ECLI:NL:RBMNE:2022:1482

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
21/4115
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [plaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 25 januari 2021 aan eiser is opgelegd, ter hoogte van € 68,20. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 11 februari 2021 ongegrond verklaard door verweerder. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarna de rechtbank op 20 juli 2021 de eerdere uitspraak op bezwaar heeft vernietigd en verweerder heeft opgedragen een nieuwe uitspraak te doen. Op 30 augustus 2021 heeft verweerder opnieuw het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het beroep van eiser bij de rechtbank.

De behandeling van de zaak vond plaats op een online zitting op 18 februari 2022, waar de gemachtigde van eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft verweerder de naheffingsaanslag vernietigd en aangegeven dat hij het betaalde griffierecht van € 49,- en de proceskosten zou vergoeden. Eiser heeft zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een uitspraak over de proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder hem tegemoet is gekomen. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 759,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de aard van de zaak en de verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, verweerder

(gemachtigde: B. Westerik).

Procesverloop

Op 25 januari 2021 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 68,20 (€ 2,90 kosten parkeerbelasting en € 65,30 kosten van de aanslag).
Bij uitspraak op bezwaar van 11 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 20 juli 2021 heeft de rechtbank deze uitspraak op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen.
Bij uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de online zitting van 18 februari 2022. De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
2. Het gaat in deze zaak om de naheffingsaanslag parkeerbelasting met nummer [nummer] . Op de zitting heeft verweerder deze naheffingsaanslag vernietigd en meegedeeld het betaalde griffierecht van € 49,- en de proceskosten te vergoeden. Eiser heeft het beroep ingetrokken.
3. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep gevraagd om een uitspraak van de rechtbank over de proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken, omdat de verweerder hem is tegemoetgekomen. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759, en een wegingsfactor 0,5 omdat het gaat om een parkeerbelastingzaak [1] ).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van C.L. Fix, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307.