ECLI:NL:RBMNE:2022:1686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
9423200 UC EXPL 21-6253
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten in verband met werkgeversbijdrage aan aanvullend invaliditeitspensioen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 april 2022, vorderde N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken (hierna: N.V. Schadeverzekering) betaling van contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten van de gedaagde partij, een besloten vennootschap, in verband met de niet tijdige betaling van werkgeversbijdragen voor het aanvullend invaliditeitspensioen. De gedaagde had de facturen voor de werkgeversbijdragen, die op 28 februari en 31 mei 2021 waren verzonden, pas na meerdere aanmaningen betaald, waarbij de betalingstermijnen al waren overschreden.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde weliswaar de werkgeversbijdrage had voldaan, maar dat zij ook de rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd was. Het verweer van de gedaagde dat de coronacrisis hen verhinderde om tijdig te betalen, werd verworpen. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde niet had aangetoond dat N.V. Schadeverzekering een regeling had getroffen die hen vrijstelde van het betalen van rente en kosten. Bovendien had N.V. Schadeverzekering de gedaagde tijdig gewezen op de extra kosten bij niet tijdige betaling.

De kantonrechter wees de vordering van N.V. Schadeverzekering toe, waarbij de wettelijke rente werd vastgesteld op € 5,01 en de buitengerechtelijke incassokosten op een totaalbedrag van € 366,98. Daarnaast werd BTW over de incassokosten toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 395,41, inclusief wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten, die op € 403,30 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9423200 UC EXPL 21-6253 CMR/51145
Vonnis van 6 april 2022
inzake
de naamloze vennootschap
N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken,
gevestigd in ‘s-Gravenhage,
verder ook te noemen N.V. Schadeverzekering,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 augustus 2021;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek tevens vermeerdering van eis;
- de conclusie van dupliek;
- de akte van N.V. Schadeverzekering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Op grond van de CAO Aanvullend Invaliditeitspensioen Metaal en Techniek (hierna: CAO-AvIM) hebben de werknemers van [gedaagde] aanspraak op een Aanvullend Invaliditeitspensioen. Dit wordt verzekerd bij N.V. Schadeverzekering. Op grond van artikel 4 lid 1 CAO-AvIM is [gedaagde] hiervoor een werkgeversbijdrage verschuldigd aan N.V. Schadeverzekering.
2.2.
N.V. Schadeverzekering heeft op 28 februari 2021 aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor € 743,53 aan werkgeversbijdrage voor het eerste kwartaal van 2021. Op 31 mei 2021 heeft N.V. Schadeverzekering aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor € 1.702,98 aan werkgeversbijdrage voor het tweede kwartaal van 2021.
2.3.
Nadat N.V. Schadeverzekering meerdere aanmaningen heeft gestuurd, heeft [gedaagde] beide facturen betaald, de eerste factuur op 8 mei 2021 en de tweede factuur op 21 juli 2021.
2.4.
Op het moment dat [gedaagde] de facturen heeft betaald, was de betalingstermijn al overschreden. Daarom is [gedaagde] volgens N.V. Schadeverzekering rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd op grond van artikel 7.4 van de toepasselijke polisvoorwaarden. N.V. Schadeverzekering vordert deze kosten in deze procedure. [gedaagde] is het niet eens met deze kosten.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter wijst de vordering van N.V. Schadeverzekering toe. Hierna wordt toegelicht waarom.
3.2.
Vast staat dat [gedaagde] de werkgeversbijdrage verschuldigd is en dat zij deze volledig heeft betaald. De vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] ook de rente en de buitengerechtelijke kosten moet betalen. [gedaagde] stelt dat zij door de coronacrisis niet op tijd aan haar betalingsverplichting kon voldoen. Daarbij legt [gedaagde] een leaflet over van het Pensioenfonds Metaal & Techniek (hierna: PMT) waarin staat dat PMT vanwege de coronacrisis geen rente en geen boete rekent bij het verstrijken van de betalingstermijn. Daarmee wil zij aantonen hoe verschillende partijen in de markt om zijn gegaan met de coronacrisis. N.V. Schadeverzekering voert aan dat de leaflet niet van haar afkomstig is, maar dat deze ziet op te betalen pensioenpremies aan PMT.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat PMT een pensioenfonds is en dat zij geen partij is in deze procedure. N.V. Schadeverzekering en PMT zijn immers niet dezelfde partij. Het feit dat PMT geen rente en boetes in rekening heeft gebracht bij het verstrijken van een betalingstermijn, betekent dus niet dat N.V. Schadeverzekering ook aan deze regeling gehouden is. Niet is gebleken dat N.V. Schadeverzekering zelf een dergelijke regeling heeft gecommuniceerd naar haar verzekeringnemers. Een rol speelt ook dat N.V. Schadeverzekering [gedaagde] op 31 maart 2021 en op 30 juni 2021 heeft gewezen op de extra kosten die in rekening worden gebracht als niet op tijd wordt betaald. Indien [gedaagde] wist dat zij niet aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen vanwege de coronacrisis, dan had zij N.V. Schadeverzekering hiervan op de hoogte moeten stellen en was het misschien mogelijk geweest om hier een regeling voor te treffen. Niet is gebleken dat [gedaagde] dit heeft gedaan. Het is vervelend voor [gedaagde] dat zij door de coronacrisis niet op tijd aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen, maar dit betekent niet dat haar betalingsverplichtingen zijn opgeschort of dat zij geen rente of kosten zou hoeven te betalen.
3.4.
N.V. Schadeverzekering vordert op grond van artikel 7.4 van haar polisvoorwaarden de wettelijke rente. Omdat de hoogte van de gevorderde bedragen aan rente niet worden betwist, stelt de kantonrechter dit bedrag vast op € 5,01.
3.5.
N.V. Schadeverzekering maakt daarnaast op grond van de tussen partijen gesloten polisvoorwaarden aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt op grond van artikel 7.4 van de polisvoorwaarden vastgesteld op 15% van de vordering. [gedaagde] heeft niet betwist dat partijen dit zijn overeengekomen. De door N.V. Schadeverzekering gevorderde vergoeding zal daarom worden toegewezen. De onderlinge verhouding tussen partijen is een zakelijke, de kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om voor de berekening van de incassokosten een ander aanknopingspunt te kiezen of deze te matigen. Het door N.V. Schadeverzekering gevorderde bedrag is echter wat betreft de eerste factuur van € 743,53 niet correct berekend. De buitengerechtelijke incassokosten over deze factuur worden daarom vastgesteld op een bedrag van € 111,53. De buitengerechtelijke incassokosten over de tweede factuur (€ 255,45) zijn wel juist berekend. De kantonrechter zal daarom in totaal een bedrag van € 366,98 toewijzen.
3.6.
N.V. Schadeverzekering heeft BTW gevorderd over de incassokosten van € 111,53 omdat zij deze niet kan verrekenen. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 23,42 aan BTW over dit bedrag toewijzen.
3.7.
N.V. Schadeverzekering vordert in haar dagvaarding een bedrag van € 137,63 aan hoofdsom, omdat de betaling van € 743,53 van [gedaagde] op grond van artikel 6:44 BW eerst in mindering wordt gebracht op de kosten, daarna op de rente en daarna op de hoofdsom. In overweging 3.5 is vastgesteld dat de buitengerechtelijke incassokosten en de BTW hierover niet correct zijn berekend (de kosten zijn lager). De resterende hoofdsom met betrekking tot de factuur van 28 februari 2021 wordt daarom vastgesteld op € 135,33. In haar conclusie van repliek heeft N.V. Schadeverzekering haar eis vermeerderd met € 260,08 aan buitengerechtelijke incassokosten en rente over de factuur van 31 mei 2021. Zij noemt hierbij artikel 6:44 BW verder niet meer. De kantonrechter leidt hieruit af dat dit bedrag van € 260,08 geen onderdeel is van de resterende hoofdsom waarover wettelijke rente is gevorderd. Daarom wordt de wettelijke rente alleen toegewezen over € 135,33 en wel vanaf de dag van de dagvaarding (10 augustus 2021) tot de dag van betaling.
3.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van N.V. Schadeverzekering worden begroot op:
- dagvaarding € 127,30
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde €
150,00(2 punten x tarief € 75,00)
Totaal € 403,30

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan N.V. Schadeverzekering te betalen € 395,41 met de wettelijke rente over € 135,33 vanaf 10 augustus 2021 tot de dag van betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de kant van N.V. Schadeverzekering, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 403,30, waarin begrepen € 150,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.