Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], gedaagde, de besloten vennootschap [gedaagde] B.V., op 9 maart 2022 in kort geding gedagvaard. De eisers vorderden dat gedaagde het elektrische Heras hek aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam] deugdelijk zou herstellen. Echter, op 31 maart 2022 hebben eisers per e-mail aan de kantonrechter meegedeeld dat zij het kort geding introkken. Gedaagde heeft vervolgens op 7 april 2022 verzocht om een beslissing over de proceskosten, waarop eisers bezwaar hebben gemaakt. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, ondanks de intrekking van het kort geding, de aanhangigheid van de zaak niet vervalt, omdat gedaagde tijdig heeft aangegeven een beslissing over de proceskosten te wensen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet heeft voldaan aan de vordering van eisers en dat eisers daarom als de in het ongelijk gestelde partij moeten worden aangemerkt. De proceskosten aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 249,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 20 april 2022 door kantonrechter mr. J.F. Haeck.