ECLI:NL:RBMNE:2022:1510

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
16-212738-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van psychiater door verdachte met gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2022, is de verdachte, geboren in 1963 in Marokko en gedetineerd in de PI Vught, beschuldigd van bedreiging van zijn behandelend psychiater. De bedreigingen vonden plaats tussen 24 juli en 6 augustus 2021. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en aangiften van de psychiater en andere betrokkenen. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, heeft een gevangenisstraf van acht maanden en tbs met dwangverpleging geëist. De verdediging pleitte voor een minder zware maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de bedreigingen en het recidiverisico een zwaardere straf rechtvaardigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de bedreiging en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, en tbs met dwangverpleging. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.212738.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats ,
gedetineerd in de PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 november 2021, 25 januari 2022 en 5 april 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op 5 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 24 juli 2021 tot en met 6 augustus 2021 te [vestigingsplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd in de periode van 27 juli 2021 tot en met 6 augustus 2021.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, met uitzondering van de uitlating ‘ga maar twee graven maken’, niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de bedreigingen geen steun vinden in een ander bewijsmiddel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte van [aangever] namens [slachtoffer]
Ik ben teamleider bij Fivoor FPA [locatie] gevestigd in [vestigingsplaats] , [adres] en doe namens [slachtoffer] aangifte van bedreiging. [2]
De verklaring van slachtoffer [slachtoffer]
Op 24 juli 2021 heeft [verdachte] tegen één van de begeleiders gezegd dat hij zijn psychiater, ik dus, in stukken zou slaan.
Op 26 juli 2021 heeft cliënt [verdachte] tegen één van de begeleiders gezegd dat hij voor mij en een andere psychiater een graf zal graven en dat als ik naar buiten ga “dan is ze voor mij”.
Op 27 juli 2021 heeft [verdachte] tegen één van de begeleiders de woorden gesproken: “als ik hier nog een week zit, dan zal ik de psychiater iets aan doen”. [3]
Op 5 augustus 2021 zei dat hij twee graven maakt. Ik zag dat hij - toen hij deze woorden sprak - steeds dichter bij me kwam staan. Ik hoorde dat hij zei: je moet het niet meer wagen om op deze afdeling te komen, want je bent niet meer veilig.
Op 6 augustus heb ik wederom een poging gedaan om met [verdachte] te spreken. Ik hoorde hem toen tegen mij zeggen dat ik mijn leven niet meer zeker ben. [verdachte] boezemt mij angst in. Daarnaast zijn woorden “Als je vrij bent dan ben je niet meer veilig” hebben impact. [4]
De verklaring van [getuige 1]
Ik werk in [vestigingsplaats] . Ik wil verklaren dat ik tussen 27 juli 2021 en 7 augustus 2021 heb gehoord dat de behandelende psychiater [slachtoffer] , meerdere keren verbaal werd bedreigd door cliënt genaamd [verdachte] . Ik hoorde dat hij tijdens deze gesprekken tegen de psychiater onder andere zei: “Ik ga je slaan. Als ik je buiten tegen kom, ga ik je wat aan doen. Ga maar twee graven maken. Als ik niet binnen 1 uur geholpen wordt gaan er doden vallen”. [5]
De verklaring van [getuige 2]
Ik wil verklaren dat ik tussen 30 juli 2021 en 2 augustus 2021 meerdere keren heb gehoord dat cliënt [verdachte] , psychiater [slachtoffer] , verbaal heeft bedreigd. Toen we naar buiten liepen hoorde ik hem op een agressieve toon onder andere het volgende zeggen: “Als die psychiater niet normaal zou doen zou hij haar bewerken. Ik ben kickbokser geweest”. Toen we eenmaal buiten stonden hoorde ik hem onder andere zeggen: “Als hij maandag
niet weg was zou hij haar pakken, wanneer ze alleen was”. [6]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat aan het bewijsminimum is voldaan. Volgens de jurisprudentie is niet noodzakelijk dat ieder onderdeel van de tenlastelegging wordt gedekt door meerdere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank vinden de ten laste gelegde gedragingen naast de verklaring van het slachtoffer voldoende steun in andere feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier blijken. De bewijsmiddelen tezamen leveren – in onderling verband en samenhang bezien – het wettige en overtuigende bewijs op dat verdachte het ten laste gelegde, te weten bedreiging, heeft begaan zoals hieronder bewezenverklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 24 juli 2021 tot en met 6 augustus 2021 te [vestigingsplaats] telkens [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend, direct en/of indirect, de woorden toe te voegen:
- “Als ik hier nog een week zit dan doe ik je wat aan” en
- "Ik ga je in stukken slaan" en
- "Als je vrij bent ben je niet meer veilig" en/of dicht op die [slachtoffer] is gaan staan, en
- "ik ga je slaan. Als ik je buiten tegen kom, ga ik je wat aan doen. Ik ga/ga maar twee graven maken. Als ik niet binnen 1 uur geholpen wordt gaan er doden vallen" en
“dan is ze voor mij” en
- “je moet het niet meer wagen om op deze afdeling te komen, want je bent niet meer veilig” en “je bent je leven niet meer zeker” en
- "Als je niet normaal doet ga ik je bewerken. Ik ben kickbokser geweest" en
- "Als ik maandag niet weg ben dan pak ik je, wanneer je alleen bent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- ongemaximeerde terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, gelet op de ernst van het feit en de mogelijkheden die er nog zijn, een brug te ver is. De raadsman heeft daarom verzocht een tussenbeslissing te wijzen en de reclassering opdracht te geven een indicatiestelling voor tbs met voorwaarden aan te vragen. Voor het geval de rechtbank een tbs-maatregel met dwangverpleging oplegt, heeft de raadsman verzocht geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij zou volgens de raadsman geen ongemaximeerde tbs moeten worden opgelegd, omdat geen sprake is van gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging. Verdachte heeft bij het slachtoffer, zijn behandelend psychiater, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Uit het dossier blijkt dat de bedreigingen het slachtoffer hebben gehinderd in haar werkzaamheden. Ze heeft verklaard dat ze een vluchtroute in haar hoofd houdt als ze de afdeling op gaat. Ook stonden begeleiders verdekt op de afdeling opgesteld en stonden ze klaar om haar te helpen als het fout zou gaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum van 9 februari 2022, opgesteld door H.C. Went, psychiater, en G.M. Jansen, psycholoog. Daaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een manisch toestandsbeeld, van executieve functiestoornissen en van een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol. De beschreven psychische stoornis en verstandelijke beperking waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Op grond hiervan adviseert het onderzoekend team om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Om het recidiverisico in te perken is het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld, bij voorkeur in een dubbeldiagnose-kliniek. Een tbs-maatregel met dwangverpleging van maximaal vier jaren biedt volgens de psychiater en psycholoog voldoende ruimte om verdachte geleidelijk toe te leiden naar een passende woonvorm en dagbesteding.
Op 28 maart 2022 is door R.G.P.M. Keijzers, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, een reclasseringsadvies opgesteld waarvan de rechtbank kennis heeft genomen. In dit advies is negatief geadviseerd over tbs met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Gevangenisstraf
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de ernst van het feit, slechts een gevangenisstraf passend. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
De eis van de officier van justitie doet recht aan zowel de ernst van het feit als de persoon van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom conform deze eis veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Tbs-maatregel
Gezien de adviezen van psycholoog en psychiater neemt de rechtbank de conclusie dat het noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen over. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld binnen welk kader die hulpverlening moet en kan worden geboden.
Met de rapporteurs en de reclassering acht de rechtbank behandeling in het kader van tbs met voorwaarden niet haalbaar. Gelet op de hiervoor genoemde adviezen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging passend en noodzakelijk is. De rechtbank heeft haar beslissing in het bijzonder gebaseerd op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten, de negatieve medische verklaring en de ernst van de feiten.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs met dwangverpleging is voldaan. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Ook bestonden bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit ziekelijke stoornissen van de geestvermogens.
Verder is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. De rechtbank acht de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan een ernstig feit en de deskundigen hebben het recidiverisico – zonder behandeling – ingeschat als hoog.
De rechtbank ziet geen aanleiding de tbs-maatregel ongemaximeerd op te leggen, nu geen indicatie bestaat dat sprake is van een gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van acht (8) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden
beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs A.J.P. Schotman en S.C.M. de Bont, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2022.
mr. A.J.P. Schotman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juli 2021 tot en met 6 augustus 2021 te [vestigingsplaats] , gemeente Zeist, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend, direct en/of indirect, de woorden toe te voegen:
- “Als ik hier nog een week zit dan doe ik je wat aan” en/of
- "Ik ga je in stukken slaan" en/of
- "Als je vrij bent ben je niet meer veilig" en/of (daarbij) dicht op die [slachtoffer] is gaan staan en/of op die [slachtoffer] af is gelopen, en/of
- "ik ga je slaan. Als ik je buiten tegen kom, ga ik je wat aan doen. Ik ga/ga maar twee graven maken. Als ik niet binnen 1 uur geholpen wordt gaan er doden vallen" en/of
“dan is ze voor mij” en/of (daarbij) dicht op die [slachtoffer] is gaan staan en/of op die [slachtoffer] af is gelopen, en/of
- “je moet het niet meer wagen om op deze afdeling te komen, want je bent niet meer veilig” en/of “je bent je leven niet meer zeker” en/of
- "Als je niet normaal doet ga ik je bewerken. Ik ben (kick)bokser geweest" en/of
- "Als ik maandag niet weg ben dan pak ik je, wanneer je alleen bent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 augustus 2021, genummerd PL0900-2021251112, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 28. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [slachtoffer] van 6 augustus 2021, pagina 4.
3.Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 9 augustus 2021, pagina 7.
4.Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 9 augustus 2021, pagina 8.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 augustus 2021, pagina 10.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 9 augustus 2021, pagina 12.