In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen de door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht vastgestelde WOZ-waarde van zijn woningen voor het jaar 2021. Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar door verweerder op 3 juni 2021, heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 23 september 2021 deed verweerder een waardeverlagingsvoorstel, waarna verzoeker zijn beroep introk en een verzoek om proceskostenvergoeding indiende.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld over het verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft besloten zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, de proceskosten vergoed kunnen worden als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen.
Echter, verzoeker heeft geen professionele juridische hulpverlener ingeschakeld, waardoor er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De overige door verzoeker genoemde kosten, zoals reis- en verblijfskosten, zijn niet vergoedbaar omdat verzoeker geen bewijsstukken heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat verweerder wel het griffierecht van € 49,- aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 Awb. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af en maakt de uitspraak openbaar.