ECLI:NL:RBMNE:2022:1723

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
C/16/528789 / FO RK 21-1065 en C/16/537129 / FO RK 22-385
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag na beëindiging van gezag en voogdij

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2022 een beschikking gegeven inzake het herstel van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige, geboren in 2005. De zaak betreft een verzoek van Jeugdbescherming Noord (JBNoord) om de voogdij over de minderjarige te beëindigen en de moeder te herstellen in haar ouderlijk gezag. De moeder was eerder haar gezag ontnomen door de rechtbank Noord-Nederland, die JBNoord en de moeder belastte met de voogdij. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2022 waren de moeder, de vader, JBNoord, Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De minderjarige had voorafgaand aan de zitting apart met de rechter gesproken.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel JBNoord de verzoeker was, het in het belang van de minderjarige was om de moeder in haar ouderlijk gezag te herstellen. De rechter paste artikel 1:277 BW analoog toe, ondanks dat JBNoord de verzoeker was en niet de moeder zelf. De rechter concludeerde dat de moeder in staat was om duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, gezien de positieve ontwikkelingen in haar leven en de stabiliteit die zij bood aan de minderjarige. De rechtbank heeft JBNoord ontslagen van de voogdij en de moeder hersteld in haar ouderlijk gezag, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/528789 / FO RK 21-1065 (overdracht voogdij)
C/16/537129 / FO RK 22-385 (gezagsoverdracht wettelijke ouder)
Voogdij en gezag
Beschikking van 29 april 2022
in de zaak van:
JEUGDBESCHERMING NOORD,
hierna te noemen JBNoord,
gevestigd in Groningen,
betreffende:
[minderjarige],
geboren op [2005] in [geboorteplaats]
hierna te noemen [minderjarige] ,
kind van:
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,
met als belanghebbende:
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
hierna te noemen SAVE,
gevestigd in Utrecht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van 4 oktober 2021 van JBNoord;
- het gewijzigde verzoekschrift van 1 april 2022 van JB Noord.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 1 april 2022 in aanwezigheid in aanwezigheid van de moeder, de vader, JBNoord, SAVE en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). [minderjarige] heeft vooraf aan de zitting apart met de rechter gesproken.

2.De feiten

2.1.
[de vader] , is de biologische vader van [minderjarige] . Hij heeft [minderjarige] niet erkend.
Bij beschikking van 16 mei 2018 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, het gezag van de moeder beëindigd en JBNoord en de moeder belast met de voogdij over [minderjarige] .

3.Het verzoek

3.1.
JBNoord verzoekt – bij gewijzigd verzoek – om haar te ontslaan van de voogdij over [minderjarige] en de moeder te herstellen in het ouderlijk gezag.

4.De beoordeling

4.1.
De rechter wijst het gewijzigde verzoek van JBNoord toe en herstelt de moeder in haar ouderlijk gezag over [minderjarige] . Zij legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
De bevoegdheid
4.2.
Aangezien JBNoord als voogd van [minderjarige] gevestigd is in Groningen, is de rechtbank Noord-Nederland in beginsel bevoegd om over deze zaak te oordelen. Op grond van artikel 270 lid 1 Rv is echter na instemming van JBNoord de zaak desondanks door deze rechtbank behandeld, nu zij heeft aangegeven geen verwijzing te wensen.
De inhoudelijke beoordeling
4.3.
Op grond van artikel 1:322 BW kan iedere voogd zich van zijn bediening doen ontslaan, indien een daartoe bevoegd persoon zich schriftelijk bereid heeft verklaard de voogdij over te nemen, en de rechtbank deze overneming in het belang van de minderjarige acht.
4.4.
In deze zaak heeft SAVE zich in eerste instantie schriftelijk bereid verklaard om de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen. De rechter vindt echter het – mede naar aanleiding van vragen van de rechtbank – gewijzigde verzoek van JBNoord passender in de situatie van [minderjarige] , namelijk het verzoek om de moeder te herstellen in haar gezag. Ook zij heeft zich hiertoe schriftelijk bereid verklaard.
4.5.
Op grond van artikel 1:277 BW kan de rechtbank de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien:
  • herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en;
  • de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen.
Weliswaar is in dit geval JBNoord de verzoeker, in plaats van de moeder zelf, waardoor dit wetsartikel in beginsel niet van toepassing is. Gelet op het belang van een goede rechtsbedeling past de rechter in deze situatie dit wetsartikel naar analogie toe. Zij legt uit waarom.
4.6.
Uit de stukken van JBNoord blijkt dat [minderjarige] na een eerder verblijf in een gezinshuis inmiddels alweer een jaar bij de moeder thuis woont. Deze verhuizing naar de moeder is op eigen initiatief van [minderjarige] en in overleg met JBNoord tot stand gekomen en is goed verlopen. De moeder heeft een stabiel leven opgebouwd met haar nieuwe partner en zij hebben samen een groot sociaal netwerk van familie en vrienden. De moeder werkt aan alle kanten mee met de hulpverlening en vraagt zelfstandig hulp wanneer dat voor [minderjarige] nodig is. [minderjarige] voelt zich veilig en gesteund bij de moeder en is bij haar thuis tot rust gekomen.
4.7.
De rechter is het gezien deze omstandigheden dan ook eens met het standpunt van JBNoord dat de moeder handelt vanuit het belang van [minderjarige] . Ook vindt zij dat er is voldaan aan de voorwaarden voor herstel in het ouderlijk gezag, namelijk dat dit in belang van [minderjarige] is en dat is gebleken dat de moeder in staat is om duurzaam de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. Naar het oordeel van de rechter komt de huidige juridische situatie, namelijk de situatie dat de voogd alleen kan verzoeken een andere voogd te benoemen en niet een ouder in het gezag te herstellen, dan ook niet overeen met de feitelijke situatie. De feitelijke situatie is immers dat, ondanks dat de moeder hierom niet zelf heeft verzocht, hier wel sprake is van de omstandigheden waarvoor artikel 1:277 BW is bedoeld.
4.8.
De rechter wil de moeder een groot compliment geven voor het zelfinzicht wat zij de afgelopen tijd heeft getoond en het harde werk dat zij voor [minderjarige] aan zichzelf en haar opvoedsituatie heeft verricht. De rechter heeft er alle vertrouwen in dat de moeder zich ervoor zal blijven inzetten om [minderjarige] te ondersteunen en hem zo een zo goed mogelijke start voor zijn (bijna) volwassen leven te geven. Zij hoopt daarbij uiteraard ook dat [minderjarige] haar tip over school tijdens hun gesprek in overweging zal nemen.

5.De beslissing

5.1.
De rechtbank:
5.2.
ontslaat per 29 april 2022
JEUGDBESCHERMING NOORD, gevestigd in Groningen, van de voogdij over [minderjarige] ;
5.3.
herstelt de moeder in het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Oostland als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022.