In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp. Eiseres ontving op 2 juni 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 66,50, omdat zij op 29 mei 2021 parkeerde in een 1,20-zone zonder parkeergeld te betalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarop de heffingsambtenaar op 30 juni 2021 het bezwaar gegrond verklaarde en de aanslag introk. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar, omdat zij vond dat de heffingsambtenaar een proceskostenvergoeding had moeten toekennen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de verkeerde zone had betaald, maar dat de heffingsambtenaar had moeten kunnen zien dat eiseres wel degelijk parkeergeld had betaald. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar onzorgvuldig heeft gehandeld door deze informatie niet te raadplegen voordat de naheffingsaanslag werd opgelegd. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, wat betekent dat het beroep van eiseres gegrond is.
De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak voor zover het de beslissing op de proceskostenvergoeding betreft en kent eiseres een proceskostenvergoeding toe van € 893,50. Tevens wordt het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.