Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de rechter is verhinderd te
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van haar Ziektewetuitkering, die door verweerder was vastgesteld op 70% van het dagloon per 1 februari 2021. Eiseres was van mening dat de hoogte van het dagloon niet representatief was voor haar inkomen op het moment van ziekmelding, aangezien zij recent haar uren had uitgebreid bij haar werkgever. Verweerder had het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarop eiseres beroep instelde.
Tijdens de zitting op 25 januari 2022 werd duidelijk dat het geschil zich richtte op de vaststelling van het maximale dagloon. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen bezwaar kon maken tegen de hoogte van het dagloon, omdat dit al eerder was vastgesteld in een ander besluit. Eiseres stelde dat haar bezwaar als een herzieningsverzoek moest worden gezien, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte inhoudelijk op het bezwaarschrift was ingegaan en verklaarde het beroep gegrond. Het bestreden besluit werd vernietigd en het bezwaarschrift werd niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.518,-.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het indienen van bezwaren en de noodzaak voor verweerders om de strekking van bezwaarschriften zorgvuldig te beoordelen. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.