ECLI:NL:RBMNE:2022:1780
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing executie en bevoegdheden van de executeur in een nalatenschapskwestie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een erfgenaam van de nalatenschap van zijn overleden vader, en de executeur, notaris mr. [gedaagde]. De eiser vorderde onder andere de opheffing van executoriaal beslag op zijn onroerende zaken, dat was gelegd door de executeur naar aanleiding van een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest had de eiser veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de executeur. De eiser stelde dat de executeur niet bevoegd was om de vordering te innen en dat er sprake was van misbruik van recht. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de executeur wel degelijk bevoegd was om de vordering te innen en dat er geen sprake was van misbruik van recht. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen van de eiser en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een executeur in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap, evenals de voorwaarden waaronder een executoriaal beslag kan worden opgeheven.