ECLI:NL:RBMNE:2022:1508

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
16-338815-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor dealen en bezit van cocaïne

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en in bezit hebben van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 april 2021 tot en met 17 december 2021 te Amersfoort cocaïne heeft gedeald en op 17 december 2021 ongeveer 3,48 gram cocaïne in zijn bezit had. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2022, waar de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.N. Greeven.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij getuigenverklaringen en digitale communicatie van de verdachte zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de getuigen de verdachte als hun dealer hadden herkend en dat de bewijsvoering voldoende was om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling voor zijn gokverslaving.

De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om het in beslag genomen geldbedrag te verbeurd te verklaren en de drugs te onttrekken aan het verkeer toegewezen. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/338815/21 en 16/196609-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de P.I. Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.N. Greeven, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 20 april 2021 tot en met 17 december 2021 te Amersfoort cocaïne en/of heroïne heeft gedeald of aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk ongeveer 3,48 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde, omdat sprake is van onvoldoende overtuigend bewijs. Uit het onderzoek van de telefoons volgt geen direct bewijs voor het verkopen van cocaïne en heroïne in de ten laste gelegde periode. De herkenningen van verdachte door de getuigen zijn gebaseerd op enkelvoudige fotoconfrontaties. Deze zijn onbetrouwbaar en moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat slechts het dealen in de periode van 6 augustus 2021 tot en met 17 december 2021 wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte voor de periode die daarvoor is gelegen, dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Bewijsmiddelen [1]
De voorgeleiding van verdachte
Op vrijdag 17 december 2021 om 23:26 uur, werd aan mij, [verbalisant 1]
(UTR09559), inspecteur van politie Eenheid Midden-Nederland, hulpofficier van
justitie, op de locatie Van Asch van Wijckstraat 45, 3811 LP Amersfoort voorgeleid de
verdachte:
Achternaam: [verdachte] . [2]
De verklaring van verdachte
V: Bij jouw aanhouding zijn tijdens de insluiting 15 bolletjes, naar later bleek cocaïne, aangetroffen, dit is gewogen op 3,48 gram. Wat kan je hierover verklaren?
A: Het klopt dat ik het bij me had. [3]
Het aantreffen van drugs bij verdachte
Op 17 december 2021 werd [verdachte] op het politiebureau onderworpen aan de insluitingsfouillering. Tijdens deze fouillering werd er in de linkerborstzak van zijn jas een zwart leren zakje aangetroffen. In dit zwarte leren zakje zaten drie doorzichtige plastic zakjes met daarin in totaal 15 apart verpakte bolletjes met daarin een witte substantie. Tevens werd een mobiele telefoon aangetroffen. [4]
Een NFI-rapport
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPH1061NL
poeder en brokjes, wit, uit 3,48 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: drie
bevat cocaïne [5]
De verklaring van getuige [getuige 1]
Op 24 januari 2022 toonden wij, verbalisanten, hem een foto van verdachte [verdachte] . Wij hoorden dat [getuige 1] verklaarde dat hij inderdaad wel eens drugs (cocaïne) van deze jongen had gekocht, dit was lang geleden. [6]
De verklaring van getuige [getuige 2]
V: Wat is het telefoonnummer van de dealer bij wie jij drugs kocht?
A: [telefoonnummer 1] .
V: Wat kocht jij bij de dealer?
A: Basecoke (rookvorm van cocaïne) en hasj.
V: Hoelang kocht je al bij de dealer?
A: Bij deze dealer ongeveer 4 maanden. [7]
V: Waar baseer je deze 4 maanden op?
A: Ik weet dat het net na de zomer, begin september was. Ik weet dit omdat ik op
foto's van mijzelf kan zien in welke periode ik cocaïne gebruikte. Ik zie op de
foto's namelijk dat mijn gezicht smaller werd en ik dus gewicht verloor. Op de foto's
in mijn telefoon zie ik dat dit begin september 2021 weer begon. Daarvoor gebruikte
ik ook maar kocht ik bij een andere dealer. In de zomermaanden van 2021 ben een
tijdje gestopt met het gebruik van cocaïne. In september ben ik weer begonnen bij
deze dealer. Mijn vorige dealer kende mijn huidige dealer.
V: Hoeveel heb je ongeveer in totaal bij de dealer gekocht?
A: Ik kocht gemiddeld voor 100 euro per week. [8] 0: Ik toon u een foto van een persoon (de rechtbank begrijpt: verdachte).
V: Wat kunt u zeggen over deze persoon?
A: Dit was mijn huidige dealer. [9]
Onderzoek aan de iPhone 5Op zondag 19 december 2021 is de data uit de Apple iPhone 5, in beslag genomen onder
[verdachte] , veilig gesteld. Bij de ‘Device Info’ zag ik, verbalisant, de volgende gegevens staan:
Apple ID: [e-mailadres 1]
Device name: [verdachte] 's iPhone. [10]
Op 16 november 2021 stuurt verdachte [verdachte] een Whatsapp-bericht naar een contact met de naam [A] . De letterlijke tekst van dit berichtje betrof: "Yoo [A] heb weer goeie wit / rook". Het contact met de naam [A] heeft het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . In BVIB staat dit nummer geregistreerd en gekoppeld aan [A] . Het is mij ambtshalve bekend dat [A] een harddruggebruiker betreft.
Op 16 november 2021 stuurt verdachte [verdachte] een Whatsapp-bericht naar een contact met het nummer [telefoonnummer 3] . De letterlijke tekst van dit berichtje betrof: “Goeie spul Amersfoort”.
Op 8 november 2021 stuurt verdachte [verdachte] een Whatsapp-bericht naar een contact met het nummer [telefoonnummer 4] . De letterlijke tekst van dit berichtje betrof: “Best stuff in Amersfoort”. [11]
Onderzoek aan de iPhone 7
De Apple iPhone 7 was in beslag genomen onder [verdachte] . Ik, verbalisant, zag dat het toestel was voorzien van de navolgende gebruikersgegevens:
Apple ID: [e-mailadres 2]
Device Name: iPhone van [verdachte]
MSISDN-1: [nummer] . [12]
Chatgesprek
Naam gebruiker toestel: [chatnaam 1]
Naam wederpartij: [chatnaam 2]
- 15-4-2021, [chatnaam 1] : Die base is uitverkocht bro
- 15-4-2021, [chatnaam 1] : Maar kan wel assie brengen
- 15-4-2021, [chatnaam 1] : En goeie snuif
- 16-4-2021, [chatnaam 2] : Oke kun je ook hierkomen want heb geen vervoer
- 16-4-2021, [chatnaam 1] : Ja kan
- 16-4-2021, [chatnaam 1] : Hoelaat wil je
- 16-4-2021, [chatnaam 2] : Over een uur
- 16-4-2021, [chatnaam 2] : 1.5 en een assie
- 16-4-2021, [chatnaam 1] : Isgoed ben daar over 2 uurtjes [13]
Bewijsoverweging
Bij het gebruik van een enkelvoudige fotoconfrontatie voor het bewijs is als uitgangspunt behoedzaamheid op zijn plaats. De enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie leidt er echter niet zonder meer toe dat die herkenning om die reden voor het bewijs buiten beschouwing dient te worden gelaten. Indien de getuige de verdachte al kent van andere situaties, bijvoorbeeld als vaste verkoper van drugs, gaat het er bij de confrontatie om het vaststellen of verdachte wel degene is die door de getuige wordt bedoeld. Het is dan niet nodig om tot een meervoudige confrontatie over te gaan.
In dit geval hebben de getuigen hun vaste dealer herkend die al gedurende geruime tijd drugs aan hen verkocht. Daarbij komt dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het telefoonnummer van zijn dealer [telefoonnummer 1] is. Dit is hetzelfde nummer dat was gekoppeld aan de iPhone 7 die onder verdachte in beslag was genomen. Ook heeft [getuige 2] verklaard over de reden waarom hij gestopt was bij zijn vorige dealer die hij heeft aangewezen als medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft tegen [getuige 2] gezegd dat hij was opgepakt en dat hij daarom geen vervoer meer had (
pagina 202 van het dossier). De politie heeft opgemerkt dat uit de politiesystemen is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] op 19 mei 2021 na een achtervolging in Amersfoort onderuit is gegaan, waarna zijn snorfiets in beslag is genomen (
pagina 202 en 203 van het dossier). Ten slotte verklaart [getuige 2] dat zijn vorige dealer zijn huidige dealer kende. Hij heeft gezien dat zij bij sportschool 'basic fit' nabij het Eemplein in Amersfoort stonden te praten nadat hij drugs van zijn huidige dealer kocht. Over de foto van verdachte [verdachte] verklaart hij dat dat zijn huidige dealer was.
Gelet op de genoemde omstandigheden met betrekking tot de enkelvoudige fotoconfrontatie waarbij de getuigen verdachte hebben herkend als dealer, in onderlinge samenhang bezien met de overige aangehaalde bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat geen aanleiding bestaat om aan de juistheid van de herkenning van verdachte door de getuigen te twijfelen. Daarom kan de uitkomst van de enkelvoudige fotoconfrontatie, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, worden gebruikt als bewijs.
De rechtbank is op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, te weten het dealen en het aanwezig hebben van cocaïne, heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op tijdstippen in de periode van 20 april 2021 t/m 17 december 2021 te Amersfoort, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 17 december 2021 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,48 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging gevorderd van een 38v-maatregel, inhoudende een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] , te vervangen door vijf dagen hechtenis bij elke overtreding van de maatregel
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, met het feit dat hij first offender is en met de omstandigheid dat hij wil werken aan zijn gokverslaving en dat er daarna weer ruimte is voor een opleiding of baan. Primair heeft de raadsvrouw verzocht een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Subsidiair heeft zij verzocht een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan 2,5 maanden voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende acht maanden cocaïne gedeald. Daarnaast was verdachte ook in het bezit van cocaïne. De verkoop van harddrugs is doorgaans lucratief voor dealers, maar het gebruik ervan is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Verdachte heeft door zijn handelen dan ook niet alleen gekozen voor eigen financieel gewin op strafbare wijze, maar ook de gezondheid van de kopers in gevaar gebracht. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft hieraan door zijn handelen indirect bijgedragen. Voor de negatieve gevolgen van zijn handelen heeft verdachte kennelijk geen oog gehad.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Wel liep verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten in een proeftijd van een eerder opgelegde straf. De rechtbank zal hiermee in strafverzwarende zin rekening houden.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsrapport van 31 maart 2022, opgesteld door L.S.M. Bijkerk, reclasseringswerker. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek, ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachte, een verbod op kansspelen, het beschikken over een dagbesteding en een locatiegebod met elektronische monitoring.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende een periode van zes tot twaalf maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden als uitgangspunt gegeven.
Gelet op de ernst van de feiten is slechts een vrijheidsstraf passend. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden een passende straf is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van vijf maanden daarvan voorwaardelijk zal worden opgelegd, om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het in het rapport als bijzondere voorwaarden genoemde contactverbod en locatieverbod.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het geldbedrag verbeurd te verklaren en de drugs te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het geldbedrag aan verdachte terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaren. Het geld is geheel of grotendeels uit baten van de strafbare feiten verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen drugs onttrekken aan het verkeer. De feiten zijn begaan met betrekking tot de drugs en deze zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Parketnummer 16/196609-20
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 mei 2021 (parketnummer 16/196609-20) is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 85 dagen voorwaardelijk opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De vordering is derhalve toewijsbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33aen 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
vijf (5) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na invrijheidstelling uit zijn detentie zich meldt bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres Zeehaenkade 30, 3526 LC te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* medewerking verleent aan Verdiepingsdiagnostiek door een zorgverlener, nader te
bepalen door de reclassering. Het onderzoek start zo snel mogelijk;
* zich laat behandelen door Inforsa Utrecht/Amersfoort of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* niet deelneemt aan kansspelen;
* beschikt over vaste dagbesteding, in overleg met de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp
verbeurd:
285 EUR IBG 17-12-2021 (PL0900-2021396155-G2922624);
- verklaart het volgende voorwerp
onttrokken aan het verkeer:
15 STK Poeder (PL0900-2021396155-G2922597);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/196609-20
-
wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 7 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 85 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs A.J.P. Schotman en S.C.M. de Bont, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2022.
mr. A.J.P. Schotman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2021 t/m 17 december 2021 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, een middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 17 december 2021 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2021396155, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 283. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding van 17 december 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 32.
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 februari 2022, pagina 176.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 11.
5.Een NFiDENT-rapport van 20 december 2021, opgesteld door ing. M. Visser-van Leeuwen, pagina 106.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2022, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 197.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 26 januari 2022, pagina 201.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 26 januari 2022, pagina 202.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 26 januari 2022, pagina 203.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , pagina 72.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , pagina 73.
12.Een proces-verbaal onderzoek iPhone 7 SIN: AANR5183NL van 31 december 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , pagina 125.
13.Een proces-verbaal onderzoek iPhone 7 SIN: AANR5183NL van 31 december 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , pagina 134.