ECLI:NL:RBMNE:2022:1681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
9327452 AC EXPL 21-1700
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen door belastingadviseur aan B.V. en eenmanszaak, waarbij de vordering op de B.V. niet opeisbaar is en de werkzaamheden voor de eenmanszaak niet zijn aangetoond

In deze zaak vorderde de eiseres, een belastingadviseur, betaling van onbetaalde facturen van zowel een besloten vennootschap (B.V.) als een eenmanszaak, beide verbonden aan de overleden [A]. De eiseres stelde dat zij werkzaamheden had verricht voor beide entiteiten en dat de openstaande facturen, die in totaal € 12.382,32 bedroegen, moesten worden voldaan. De gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] als erfgenaam van [A], voerden verweer en stelden dat de vordering op de B.V. niet opeisbaar was en dat de werkzaamheden voor de eenmanszaak niet waren verricht.

De procedure begon met een dagvaarding op 2 juli 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling die op 20 januari 2022 werd voortgezet. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiseres moesten worden afgewezen. De rechter concludeerde dat de vordering op de B.V. niet opeisbaar was, omdat de voorwaarden voor opeisbaarheid niet waren vervuld. Wat betreft de eenmanszaak kon de eiseres niet aantonen dat de werkzaamheden waren verricht, waardoor de facturen niet verschuldigd waren.

De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 746,00 werden begroot. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter M. Ramsaroep op 6 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9327452 AC EXPL 21-1700 CMR/51145
Vonnis van 6 april 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: de heer J.M. Rigter,
tegen:
1.
[gedaagde sub 1] , in zijn hoedanigheid van enig erfgenaam in de nalatenschap van wijlen [A],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] ,
en
2. de besloten vennootschap
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen: de vennootschap,
gedaagde partij,
gezamenlijk ook te noemen (in mannelijk enkelvoud): [gedaagde c.s.] ,
gemachtigde: mr. J.B. Maliepaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 juli 2021;
  • de conclusie van antwoord;
  • de bij e-mail van 28 december 2021 gevoegde aanvullende producties van [eiseres] ;
  • de op 13 januari 2022 via Teams aangevangen mondelinge behandeling, die vanwege ICT-problemen op 13 januari 2022 is geschorst en op 20 januari 2022 in fysieke vorm op de rechtbank in Amersfoort is voortgezet.
1.2.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
De werkzaamheden van wijlen mevrouw [A] (hierna te noemen: [A] ) als [.] en [..] waren ondergebracht in de vennootschap. Rond 2010 of 2012 heeft zij een eenmanszaak opgericht en sindsdien heeft zij haar werkzaamheden hierin voortgezet.
2.2.
[eiseres] heeft voor zowel de vennootschap als voor de eenmanszaak werkzaamheden verricht.
2.3.
[A] is op [overlijdensdatum] 2020 overleden. [gedaagde sub 1] , de zoon van [A] , is de enig erfgenaam van [A] .

3.Wat wil [eiseres] en wat vindt [gedaagde c.s.] daarvan?

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vennootschap en [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van executeur/erfgenaam hoofdelijk te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 12.382,32, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag na dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening alsmede vermeerderd met een bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 896,46, met een veroordeling van [gedaagde c.s.] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] het volgende ten grondslag. [eiseres] heeft met de vennootschap en met [A] een doorlopende overeenkomst van opdracht gesloten ter uitvoering van werkzaamheden, zoals onder andere het opstellen van jaarrekeningen en het doen van belastingaangiften. Wat de vennootschap betreft, staan de facturen van de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden voor de jaren 2014 tot en met 2018 open, voor in totaal een bedrag van € 11.456,76. Ten aanzien van (de eenmanszaak van) [A] staan de facturen van 4 mei 2020 respectievelijk 3 juni 2020 open, voor in totaal een bedrag van € 690,06. [eiseres] vordert betaling van deze facturen.
3.3.
[gedaagde c.s.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten vermeerderd met wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde c.s.] heeft onder meer en subsidiair aangevoerd dat de vordering van [eiseres] op de vennootschap niet opeisbaar is. Wat betreft de vordering op [gedaagde sub 1] heeft [gedaagde c.s.] onder meer aangevoerd dat de aan [A] verstuurde facturen van 4 mei 2020 respectievelijk 3 juni 2020 niet verschuldigd zijn, omdat [eiseres] de werkzaamheden waar de facturen betrekking op hebben niet heeft verricht.

4.Wat vindt de kantonrechter?

4.1.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
Erkenning en toezegging? Nee
4.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde c.s.] heeft toegezegd dat alle facturen betaald zouden worden vanuit de nalatenschap van [A] dan wel door de vennootschap, zodra [gedaagde sub 1] als erfgenaam een verklaring van erfrecht heeft verkregen. Dit blijkt volgens haar uit een e-mail van 22 november 2020 van de adviseur van [gedaagde sub 1] , die zij bij de dagvaarding als productie 9 heeft ingebracht. Met deze toezegging heeft [gedaagde c.s.] ook de verschuldigdheid van de facturen erkend.
4.3.
Anders dan [eiseres] heeft betoogd, kan naar het oordeel van de kantonrechter uit de overgelegde e-mail niet worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] / [gedaagde c.s.] een toezegging heeft gedaan dat de in deze procedure in geschil zijnde facturen zouden worden betaald. De zin “In antwoord op uw vragen kan ik u mededelen dat verschillende nota’s, te voldoen vanuit de nalatenschap, dan wel door de besloten vennootschap eerst voldaan kunnen worden zodra door de erfgenaam ook een verklaring van erfrecht is verkregen.”, behelst een mededeling over
wanneerbetalingen überhaupt kunnen worden verricht. Deze zin kan, mede bezien in het licht van de overige tekst van de e-mail, niet als de door [eiseres] betoogde toezegging worden aangemerkt. Integendeel, de adviseur van [gedaagde sub 1] haalt in de email juist aan dat er discussie over een declaratie is. Het voormelde brengt met zich dat ook geen sprake kan zijn van de door [eiseres] gestelde erkenning van de verschuldigdheid van de facturen vanwege de gestelde toezegging.
Vordering ten aanzien van de vennootschap
4.4.
[eiseres] heeft aangevoerd dat met de vennootschap (in de persoon van [A] ) is
afgesproken, dat de kosten van de werkzaamheden voor de jaren 2014 tot en met 2018 pas zouden worden gefactureerd i) wanneer de vennootschap zou worden afgewikkeld [1] ofii) wanneer de vennootschap over voldoende financiële middelen zou beschikken. Volgens de eigen stellingen van [eiseres] is de vordering op de vennootschap dus opeisbaar wanneer aan één van deze twee voorwaarden is voldaan.
4.5.
[gedaagde c.s.] stelt onder meer en subsidiair dat de vordering van [eiseres] op de vennootschap niet opeisbaar is, omdat aan beide voorwaarden niet is voldaan.
Afwikkeling van de vennootschap
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vennootschap niet is afgewikkeld. Aan deze voorwaarde voor opeisbaarheid is dus niet voldaan.
4.7.
Tijdens de op 20 januari 2022 voortgezette mondelinge behandeling heeft [eiseres] meer genuanceerd gesteld dat de
afspraakwas dat de facturen verschuldigd zouden zijn wanneer de afwikkeling van de vennootschap
door [eiseres] zou worden gedaan. Omdat [gedaagde c.s.] de afwikkeling van de vennootschap door een ander laat verrichten en dus niet meer door [eiseres] zal worden gedaan, is de vordering volgens [eiseres] ook opeisbaar geworden.
4.8.
[gedaagde c.s.] betwist deze stelling van [eiseres] .
4.9.
De kantonrechter verwerpt deze eerst tijdens de mondelinge behandeling door [eiseres] ingenomen meer genuanceerde stelling, omdat [eiseres] deze stelling niet heeft gemotiveerd en onderbouwd alsook niet heeft uitgelegd waarom zij eerst tijdens de mondelinge behandeling van 20 januari 2022 heeft gesteld dat destijds déze afspraak met de vennootschap (in de persoon van [A] ) is gemaakt, terwijl [eiseres] in het e-mailbericht van 14 augustus 2020 niet rept over de afwikkeling van de vennootschap
door haar. Gezien de discussie die partijen voorafgaand aan dit geding over de in geschil zijnde facturen hebben gevoerd en mede gezien de betwisting van [gedaagde c.s.] , lag dit wel op haar weg. Omdat [eiseres] ten aanzien van deze eerst ter zitting ingenomen stelling niet voldoet aan haar stelplicht, wordt aan bewijslevering op dat punt niet toegekomen.
Voldoende middelen in de vennootschap
4.10.
Wat betreft de andere voorwaarde voor opeisbaarheid, stelt [eiseres] dat de vennootschap inmiddels over voldoende middelen beschikt,
omdat[A] in privé gelden heeft verkregen die ook de financiële positie van de vennootschap heeft verbeterd. [A] had namelijk een rekening-courant lening met de vennootschap die zij zou aflossen. Na haar overlijden zijn er uitkeringen gedaan ten titel van een verzekering en er is een effecten/beleggingsportefeuille in de nalatenschap van [A] , aldus [eiseres] . Met deze middelen kan de rekening-courant lening worden afgelost, waardoor de vennootschap over voldoende middelen beschikt om de facturen te betalen.
4.11.
[gedaagde c.s.] betwist de door [eiseres] gestelde rekeningcourant lening en voert aan niet bekend te zijn met de gestelde verzekeringsuitkering(en). Ook bestaat er volgens
[gedaagde c.s.] geen correlatie tussen de financiële positie van de vennootschap en de vermeende verbetering in het privé vermogen van [A] . De financiële positie van de vennootschap is bovendien alleen maar slechter geworden sinds de oprichting van de eenmanszaak. [A] heeft sinds de oprichting van de eenmanszaak haar werkzaamheden ondergebracht in de eenmanszaak, waardoor er geen inkomsten meer in de vennootschap kwamen.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] , mede gelet op deze gemotiveerde betwisting van [gedaagde c.s.] , haar stelling dat de financiële positie van de vennootschap sinds de met de vennootschap (in de persoon van [A] ) gemaakte afspraak over de opeisbaarheid is verbeterd onvoldoende heeft gemotiveerd en/of onderbouwd. Zij heeft bijvoorbeeld geen gegevens in het geding gebracht waar de gestelde verbetering van de financiële positie van de vennootschap uit blijkt. Ook anderszins is niet gebleken dat de vennootschap inmiddels over voldoende financiële middelen beschikt op de wijze zoals [eiseres] heeft betoogd. Omdat [eiseres] ten aanzien van haar stelling niet voldoet aan haar stelplicht, wordt aan bewijslevering op dat punt niet toegekomen. Gezien het voorgaande verwerpt de kantonrechter de stelling van [eiseres] dat aan deze andere voorwaarde van opeisbaarheid zou zijn voldaan.
4.13.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat aan (een van) de onder 4.4. bedoelde voorwaarden is voldaan is en [eiseres] niet (voldoende gemotiveerd en/of onderbouwd) andere feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de gestelde vordering van [eiseres] op de vennootschap wel opeisbaar is, wordt de vordering tot veroordeling van [gedaagde c.s.] tot betaling van de ten aanzien van de vennootschap gefactureerde bedragen afgewezen.
Vordering ten aanzien van [gedaagde sub 1] als erfgenaam van [A] (de eenmanszaak)
4.14.
[eiseres] heeft gesteld dat bij de oprichting van de eenmanszaak is afgesproken dat [A] aan [eiseres] een vast maandbedrag van € 300,00 exclusief BTW en inclusief indexering zou betalen voor de werkzaamheden die [eiseres] voor de eenmanszaak zou verrichten. [eiseres] stelt dat zij achteraf, dus na het verrichten van werkzaamheden factureert.
4.15.
[gedaagde c.s.] betwist dat de werkzaamheden, waar de facturen van 4 mei 2020 respectievelijk 3 juni 2020 op zien, zijn verricht. Daarom zijn deze facturen volgens
niet verschuldigd.
4.16.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [eiseres] die ziet op de twee vorenbedoelde facturen, moet worden afgewezen. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de onder 4.14. vermelde stelling van [eiseres] volgt dat het loon voor de werkzaamheden voor de eenmanszaak pas verschuldigd is nadat deze werkzaamheden door [eiseres] zijn verricht. [eiseres] stelt dat zij de administratie van de eenmanszaak heeft verzorgd tot aan het overlijden van [A] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij uitgelegd dat de werkzaamheden bestonden uit het doen van de administratie, het doen van de aangifte van de inkomstenbelasting en de omzetbelasting en alle werkzaamheden die daarbij komen kijken, zoals het schrijven van brieven. Echter, [eiseres] heeft onvoldoende gemotiveerd en niet onderbouwd welke werkzaamheden zij in de maand voorafgaand aan elk van deze twee facturen heeft verricht, terwijl de verschuldigdheid van deze facturen uitdrukkelijk door [gedaagde c.s.] zijn betwist, ook al voorafgaand aan deze procedure. [eiseres] verwijst ook niet naar stukken waaruit zou kunnen blijken welke werkzaamheden zij heeft verricht voorafgaand aan deze twee facturen, waarvoor zij bedragen heeft gefactureerd. Reeds daarom kan niet worden vastgesteld dat de facturen van 4 mei 2020 respectievelijk 3 juni 2020 verschuldigd zouden zijn. Om die reden wordt de vordering van [eiseres] die ziet op de twee vorenbedoelde facturen afgewezen.
4.17.
Gelet op het bovenstaande hoeven de overige stellingen van partijen ter zake van de in geschil zijnde facturen niet te worden besproken.
Proceskosten, nakosten en wettelijke rente
4.18.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat [eiseres] haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [gedaagde c.s.] aan hem moet betalen. De proceskosten van [gedaagde c.s.] worden begroot op € 746,00 (2 punten x tarief € 373,00) aan salaris gemachtigde.
4.19.
De door [gedaagde c.s.] gevorderde nakosten en de wettelijke rente hierover worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.20.
Tegen de door [gedaagde c.s.] gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, nakosten en rente, is [eiseres] niet opgekomen. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gebleken die deze vordering in de weg staan. De kostenveroordeling wordt daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten; zij moet aan [gedaagde c.s.] zijn proceskosten betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 746,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [eiseres] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde c.s.] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van betaling,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.

Voetnoten

1.Zie in dit verband ook productie 1 bij de conclusie van antwoord, zijnde een e-mailbericht van [eiseres] aan [gedaagde sub 1] van 14 augustus 2020.