagde voorlopige voorziening tot afgifte van de honden zal dan ook daarom worden afgewezen.
Bewijslevering in kort geding
5.25.
Het is de voorzieningenrechter ter zitting gebleken dat [eiseres] graag uitgebreider haar stellingen had willen toelichten door meer stukken te overleggen en getuigen te laten horen. Voor een nader onderzoek naar de feiten en de bewijslevering over, onder meer de uitleg van en de partijbedoeling bij de bruikleenovereenkomsten, leent deze kortgedingprocedure zich niet. Hiervoor zal, zoals eerder overwogen, in een bodemprocedure ruimte zijn.
Het Facebookbericht
5.26.
Het is voor de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] door de plaatsing van het Facebookbericht van [gedaagde] in haar goede naam is geschaad. Om deze reden is er geen sprake van een onrechtmatige publicatie, waardoor de voorzieningenrechter niet toekomt aan de vraag of een rectificatie van het Facebookbericht op zijn plaats is. De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiseres] zich in het Facebookbericht van [gedaagde] herkent, en dat het voor haar oneerlijk voelt om over een ervaring van [gedaagde] te lezen, die [eiseres] anders heeft beleeft. Alleen, de kans dat een derde het Facebookbericht van [gedaagde] leest en [eiseres] er in herkent, acht de voorzieningenrechter niet groot. Het Facebookbericht is geplaatst op de eigen facebookpagina van [gedaagde] , en [eiseres] is niet genoemd in of gekoppeld aan (getagd in) het bericht. Verder acht de voorzieningenrechter de kans groot dat het voor een lezer duidelijk is dat dit bericht gaat over de ervaring van [gedaagde] , en niet over objectief vastgestelde feiten, waardoor de kans op misleiding niet groot is. Verder is betwist en niet nader onderbouwd of gebleken dat [eiseres] schade heeft geleden of zal lijden van het Facebookbericht. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij geen gevolgen heeft ondervonden van het Facebookbericht en dat zij niet door derden is aangesproken op het bericht. [eiseres] heeft verklaard dat ze nog altijd een goede reputatie heeft. Om deze redenen zal de voorzieningenrechter de gevraagde voorlopige voorziening tot rectificatie van het Facebookbericht afwijzen.
Proceskosten
5.27.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 656,00 aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 656,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.