ECLI:NL:RBMNE:2022:1645
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. van Es – de Vries
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Weesp
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Weesp. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2020 had vastgesteld op € 594.000,-. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 558.000,-, maar de eiser ging hiertegen in beroep. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 23 februari 2022, waar de eiser en de gemachtigde van de verweerder, bijgestaan door een taxateur, aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat deze waarde wordt vastgesteld aan de hand van vergelijkingen met recent verkochte woningen. De verweerder heeft een taxatiematrix overgelegd waarin de woning van eiser werd vergeleken met drie referentiewoningen in Weesp. De rechtbank oordeelde dat de verweerder aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, en dat de referentiewoningen goed bruikbaar waren voor de waardebepaling. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat de woning in aanbouw was op de waardepeildatum, niet overtuigend geacht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.