ECLI:NL:RBMNE:2022:1778

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
21/3830 & 22/158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor uitbouw met dakterras en splitsing van woning

In deze zaak hebben eisers, bewoners van een woning in [plaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning aan de vergunninghouder voor het realiseren van een uitbouw met dakterras aan de achterzijde van zijn woning, gelegen achter die van eisers. De vergunninghouder had eerder ook een omgevingsvergunning aangevraagd voor het splitsen van zijn woning in twee appartementen. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen beide omgevingsvergunningen, maar het college heeft in de beslissing op bezwaar het bezwaar tegen de vergunning voor de uitbouw ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de splitsing gegrond, waardoor deze vergunning werd herroepen.

Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar alleen tegen de ongegrondverklaring van hun bezwaar tegen de uitbouw. Ze hebben ook verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 16 februari 2022 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen onlosmakelijke samenhang is tussen de activiteiten van bouwen en splitsen, en dat de omgevingsvergunning voor de uitbouw op zichzelf kan worden beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat er geen reden is om de vergunning te weigeren.

De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier, en is openbaar gemaakt op 2 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/3830 & 22/158
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 maart 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Zwiers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. B.J. Eising).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij] , te [plaats]

(gemachtigde: mr. L. Kruiswijk).

Inleiding

Eisers wonen aan de [adres] in [plaats] . Derde-partij (hierna: vergunninghouder) is eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaats] . Deze woning ligt achter de woning van eisers. Vergunninghouder wil de woonruimte van de woning aan de [adres] uitbreiden met een uitbouw met dakterras.
Vergunninghouder heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een uitbouw met dakterras aan de achterzijde van de woning (het bouwplan). Ook heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het splitsen van de woning aan de [adres] in twee appartementen. De omgevingsvergunning voor de uitbouw met dakterras is verleend op 27 januari 2021 (het primaire besluit) en de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning is verleend op 2 februari 2021. De omgevingsvergunning voor de uitbouw is een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Tegen beide omgevingsvergunning hebben eiseres bezwaar ingediend. In de beslissing op bezwaar van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het college gelijktijdig beslist op beide bezwaarschriften. Het college verklaart het bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor de uitbouw met dakterras ongegrond en verklaart het bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning gegrond. De omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning wordt herroepen en de aanvraag voor deze omgevingsvergunning wordt alsnog geweigerd.
Eiseres hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep van eisers is uitsluitend gericht tegen het bestreden besluit voor zover daarin het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond is verklaard. Het beroep is niet gericht tegen het herroepen van de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning aan de [adres] in twee appartementen. Ook hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Na het herroepen van de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning heeft vergunninghouder een nieuwe aanvraag ingediend voor het splitsen van de woning in een bovenwoning en twee studentenkamers. Deze omgevingsvergunning is door het college verleend in het besluit van 16 december 2021. Tegen dit besluit hebben eisers een bezwaar ingediend. Er was op het moment van de zitting nog niet op het bezwaar van eisers beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 februari 2022 op een zitting behandeld. Namens eisers is F. Matheus verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Het bestreden besluit
2. Het college heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan ‘ [A] ’ (het bestemmingsplan). Omdat het bouwplan voor het overige ook voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), moet het college de omgevingsvergunning aan vergunninghouder verlenen. Er is geen ruimte voor belangenafweging. Van onlosmakelijke samenhang [1] tussen het splitsen van de woning en het realiseren van het bouwplan is geen sprake omdat dit twee los van elkaar te onderscheiden activiteiten zijn. Ook is er geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren omdat het toekomstige gebruik van de woning in strijd zal zijn met het geldende bestemmingsplan. Het primaire besluit wordt in stand gelaten.
Het geschil
3. Eisers zijn het met het college eens dat het bouwplan past binnen het bestemmingsplan. Door eisers is ook niet aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met de overige voorwaarden van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
4. Volgens eisers is er sprake van onlosmakelijke samenhang [2] tussen de vergunningplichtige activiteiten bouwen en het afwijken van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist voor het bouwen van de uitbouw met dakterras. De omgevingsvergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan is vereist voor het splitsen van de woning. Omdat de omgevingsvergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan is geweigerd had de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ook geweigerd moeten worden. Daarnaast zijn eisers van mening dat de uitbouw met dakterras in strijd met het bestemmingsplan gebruikt zal worden. Daarin had het college ook reden moeten zien om de omgevingsvergunning voor de uitbouw met dakterras te weigeren, aldus eisers.
5. Het college vindt dat hij een goed besluit heeft genomen en blijft bij zijn standpunt zoals verwoord in het bestreden besluit.
Is er sprake van onlosmakelijke samenhang?
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat er onlosmakelijke samenhang bestaat tussen de activiteit bouwen en de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Voor het bouwplan is een omgevingsvergunning nodig voor de activiteit bouwen en voor het splitsen van de woning is een omgevingsvergunning nodig voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Uit de tekeningen die zijn overgelegd bij de aanvraag blijkt volgens eisers dat de aanbouw met dakterras wordt gebouwd om een splitsing van de woning mogelijk te maken. De activiteit bouwen en het splitsen van de woning zijn volgens eisers dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Omdat de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning in het bestreden besluit geweigerd is, had de omgevingsvergunning voor het bouwen van de uitbouw ook geweigerd moeten worden.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat er sprake is van onlosmakelijke samenhang als één feitelijke handeling per definitie resulteert in meerdere vergunningplichtige activiteiten. In het geval van vergunninghouder zou dat betekenen dat met het realiseren van het bouwplan ook meteen een splitsing van de woning in meerdere woningen plaatsvindt. In die situatie is het bouwen onlosmakelijk verbonden met het splitsen van de woning en is voor beide activiteiten een omgevingsvergunning nodig. Het college moet bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dan tegelijkertijd beoordelen of hij ook een omgevingsvergunning wil verlenen voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bouwen van de uitbouw met dakterras niet onlosmakelijk is verbonden met het splitsen van de woning. De uitbouw met dakterras kan gerealiseerd worden zonder dat de woning gesplitst wordt. Ook kan de woning gesplitst worden zonder dat de aanbouw gerealiseerd wordt. Deze feitelijke handelingen zouden niet afzonderlijk van elkaar uitgevoerd kunnen worden als beide activiteiten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Beide activiteiten zijn van elkaar in tijd te onderscheiden activiteiten. Dat uit de bij de aanvraag overgelegde bouwtekeningen blijkt dat vergunninghouder het voornemen heeft om de woning te splitsen in meerdere woningen, betekent niet de woning daadwerkelijk gesplitst zal zijn op het moment dat de uitbouw met dakterras wordt gerealiseerd. Het is mogelijk dat enige tijd nadat de uitbouw met dakterras is gerealiseerd, de woning op een andere wijze, mogelijk in een vorm van splitsing, bewoond zal worden. De voorzieningenrechter vindt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat beide activiteiten niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van toekomstige strijd gebruik na voltooiing van het bouwplan?
9. Volgens eisers volgt uit de bouwtekeningen dat tegelijkertijd met de realisatie van de uitbouw met dakterras de woning gesplitst wordt in meerdere woningen. De uitbouw met dakterras wordt gebouwd ten behoeve van de later gesplitste woningen. Het splitsen van de woning is in strijd met het bestemmingsplan. De uitbouw met dakterras zal gerealiseerd worden ten behoeve van gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan. Nu het beoogde toekomstige gebruik strijdig is met het bestemmingsplan, had de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geweigerd moeten worden, aldus eisers.
10. In beroep beoordeelt de voorzieningenrechter de stand van zaken aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die waren tijdens het bestreden besluit. In overweging acht heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de activiteiten bouwen van de uitbouw met dakterras en het splitsen van de woning niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Dat betekent dat het college de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van de uitbouw met dakterras op zichzelf moet beoordelen. Het bouwplan op zichzelf beschouwd is – zoals door eisers op de zitting ook is erkend – niet in strijd met het bestemmingsplan. Zowel de maatvoering, als het gebruik van de aanbouw zelf is in overeenstemming met de bestemming ‘Wonen – 1’. Daar komt nog bij dat de aanvraag voor het splitsen van de woning expliciet door het college is afgewezen zodat ook in dat kader er ten tijde van het bestreden besluit geen vrees voor toekomstige strijdig gebruik bestaat, nog daargelaten de vraag of het gebruik van de aanbouw na een mogelijke splitsing in strijd zou zijn met de bestemming wonen.
11. Op grond van deze omstandigheden vindt de voorzieningenrechter dat het niet aannemelijk is, gelet op het geldende bestemmingsplan en de weigering van het college van de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning, dat de uitbouw met dakterras uitsluitend of mede gebruikt zal worden andere doeleinden dan die waarin het bestemmingsplan voorziet. Het college heeft terecht geconcludeerd dat er geen weigeringsgrond [3] aanwezig is en dat hij de omgevingsvergunning voor het bouwplan voor de activiteit bouwen moet verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. Het college heeft terecht geen reden gezien om de omgevingsvergunning te weigeren vanwege onlosmakelijke samenhang of toekomstig strijdig gebruik.
13. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. Omdat de voorzieningenrechter het beroep in de bodemzaak ongegrond verklaart, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 2 maart 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo.
2.Volgens artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo.
3.Van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.