ECLI:NL:RBMNE:2022:1484

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
9708202
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van kort geding

In deze zaak hebben eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], gedaagde, de besloten vennootschap [gedaagde] B.V., op 9 maart 2022 in kort geding gedagvaard. De eisers vorderden dat gedaagde het elektrische Heras hek aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam] deugdelijk zou herstellen. Echter, op 31 maart 2022 hebben eisers per e-mail aan de kantonrechter meegedeeld dat zij het kort geding introkken. Gedaagde heeft vervolgens op 7 april 2022 verzocht om een beslissing over de proceskosten, waarop eisers bezwaar hebben gemaakt. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, ondanks de intrekking van het kort geding, de aanhangigheid van de zaak niet vervalt, omdat gedaagde tijdig heeft aangegeven een beslissing over de proceskosten te wensen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet heeft voldaan aan de vordering van eisers en dat eisers daarom als de in het ongelijk gestelde partij moeten worden aangemerkt. De proceskosten aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 249,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 20 april 2022 door kantonrechter mr. J.F. Haeck.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9708202 UV EXPL 22-51 SV/40160
Kort geding vonnis van 20 april 2022
in de zaak van:

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
en
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: B.E.J.M. Tomlow,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths.
Partijen worden hierna eisers en gedaagde genoemd.

1.De procedure

1.1.
Eisers hebben gedaagde op 9 maart 2022 in kort geding gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter als voorzieningenrechter op 1 april 2022. Eisers hebben daarbij gevorderd gedaagde te veroordelen het elektrische Heras hek aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam] deugdelijk te laten herstellen.
1.2.
Bij e-mail van 31 maart 2022 heeft de gemachtigde van eisers aan de kantonrechter meegedeeld dat het kort geding namens eisers wordt ingetrokken. Bij e-mail van 7 april 2022, die ook als kopie aan eiser en de gemachtigde van eisers is verzonden, heeft gedaagde de kantonrechter verzocht een beslissing te nemen over de proceskosten. Bij email van 8 april 2022 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen toewijzing van proceskostenvergoeding na intrekking kort geding.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087) komt de aanhangigheid van een kort geding ondanks een intrekking door de eiser niet te vervallen, indien een gedaagde partij binnen veertien dagen na de datum waartegen hij was opgeroepen, aan de voorzieningenrechter meedeelt dat hij een beslissing over de proceskosten wenst. In dat geval is ook griffierecht verschuldigd door de eisende partij en beslist de kantonrechter over de proceskosten (artikel 9.1 Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton).
2.2.
De kantonrechter stelt vast dat gedaagde tijdig heeft medegedeeld dat hij een beslissing over de proceskosten verlangt, waardoor het kort geding tussen eisers en gedaagde aanhangig is gebleven.
2.3.
Gedaagde betoogt dat eisers veroordeelt dienen te worden in de proceskosten, omdat het kort geding is ingetrokken en hij vóór het intrekkingsbericht producties met een uitgebreide duiding heeft toegezonden. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat het kort geding is ingetrokken omdat partijen op 31 maart 2022 onderlinge afspraken hebben gemaakt en gedaagde eerder niet heeft gereageerd op voorgestelde oplossingen.
2.4.
Uit het voorgaande blijkt niet dat gedaagde na het uitbrengen van de dagvaarding geheel of gedeeltelijk heeft voldaan aan hetgeen door eisers werd gevorderd of heeft toegestemd om aan de eis te voldoen. Daarom moeten eisers worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Eisers zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde voor de schriftelijke toelichting (de helft van het vaste tarief in een eenvoudig kanton kort geding dat is gebaseerd op 2 punten, dagvaarding en mondelinge behandeling).

3.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.1.
veroordeelt eisers tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.