ECLI:NL:RBMNE:2022:1720

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
C/16/537967 / KG ZA 22-148
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriale beslagen en onthouding van verdere executiemaatregelen in civiele procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 29 april 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres, [eiseres] B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde] B.V. De eiseres vorderde de opheffing van executoriale beslagen die door de gedaagde waren gelegd, alsook een verbod op verdere executiemaatregelen in het kader van een eerder arbitrale vonnis. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit het arbitrale vonnis, maar dat de eiseres voldoende heeft aangetoond dat zij aan de veroordeling heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiseres toegewezen, waarbij alle door de gedaagde gelegde beslagen zijn opgeheven en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De procedure begon met een dagvaarding en diverse producties van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling waren de advocaten van beide partijen aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft de standpunten van beide partijen gehoord en na afloop van de zitting mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in staat was om de benodigde documenten te verkrijgen om de opbrengsten en kosten van de biogasinstallatie te berekenen, en dat de eiseres voldoende informatie had verstrekt om aan de veroordeling te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 1.795,33.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/537967 / KG ZA 22-148
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. S. Derksen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.F. Dröge te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 16 producties;
- de akte van 26 april 2022 ter overlegging van de producties 17 tot en met 20;
- de brief van 28 april 2022 met productie 21;
- de conclusie van antwoord met 16 producties.
1.2.
Op 29 april 2022 heeft mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.G. de Vries, griffier, de mondelinge behandeling gehouden. Namens [eiseres] was mr. S. Derksen aanwezig. Namens [gedaagde] waren de heer [A] en de heer [B] aanwezig samen met mr. L.F. Dröge en mr. [C] . Door of namens partijen is antwoord gegeven op de vragen van de voorzieningenrechter en zijn de standpunten nader toegelicht aan de hand van een pleitnota. Zij hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
heft alle door [gedaagde] gelegde executoriale beslagen, zoals genoemd onder punt 20 van de dagvaarding, op;
2.2.
veroordeelt [gedaagde] zich te onthouden van verdere executiemaatregelen in het kader van de tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis van 21 maart 2022, op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze overtreding voortduurt met een maximum van € 500.000;
2.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiseres] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.795,33, bestaande uit € 103,33 aan kosten dagvaarding, € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris gemachtigde;
2.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

3.De gronden van de beslissing

De feiten

3.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 4 december 2017 een overeenkomst gesloten voor het ontwerp, de bouw en de oplevering van een biogasinstallatie in [plaats] , [provincie] . Tegen betaling een vaste prijs van € 22.500.000,00 diende [gedaagde] de installatie te ontwerpen, te bouwen, in bedrijf te nemen en uiteindelijk op te leveren wanneer een bepaald productieniveau bereikt zou zijn (‘Substantial Completion’). Partijen hebben verder in artikel 5.1.10 van de overeenkomst vastgelegd dat [gedaagde] in de productieperiode tot aan de Substantial Completion recht heeft op de operationele inkomsten (‘Revenues’) minus de operationele kosten.
3.2.
Omdat [eiseres] meent dat [gedaagde] er niet in geslaagd is Substantial Completion te bereiken, heeft zij in november 2021 aanspraak gemaakt op betaling van contractueel vastgelegde schadevergoeding voor te late oplevering (‘liquidated damages’). [gedaagde] weigerde te betalen. [eiseres] heeft daarom betaling gevorderd van de garanderende bank. [gedaagde] is vervolgens een arbitraal kort geding gestart om te voorkomen dat [eiseres] een bankgarantie zou trekken. Dat verzoek is afgewezen. In maart 2022 heeft [eiseres] in arbitrage gevraagd om een voorlopige voorziening. [eiseres] vorderde afgifte van de wachtwoorden die nodig zijn om de installatie te kunnen bedienen. [gedaagde] heeft in dat arbitraal kort geding een veroordeling gevraagd van [eiseres] om het delen van documenten die zij nodig had om te kunnen berekenen welke operationele inkomsten er zijn geweest en wat de operationele kosten waren in de periode dat zij de installatie heeft laten draaien. Bij arbitraal vonnis van 21 maart 2022 is de vordering van [eiseres] afgewezen. De vordering van [gedaagde] is toegewezen op straffe van een dwangsom. [eiseres] diende uiterlijk op 5 april 2022 de volgende stukken te geven aan [gedaagde] :
  • ‘Copies of invoices [eiseres] sent to [onderneming 1] between 29 October 2020 and the date of this award, for the sale of biogas produced by [naam biogasinstallatie] ;
  • Copies of [onderneming 2] ’s reporting on gas production injected into the grid, the associated ‘rapportages Groengas’, and the underlying calculations from 29 October 2020 until the date of this arbitral award;
  • Copies of invoices from the period from 29 October 2020 until the date of this award showing the other Revenues, including those with respect to feedstock and credit/claims that could be claimed by [eiseres] under applicable feedstock supply agreements;
  • Copies of invoices/charges of “the costs of [naam biogasinstallatie] and the Work (such as electricity, water, natural gas if needed, wastewater disposal, construction waste disposal and other construction related costs, fuel and consumables)” as described in Article 5.1.10 EPC, from 29 October 2020 until the date of this arbitral award;’
3.3.
[gedaagde] heeft vervolgens diverse malen bij [eiseres] aangekaart dat nog niet alle relevante documenten zouden zijn verstrekt. [eiseres] heeft in dat kader alsnog een niet eerder overgelegde factuur van [onderneming 3] aan [eiseres] gestuurd aan [gedaagde] . [gedaagde] bleef van mening dat [eiseres] niet alle stukken heeft verstrekt, waardoor [eiseres] niet aan het arbitraal vonnis voldeed en dwangsommen verbeurde. [gedaagde] heeft vervolgens op 20 april 2022 een aantal executoriale derdenbeslagen laten leggen.
Waarom worden de vorderingen van [eiseres] toegewezen?
3.4.
Bij de vraag of [eiseres] aan de veroordeling van 21 maart 2022 heeft voldaan, hanteert de voorzieningenrechter het volgende toetsingskader. In een executiegeschil als dit moet datgene wat [eiseres] ter uitvoering van het vonnis heeft gedaan, worden getoetst aan de inhoud van de veroordeling zoals die door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij is het doel en de strekking van de veroordeling het richtsnoer. De veroordeling gaat niet verder dan nodig is voor het bereiken van het daarmee beoogde doel.
3.5.
De veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging plaatsvindt, heeft het doel om [gedaagde] in staat te stellen te begroten wat uiteindelijk de opbrengst is van het in werking zijn van de biogasinstallatie (hierna: [naam biogasinstallatie] ) over de periode tot 29 oktober 2020 tot 21 maart 2022. Daarvoor moet zij de beschikking krijgen over de inkomsten en de uitgaven bij het in bedrijf zijn van [naam biogasinstallatie] in die periode. Het saldo daarvan is immers voor haar. In dit kader beroept [gedaagde] zich op het risico van bewijsnood. De constructie tussen partijen is dat [gedaagde] volledig afhankelijk is van [eiseres] voor de bepaling wat uiteindelijk het saldo is van inkomsten en uitgaven van [naam biogasinstallatie] . [eiseres] ontvangt immers de subsidies, de opbrengst van de verkoop van Groengascertificaten etc. en maakt de kosten. Dat zijn partijen overeengekomen (tot het moment van het overdragen van [naam biogasinstallatie] aan [eiseres] ). Dat betekent dat het [eiseres] is die betwisting moet onderbouwen van stellingen van [gedaagde] over het saldo van inkomsten en uitgaven. [gedaagde] heeft beperkte mogelijkheden daarvoor. [eiseres] beschikt over de stukken.
3.6.
Op grond van het arbitraal vonnis gaat het dus documenten die [gedaagde] nodig heeft om vast te stellen wat de opbrengsten en de kosten zijn van [naam biogasinstallatie] . Een belangrijk onderdeel van de opbrengsten is de subsidie van de overheid. [eiseres] heeft alle rapporten verstrekt van [onderneming 2] . Uit die rapporten blijkt wat door [naam biogasinstallatie] per uur met welke calorische waarde aan gas is geleverd aan de grid. Op basis daarvan kan eenvoudig worden berekend op welke subsidie [eiseres] aanspraak kan maken. De enige onbekende factor is de gemiddelde gasprijs die RVO hanteert. Als de gemiddelde gasprijs hoger is dan € 20 per Mwh, dan komt dat in mindering op de subsidie. De gemiddelde gasprijs wordt vastgesteld op basis van de gemiddelde gasprijs het jaar ervoor. Voor wat betreft 2021 geldt dat die onder de € 20,00 lag, zodat het subsidiebedrag € 54,00 is per Mwh. Voor 2022 moet worden gekeken naar de gemiddelde gasprijs van 2021. Die wordt door de overheid pas vastgesteld in juli 2022. [eiseres] heeft aangegeven uit te gaan van een gemiddelde gasprijs over 2021 van € 33,00 per Mwh. Dat staat dus nog niet vast. Op basis van de gegevens van [onderneming 2] kan [gedaagde] berekenen wat de subsidie uiteindelijk zal zijn. Tot juli 2022 blijft dat voor wat betreft 2022 een aanname.
3.7.
Het lijkt er op dat [gedaagde] ook informatie wil hebben over de door [eiseres] ontvangen voorschotten van de subsidie. Uit het arbitrale vonnis is niet af te leiden dat ook die informatie door [eiseres] moet worden gedeeld. Dit mede ook omdat het niet gaat om de voorschotten, maar om de subsidie. Dat betekent dat [eiseres] op dit punt heeft voldaan aan het arbitrale vonnis. Zij heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er in dit verband geen sprake is van ‘underlying calculations’. Als het gaat om calculaties van de zijde van [eiseres] zelf, die zijn niet te zien als ‘bewijzen’ voor de omvang van de inkomsten. Ze zijn immers van [eiseres] zelf afkomstig. Daarnaast zijn de voorschotten erg afhankelijk van de te verwachten gasproductie van [naam biogasinstallatie] . Die is nu minimaal. Het gaat uiteindelijk om de vastgestelde subsidie.
3.8.
Verder heeft [eiseres] voldoende verklaard waarom de afgifte van Groengascertificaten over de eerste drie maanden van 2022 vertraging heeft opgelopen en dat die stukken dus niet konden worden overgelegd. Dat laat onverlet dat die stukken wel door [eiseres] moeten worden gedeeld als ze er zijn, maar op basis hiervan is dus geen dwangsom verbeurd.
3.9.
Als het gaat om [onderneming 3] staat vast dat er een factuur van [onderneming 3] aan [eiseres] niet tijdig is gedeeld. Dat is inmiddels wel gebeurd. Dit is te zien als een omissie. De factuur is in het ongerede geraakt blijkens de verklaringen en daardoor niet verwerkt in de administratie. Gegeven het feit dat er ongeveer 800 documenten zijn gedeeld (de opsomming is 13 bladzijden), is dit onvoldoende om te oordelen dat dwangsommen zijn verbeurd. Een factuur is in dat verband te zien als van te ondergeschikt belang om te oordelen dat niet is voldaan aan de veroordeling. Daarbij is ook relevant dat het niet gaat om inkomsten van [eiseres] maar om kosten, zodat [gedaagde] zonder deze factuur een hogere aanspraak heeft.
3.10.
Met betrekking tot [onderneming 4] zijn de facturen gedeeld. Die roepen de vraag op waarom is afgeweken van het aanvankelijke contract van [eiseres] met [onderneming 4] ( [onderneming 4] betaalt € 8,75 per ton feedstock in plaats van € 10). Dat zal [eiseres] moeten verklaren, maar dat valt niet onder de veroordeling om documenten te delen. Contracten met feedstock leveranciers zijn daarvan uitdrukkelijk uitgezonderd.
3.11.
De vordering tot veroordeling van [gedaagde] om geen verdere executie van het arbitrale vonnis van 21 maart 2022 is toegewezen om de volgende reden. In dit geschil is aan de orde geweest welke stukken volgens [gedaagde] ontbraken in de documenten die [eiseres] heeft gedeeld met [gedaagde] naar aanleiding van de veroordeling van 21 maart 2022. Met deze beslissing over wat [eiseres] heeft afgegeven aan documenten en wat zij had moeten afgeven, staat voor dit moment vast dat [eiseres] aan het arbitrale vonnis heeft voldaan. Er is dus voor [gedaagde] geen reden meer om dit vonnis nog ten uitvoer te leggen. De gevorderde dwangsom is gematigd.
Proceskosten
3.12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] zijn begroot op € 103,33 aan kosten dagvaarding, € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.
3.13.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op