ECLI:NL:RBMNE:2022:169

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21 _ 372
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en motiveringsgebrek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. De zaak betreft een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had in eerste instantie een verzoek ingediend dat gedeeltelijk was toegewezen, maar het college had later besloten om meer informatie openbaar te maken. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank het beroep op 29 april 2021 heeft behandeld.

In een tussenuitspraak van 10 juni 2021 heeft de rechtbank het college de gelegenheid gegeven om een motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom bepaalde zinnen in een memo geweigerd werden op basis van de Wob. Het college heeft hierop een aanvullende motivering ingediend, maar eiser was van mening dat deze niet voldeed.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 11 januari 2022 geoordeeld dat het college het motiveringsgebrek niet had hersteld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de eerste twee geweigerde zinnen openbaar gemaakt moesten worden. Tevens werd het college opgedragen om het betaalde griffierecht en proceskosten aan eiser te vergoeden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.L.M. Lohman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: mr. T.J. de Haan).

Procesverloop

In het besluit van 30 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
In het besluit van 8 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en besloten om meer passages van het verstrekte document openbaar te maken.
Eiser heeft tegen bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en het op de zaak betrekking hebbende stuk ingediend, met het verzoek artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen ten aanzien van het stuk waarvan eiser om inzage heeft verzocht.
Eiser heeft de rechtbank toestemming gegeven dit stuk in te zien voor de beoordeling.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich beide laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
In de tussenuitspraak van 10 juni 2021 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering op het bestreden besluit ingediend.
Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat is er aan deze uitspraak vooraf gegaan?
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank benadrukt allereerst dat zij blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eerste twee van de drie zinnen in de memo waarvan verweerder openbaarmaking heeft geweigerd een persoonlijke beleidsopvatting weergeven. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat deze twee zinnen niet geweigerd kunnen worden op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Voor de derde van de geweigerde zinnen kan deze weigeringsgrond naar het oordeel van de rechtbank wel worden gebruikt, omdat deze zin wel een persoonlijke beleidsopvatting bevat.
Wat is het aanvullende standpunt van verweerder?
3. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld het motiveringsgebrek te herstellen door een aanvullende motivering op het bestreden besluit te geven of door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Verweerder is hierop ingegaan en heeft bij brief van 13 juli 2021 een aanvullende motivering toegevoegd aan het bestreden besluit. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de eerste twee geweigerde zinnen feitelijke gegevens bevatten die zodanig verweven zijn met de beleidsopvatting in de derde zin, dat de zinnen niet van elkaar te scheiden zijn. De persoonlijke beleidsopvatting in de derde zin is volgens verweerder namelijk een gevolgtrekking van het feitenrelaas in de eerste twee zinnen. Vanwege deze verwevenheid mogen alle zinnen volgens verweerder worden geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Verweerder heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1]
Wat voert eiser hiertegen aan?
4. Eiser voert in de zienswijze aan dat de nieuwe redenering van verweerder niet te volgen is. Verweerder stelde zich aanvankelijk op het standpunt dat alle drie de zinnen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten en dat openbaarmaking van de zinnen tot imagoschade voor de gemeente De Ronde Venen zou leiden. Nu zou er slechts sprake zijn van een gevolgtrekking in de derde zin uit feitelijke informatie in de eerste twee zinnen. Eiser vindt het niet aannemelijk dat imagoschade al zou volgen bij het openbaar maken van alleen feitelijke informatie in de eerste twee zinnen. Bovendien is het voorkomen van imagoschade geen doel van de Wob.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om een verwevenheid aan te nemen tussen de feitelijke informatie in de eerste twee geweigerde zinnen met de persoonlijke beleidsopvatting in de derde geweigerde zin. Uit de formulering van de eerste zin blijkt geenszins dat hier een persoonlijke beleidsopvatting achter zit of daarin verweven is. De tweede zin geeft naar het oordeel van de rechtbank een feitelijke conclusie weer van een wettelijke regel. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder het geconstateerde motiveringsgebrek niet heeft hersteld. Dit betekent dat de eerste twee van de geweigerde zinnen alsnog openbaar moeten worden gemaakt.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, wat de weigering betreft om de eerste twee zinnen onder het kopje ‘Kernboodschap’ in de memo over de ‘Afstemming beoordelingskader bij een beroep op verjaring van gemeentegrond (project Snippergroen)’ openbaar te maken. De rechtbank ziet geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Zij zal zelf voorzien en het primaire besluit herroepen, voor zover verweerder daarbij heeft geweigerd om de eerste twee zinnen onder het kopje ‘Kernboodschap’ openbaar te maken. De rechtbank willigt het verzoek om openbaarmaking in zoverre in.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
8. Ook krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus) met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.897,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor wat betreft de weigering om de eerste twee van de drie geweigerde zinnen onder het kopje ‘Kernboodschap’ in de memo over de ‘Afstemming beoordelingskader bij een beroep op verjaring van gemeentegrond (project Snippergroen)’ openbaar te maken;
- herroept het primaire besluit in zoverre;
- willigt het verzoek om openbaarmaking in zoverre in;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak uitvoering te geven aan deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
De rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Namelijk de uitspraak van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:399).