ECLI:NL:RBMNE:2022:1735

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/2816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke WOZ-zaak

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen de door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht vastgestelde WOZ-waarde van zijn woningen voor het jaar 2021. Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar door verweerder op 3 juni 2021, heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 23 september 2021 deed verweerder een waardeverlagingsvoorstel, waarna verzoeker zijn beroep introk en een verzoek om proceskostenvergoeding indiende.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld over het verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft besloten zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, de proceskosten vergoed kunnen worden als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen.

Echter, verzoeker heeft geen professionele juridische hulpverlener ingeschakeld, waardoor er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De overige door verzoeker genoemde kosten, zoals reis- en verblijfskosten, zijn niet vergoedbaar omdat verzoeker geen bewijsstukken heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat verweerder wel het griffierecht van € 49,- aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 Awb. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af en maakt de uitspraak openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2816

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker, en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar ingediend tegen de door verweerder vastgestelde waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ-waarde) van zijn woningen aan de [adres] te [plaats] over het jaar 2021. Verweerder heeft op 3 juni 2021 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar gedeeltelijk gegrond is. Verzoeker is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan ten aanzien van de woning [adres] te [plaats] .
Op 23 september 2021 heeft verweerder een waardeverlagingsvoorstel gedaan. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden.
4. De overige kosten die verzoeker noemt zijn reis- en verblijfkosten en het koopsommenoverzicht dat verzoeker heeft opgevraagd via het Kadaster. Deze kosten hoeft verweerder niet te vergoeden, omdat verzoeker geen bewijsstukken heeft meegezonden. Op
het proceskostenformulier staat duidelijk vermeld dat verzoeker bewijsstukken moet meezenden met het proceskostenformulier, dit heeft verzoeker dus niet gedaan. De enkele stelling dat verzoeker deze kosten heeft gemaakt is onvoldoende om verweerder deze kosten te laten vergoeden.
5. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb). Dit volgt rechtstreeks uit de wet. In verzoekers geval gaat het om een bedrag van
€ 49,-. Verzoeker zal zich hierover tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Mulder, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 27 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.