ECLI:NL:RBMNE:2022:1564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9218388
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een overeenkomst tot afname van licenties en facturering in het kader van een online klantenloyaliteitssysteem

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is er een geschil ontstaan tussen twee besloten vennootschappen over de totstandkoming van een overeenkomst voor de afname van licenties voor een online klantenloyaliteitssysteem. De eiseres, een franchise-exploitant, vordert dat de kantonrechter verklaart dat de overeenkomst niet van toepassing is en dat de facturen van de gedaagde ongeldig zijn. De gedaagde, die het online systeem exploiteert, vordert in reconventie betaling van de facturen die verband houden met de geleverde licenties en producten.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord en een mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de partijen in 2019 gesprekken hadden gevoerd over het gebruik van het systeem, maar dat er onduidelijkheid bestond over de totstandkoming van de overeenkomst. De eiseres betwistte dat er een geldige overeenkomst was gesloten, terwijl de gedaagde stelde dat er wel degelijk een overeenkomst was.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen. De rechter concludeerde dat de gedaagde voldoende bewijs had geleverd dat de overeenkomst was gesloten en dat de eiseres gehouden was aan de betalingsverplichtingen die daaruit voortvloeiden. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, terwijl de vorderingen van de gedaagde in reconventie werden toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de facturen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en documentatie bij het sluiten van overeenkomsten, vooral in commerciële relaties. De kantonrechter wees de eiseres ook in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9218388 UC EXPL 21-3725 MRv/48356
Vonnis van 13 april 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Smits Legal,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: Groenendaal & van Krijl gerechtsdeurwaarders (Nijmegen).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de producties;
- de mondelinge behandeling op 24 december 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 december 2021.
1.2.
De zaak is op verzoek van partijen na de mondelinge behandeling aangehouden zodat zij met elkaar in overleg konden treden over een regeling. Vervolgens is een akte uitlating schikkingsonderhandelingen ingekomen, met daarin de mededeling dat partijen hebben geprobeerd de zaak met elkaar te regelen, maar dat dit niet is gelukt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over

2.1.
[eiseres] exploiteert een franchiseformule. [gedaagde] exploiteert een zogenoemd onlineklantenloyaliteitssysteem. In dit verband verstrekt [gedaagde] aan haar contractanten één of meer licenties om gebruik te maken van het [online (spaar)systeem] : een online (spaar)systeem om klanten te binden.
2.2.
Partijen zijn in 2019 met elkaar in overleg getreden over het gebruik van dit onlinesysteem van [gedaagde] door [eiseres] .
2.3.
Twee franchisenemers van [eiseres] , [franchisenemer 1] en [franchisenemer 2] , hebben in 2020 licenties voor het [online (spaar)systeem] en 2 stalen iPadhouders in gebruik genomen en voldoen de maandelijkse facturen van [gedaagde] .
2.4.
[gedaagde] is met ingang van 1 januari 2021 gestart met de maandelijkse facturatie van de licenties aan de overige 21 franchisenemers van [eiseres] . Ook heeft zij de resterende stalen iPadhouders bij de overige 21 franchisenemers in rekening gebracht. Verder heeft [gedaagde] aan [eiseres] 1.500 voor klanten bestemde keycards geleverd, die door [eiseres] in ontvangst zijn genomen en betaald.
2.5.
[eiseres] vordert in deze procedure dat de kantonrechter voor recht verklaart dat (i) de overeenkomst waar [gedaagde] zich op baseert niet van toepassing is tussen [eiseres] en [gedaagde] en (ii) de door [gedaagde] verzonden facturen aan haar en haar franchisenemers ongeldig zijn. Verder vordert [eiseres] betaling van de van haar kant gemaakte kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
2.6.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiseres] . Volgens [gedaagde] is tussen partijen een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiseres] bij [gedaagde] 23 licenties, 23 stalen iPadhouders en 20.000 keycards heeft besteld. [gedaagde] vordert daarom van haar kant primair dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.334,35 aan maandelijkse vergoedingen voor 21 licenties over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2021, € 2.541,00 voor 21 stalen iPadhouders en € 6.715,50 voor de resterende 18.500 keycards, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en onder voorbehoud van haar rechten op het meerdere. [gedaagde] vordert subsidiair dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [eiseres] aan [gedaagde] een vergoeding verschuldigd is van € 5.334,35 aan maandelijkse vergoedingen voor 21 licenties over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2021, € 2.541,00 voor 21 stalen iPadhouders en € 6.715,50 voor de resterende 18.500 keycards, eveneens onder voorbehoud van haar rechten op het meerdere. Verder vordert [gedaagde] dat [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen over en weer worden deze hierna gezamenlijk beoordeeld.
In conventie
3.2.
De kern van het geschil is gelegen in de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen met als inhoud dat [eiseres] bij [gedaagde] 23 licenties, 23 stalen iPadhouders en 20.000 keycards heeft besteld, die [gedaagde] bij [eiseres] in rekening mag brengen.
3.3.
Vaststaat dat tussen partijen gesprekken hebben plaatsgevonden over gebruikmaking van het [online (spaar)systeem] , waarbij in ieder geval aanwezig zijn geweest [A] van de kant van [eiseres] en [B] van de kant van [gedaagde] . In geschil is of partijen vervolgens op 19 november 2019 een overeenkomst hebben gesloten.
3.4.
Bij dagvaarding heeft [eiseres] een overeenkomst van 19 november 2019 overgelegd op grond waarvan zij de betreffende producten van [gedaagde] heeft gekocht. Op het bijgevoegde bestelformulier is vervolgens haar aankoop bij [gedaagde] gespecificeerd. [eiseres] stelt echter dat zij deze overeenkomst
nietheeft gesloten en dat de gegevens waarvan [gedaagde] meent dat deze van [eiseres] zijn onjuist zijn. Immers, bij [eiseres] is geen ‘ [.......] ’ werkzaam en niemand met die naam is bij [eiseres] tekenbevoegd, de bedrijfsnaam ‘ [naam] ’ bestaat niet, [eiseres] is niet ingeschreven en gevestigd op het adres de [straat] [nummeraanduiding] in [vestigingsplaats 1] , de heer [A] is de rechtsgeldig vertegenwoordiger van [eiseres] en heeft op 19 november 2019 niets ondertekend, de handtekening op de overeenkomst is niet van [A] en de overeenkomst is van de kant van [eiseres] niet de bedoeling geweest. [gedaagde] heeft deze stellingname van [eiseres] betwist. Zij heeft aangevoerd dat inderdaad [A] op het moment van het sluiten van de overeenkomst rechtsgeldig vertegenwoordiger van [eiseres] was, maar dat dit niet betekent dat anderen niet rechtsgeldig namens [eiseres] konden optreden. Verder heeft zij aangevoerd dat tijdens de gesprekken van de kant van [eiseres] ook de naam [naam] is gebruikt en dat onderaan de website van [naam] de naam [eiseres] B.V. is vermeld. Het adres de [straat] [nummeraanduiding] in [vestigingsplaats 1] staat ook onderaan de website en is door [eiseres] aan [gedaagde] verstrekt. Bij haar conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiseres] hierop gereageerd en aangevoerd dat op haar website weliswaar de naam [naam] wordt gebruikt, maar dat deze naam niet de benaming van [eiseres] is maar van de individuele franchisenemers. Bovendien betwist [eiseres] dat op het moment van ondertekening van de overeenkomst anderen dan [A] namens haar vertegenwoordigingsbevoegd waren. Ten slotte voert [eiseres] aan dat het adres de [straat] [nummeraanduiding] in [vestigingsplaats 1] weliswaar het adres is van één van haar locaties, maar dat zij op dit adres geen overeenkomsten als deze afsluit. [gedaagde] mocht er dan ook niet vanuit gaan dat zij met [eiseres] een overeenkomst sloot, aldus [eiseres] .
3.5.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ligt het op de weg van [eiseres] om te stellen en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , te bewijzen dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. Het is immers [eiseres] die stelt dat er geen overeenkomst tussen partijen bestaat en daar rechtsgevolgen aan verbindt. Wanneer [eiseres] voldoende heeft gesteld, ligt het op de weg [gedaagde] om de stellingen van [eiseres] voldoende gemotiveerd te betwisten.
3.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De bij dagvaarding overgelegde overeenkomst is zeer summier van inhoud. Wat betreft de gegevens van [eiseres] blinkt de overeenkomst bovendien niet in duidelijkheid uit. De overeenkomst bevat immers slechts een bedrijfsnaam, een (onjuiste) voornaam, een adres en een algemeen ‘info@’ e-mailadres van [eiseres] . Doorgaans zal in zakelijke overeenkomsten naast deze gegevens ten minste een (juiste) voor- en achternaam van de vertegenwoordigingsbevoegde persoon, een (volledig) e-mailadres en een KvK-nummer van de contractspartij(en) worden vermeld. Hiervan is in de onderhavige overeenkomst geen sprake. Een summiere inhoud en het ontbreken van (juiste) gegevens is echter onvoldoende te concluderen dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. Ook de stelling dat het adres de [straat] [nummeraanduiding] in [vestigingsplaats 1] weliswaar een van de locaties van [eiseres] is, maar niet het adres waarop zij overeenkomsten voor de groep afsluit is daartoe ontoereikend. Deze gegevens zijn niet van doorslaggevende betekenis voor de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen. Bovendien heeft [gedaagde] deze stelling van [eiseres] voldoende gemotiveerd betwist, door aan te tonen dat het adres aan de [straat] door [eiseres] wel wordt gebruikt. Bovendien staat als onbetwist vast dat [eiseres] dit adres aan [gedaagde] heeft doorgegeven, zodat zij ervan uit mocht gaan dat het een juist adres is. Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen gesproken over de ondertekening van de overeenkomst. [eiseres] stelt dat de overeenkomst van haar kant niet is ondertekend door haar rechtsgeldig vertegenwoordiger [A] . Zij heeft ter onderbouwing van deze stelling bij conclusie van antwoord in reconventie het identiteitsbewijs van [A] overgelegd waarop zijn handtekening is te zien. [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de handtekening onder de overeenkomst niet van hem is en dat hij niet weet van wie de handtekening wel is. Het verweer van [gedaagde] dat de handtekening onderaan de overeenkomst van [A] is, is door [eiseres] dan ook voldoende gemotiveerd betwist, zodat niet kan worden geconcludeerd dat de handtekening van [A] is. De kantonrechter begrijpt in dit verband uit de toelichting van [gedaagde] dat het gaat om een per computermuis (of vergelijkbaar) geschreven handtekening. Weliswaar kan deze manier van ondertekening ertoe leiden dat een minder duidelijke handtekening wordt gezet, maar dit maakt het voorgaande toch niet anders. [gedaagde] heeft daarnaast tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [A] en [C] , een werknemer van [eiseres] , bij de ondertekening op 19 november 2019 aanwezig waren en dat, omdat de overeenkomst digitaal is ondertekend, de overeenkomst mogelijk door [C] is ondertekend. Dit is door [eiseres] onvoldoende gemotiveerd betwist. Integendeel, [eiseres] heeft erkend dat [C] een werknemer van haar was terwijl zij het aanvankelijk deed voorkomen niet te weten wie ‘ [.......] ’ zou kunnen zijn. De kantonrechter wijst er in dit verband op dat een partij gebonden kan zijn aan een overeenkomst die door een formeel niet vertegenwoordigingsbevoegde persoon is gesloten. Ervan uitgaande dat [C] de overeenkomst heeft ondertekend, is bij [gedaagde] kennelijk de indruk ontstaan dat [C] bevoegd was voor [eiseres] te tekenen. Dit ligt naar het oordeel van de kantonrechter in de risicosfeer van [eiseres] . Voor zover er bij [gedaagde] aanleiding kon zijn om aan de tekeningsbevoegdheid van [C] te twijfelen, is deze weggenomen doordat [eiseres] voor twee licenties en de levering van 1.500 keycards heeft betaald.
3.7.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen verwezen naar de e-mail van 8 december 2020 van [D] , [functie] bij [eiseres] , waarin staat ‘
Ik heb je gebeld om het contract, opgesteld d.d.19 november 2019, bespreekbaar te maken. Reden is dat de verwachting die wij destijds hadden van het aantal deelnemende ondernemers, niet realistisch is geweest. […] Nu, een jaar later, moeten wij helaas constateren dat er maar twee deelnemende ondernemers zijn. […] Daarom mijn verzoek, de overeenkomst te laten vervallen en nieuw op te maken zonder dat daarin aantallen opgenomen worden.’ De kantonrechter leidt hieruit af dat de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat het verwachte aantal deelnemers aan het [online (spaar)systeem] , namelijk 23 franchisenemers van [eiseres] , niet realistisch is gebleken. Weliswaar heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [D] niet inhoudelijk bij de zaak betrokken is geweest en dat hij deze e-mail heeft verstuurd zonder achtergrondkennis, maar dit is onvoldoende om aan te nemen dat tussen partijen in werkelijkheid geen overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter verbindt aan deze stelling van [eiseres] daarom geen gevolgen.
3.8.
De kantonrechter verwerpt tot slot de stelling van [eiseres] dat [gedaagde] aan de overeenkomst geen uitvoering heeft gegeven, waaruit zou blijken dat tussen partijen feitelijk geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat [gedaagde] de resterende 18.500 keycards niet aan [eiseres] heeft geleverd. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat deze keycards op afroep voor [eiseres] beschikbaar zijn en voorts dat de keycards branded zijn, dat wil zeggen dat daarop de naam van [.] staat. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij deze keycards niet kan inzetten voor andere contractanten en dat zij niet tot het ‘branden’ van 20.000 keycards zou zijn overgegaan wanneer tussen partijen geen overeenkomst tot stand was gekomen.
3.9.
Het bovenstaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat tussen partijen, anders dan [eiseres] heeft betoogd, een overeenkomst tot stand is gekomen met als inhoud dat [eiseres] bij [gedaagde] 23 licenties, 23 stalen iPadhouders en 20.000 keycards heeft besteld en dat zij daaraan is gebonden. In de overeenkomst is geen voorbehoud opgenomen waaruit volgt dat de franchisenemers van [eiseres] nog moesten instemmen met deelname aan het [online (spaar)systeem] voordat [eiseres] aan de overeenkomst zou zijn gebonden. Dat uiteindelijk maar 2 van de 23 franchisenemers aan het [online (spaar)systeem] zijn gaan deelnemen en de licenties in gebruik hebben genomen, komt daarom voor rekening en risico van [eiseres] . Dat [eiseres] tijdens de onderhandelingen met [gedaagde] de bedoeling had om eerst een pilot te draaien bij de twee eigen vestigingen, en bij een positief resultaat [gedaagde] te introduceren bij de overige vestigingen, is door haar onvoldoende onderbouwd. Evenmin is gebleken dat [gedaagde] zich hiervan bewust was of had moeten zijn. Voor zover [eiseres] bedoeld mocht hebben een beroep te doen op dwaling (artikel 6:228 lid 1 Burgerlijk Wetboek), verwerpt de kantonrechter dit beroep. In artikel 6:228 Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is. Volgens dit artikel zijn er drie gevallen waarin dwaling zich voor kan doen, namelijk (a) door een inlichting van de wederpartij, (b) door schending van een mededelingsplicht of (c) de wederpartij is zelf ook onwetend. Een onjuiste inschatting van het aantal deelnemende franchisenemers van de kant van [eiseres] is niet te rangschikken onder een van deze gevallen.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
Proceskosten in conventie
3.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de kant van [gedaagde] . De kosten aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 746,00 (2 punten x € 373,00) aan salaris gemachtigde.
In reconventie
3.12.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van de overeengekomen maandelijkse vergoeding voor de resterende 21 licenties voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2021 en betaling van de resterende 21 iPadhouders en 18.500 keycards. Zij heeft [eiseres] daartoe op 19 juli 2021 drie (overzichts)facturen gestuurd. De vervaldatum van deze facturen is 2 augustus 2021.
3.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat de facturen voor twee franchisenemers van [eiseres] maandelijks worden voldaan en dat de eerste 1.500 keycards zijn afgenomen en betaald. Hierboven is overwogen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen met een omvang van 23 licenties, 23 stalen iPadhouders en 20.000 keycards. Dit betekent dat [eiseres] gehouden is de daar tegenover staande betalingen aan [gedaagde] te doen. Niet in geschil is dat de vorderingen van [gedaagde] inmiddels opeisbaar zijn zodat de primaire vorderingen van [gedaagde] zullen worden toegewezen. De subsidiaire vorderingen van [gedaagde] behoeven hierna geen bespreking meer.
Handelsrente
3.14.
[gedaagde] vordert vergoeding van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek. Wettelijke handelsrente is verschuldigd wanneer er sprake is van vertraging in de betaling van een geldsom bij een handelsovereenkomst. De kantonrechter stelt vast dat hiervan sprake is. Beide partijen handelden bij het sluiten van de overeenkomst in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente is door [eiseres] overigens ook niet afzonderlijk betwist. De wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen vanaf 3 augustus 2021 tot de dag van betaling.
Proceskosten in reconventie
3.15.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de kant van [gedaagde] . Omdat de conventie en reconventie nauw verband met elkaar houden en gelijktijdig zijn behandeld zal de kantonrechter deze kosten bepalen op één procespunt volgens het toepasselijke liquidatietarief ofwel € 373,00.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de kant van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 746,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
4.4.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen € 14.590,85 (bestaande uit € 5.334,35 aan maandelijkse vergoedingen voor 21 licenties over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2021, € 2.541,00 voor 21 stalen iPadhouders en € 6.715,50 voor 18.500 keycards) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 3 augustus 2021 tot de voldoening;
4.5.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de kant van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 373,00 aan salaris gemachtigde;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In conventie en in reconventie
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 april 2022.