ECLI:NL:RBMNE:2022:1803

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
UTR - 21 _ 4958
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake Wob-verzoek en openbaarmaking van documenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een Wob-verzoek. De verzoeker, een ondernemer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die een verzoek om openbaarmaking van documenten gedeeltelijk had toegewezen. De verzoeker vorderde dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening zou treffen om openbaarmaking van bepaalde documenten te voorkomen, omdat hij vreesde voor onevenredige benadeling en schending van zijn persoonlijke levenssfeer.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Minister op 3 december 2021 een besluit had genomen waarbij een Wob-verzoek van een derde partij gedeeltelijk was toegewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij stelde dat de openbaarmaking van de documenten zou leiden tot een onjuist en onvolledig beeld van zijn bedrijf. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld, waaronder de stelling dat de openbaarmaking zou leiden tot identificatie van zijn bedrijf en mogelijke schade door dierenrechtenactivisten.

Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen grond was voor het oordeel dat de Minister onzorgvuldig had gehandeld. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de documenten onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen en dat de Minister niet verplicht was om aanvullende contextinformatie te verstrekken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van openbaarheid zwaarder weegt dan de belangen van de verzoeker. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4958

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 april 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats ] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G. van den Brink),
en

De Minister Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Looijs).

Als derde-partij neemt aan het geding deel [derde-partij] te [plaats ] .

Procesverloop

In het besluit van 3 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder een verzoek van derde-partij om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 27 januari 2022 verschillende stukken met een beroep op geheimhouding in de zin van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank gestuurd. De rechtbank heeft op 23 maart 2022 het verzoek om geheimhouding toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 maart 2022 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op 24 oktober 2018 heeft derde-partij bij verweerder een Wob-verzoek ingediend om documenten, foto’s en video’s te verkrijgen van inspecties van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij konijnenfokkerijen en -houderijen, konijnenslachterijen, pluimveefokkerijen en -houderijen en pluimveeslachterijen vanaf januari 2014 tot en met heden.
3. Op 1 mei 2020 heeft verweerder verzoeker geïnformeerd over het voornemen om informatie over zijn bedrijf openbaar te maken en hem in de gelegenheid gesteld hierover een zienswijze in te dienen. Verzoeker heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het Wob-verzoek van derde-partij gedeeltelijk toegewezen, maar de feitelijke openbaarmaking van de informatie op grond van artikel 6, vijfde lid, van de Wob uitgesteld. Verweerder heeft in de betreffende documenten de persoonsgegevens van verzoeker verwijderd. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer weegt volgens verweerder zwaarder dan het belang van openbaarheid. Verder heeft verweerder bij zijn besluit het algemeen belang van openbaarmaking afgewogen tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling. Daarbij heeft verweerder de mogelijke benadeling door buitensporige acties van dierenrechtenactivisten, het feit dat aanwezige informatie slechts ziet op een klein deel van de groep dierenhouders, financiële schade en reputatieschade betrokken.
5. De voorlopige voorziening ziet op de gedeeltelijke openbaarmaking van de stukken die gaan over verzoeker en zijn bedrijf, te weten: twee rapporten van bevindingen van de NVWA, een herstelbrief en een veterinaire verklaring.
Spoedeisend belang
6. De voorzieningenrechter acht spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb bij de gevraagde voorziening aanwezig omdat publicatie onomkeerbare gevolgen heeft.
Artikel 2, tweede lid, van de Wob
7. Ten eerste betoogt verzoeker dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Verweerder dient er ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Wob zorg voor te dragen dat de verstrekte informatie actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is. Met de openbaarmaking van de rapporten van bevindingen wordt een onvolledig beeld geschetst, namelijk dat er sprake is van misstanden binnen het bedrijf van verzoeker terwijl de opgelegde boetes naar aanleiding van de rapporten van bevindingen en veterinaire verklaring zijn heroverwogen dan wel herroepen. Verzoeker vindt dat de rapporten van bevindingen niet openbaar mogen worden gemaakt zonder dat de rapporten van bevindingen van de hercontroles, waarbij alles in orde is bevonden, worden bijgevoegd en de nodige contextinformatie wordt vermeld dat de last onder dwangsom en de boetes zijn ingetrokken dan wel herroepen.
8. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter kan in deze procedure niet aan de orde komen of de informatie die verweerder openbaar wil maken juist is. [1] Ter beoordeling staat alleen of verweerder de door de Wob-verzoeker gevraagde informatie met inachtneming van de relevante bepalingen van de Wob openbaar moet maken. Voor de vraag welke documenten openbaar moeten worden gemaakt, is de tekst van het Wob-verzoek leidend. Verzoeker heeft verweerder gevraagd om
documenten, foto’s en video’s aan te leveren van inspecties van de NVWA bij (a) konijnenfokkerijen en -houderijen, (b) konijnenslachterijen, (c) pluimveefokkerijen en -houderijen en (d) pluimveeslachterijen, vanaf januari 2014 tot en met heden.Omdat de rapporten van bevindingen onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen, heeft verweerder deze openbaar moeten maken. De Wob kent geen verplichting om documenten openbaar te maken die niet onder de materiële en temporele reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. Verweerder kan derhalve niet verplicht worden om de context-informatie te verschaffen waar verzoeker om heeft gevraagd. Ten aanzien van het rapport van bevindingen van de hercontrole van 31 augustus 2018, daarvan heeft de voorzieningenrechter geen kennis kunnen nemen omdat dat document niet is verstrekt in deze procedure. De voorzieningenrechter kan daarom niet vaststellen of er een rapport van bevindingen van die hercontrole bestaat. Als dat document bestaat en binnen de temporele reikwijdte van het Wob-verzoek valt, moet verweerder het meenemen bij zijn heroverweging in de beslissing op bezwaar.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob
9. Verzoeker vindt dat openbaarmaking achtwege moet blijven in verband met de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Hij verzet zich tegen de voorgenomen openbaarmaking door verweerder omdat de informatie naar hem en zijn bedrijf herleidbaar is. Verzoeker wijst in het bijzonder op twee foto’s die zijn bijgevoegd bij het rapport van bevindingen en op een beschrijving van een bord bij zijn bedrijf. Op de foto’s is de binnenruimte van zijn stal te zien. Aan de hand hiervan is na te gaan dat de foto’s op zijn bedrijf zijn gemaakt. Mensen die op het bedrijf van verzoeker zijn geweest en de stal hebben bezocht, weten direct waar de foto’s gemaakt zijn. Het gaat dan om mensen uit zijn directe omgeving. Over de beschrijving van een bord bijzijn bedrijf stelt verzoeker dat mensen uit zijn omgeving direct weten dat het om zijn bedrijf gaat. Wie door het gebied rijdt zal het bedrijf herkennen aan de hand van de beschrijving van het bord.
10. De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennisgenomen van de vertrouwelijk overgelegde stukken en oordeelt als volgt.
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder alle direct identificeerbare gegevens over verzoeker heeft weggelakt. Het is de vraag of verzoeker met de foto’s en de beschrijving van het bord bij zijn bedrijf alsnog indirect kan worden geïdentificeerd. Het beantwoorden van de vraag of een persoon op basis van indirecte gegevens kan worden geïdentificeerd, kan niet in algemene zin beantwoord worden maar is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. [2] Hierbij kan een rol spelen of het unieke details betreft binnen het geheel van omstandigheden waarin de identificeerbare persoon verkeert of heeft verkeerd, dan wel of het een samenstel van gegevens betreft die onmiskenbaar naar die persoon verwijzen.
12. Van de gegevens die verweerder niet zwart heeft gemaakt en waarvan verzoeker meent dat deze gegevens naar hem herleidbaar zijn, heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat deze indirect naar hem zijn te herleiden. Van de foto’s in het dossier is een deel van de binnenruimte van een schuur te zien, maar daarvan kan niet worden gezegd dat die foto’s naar de locatie van zijn bedrijf leiden. Verzoeker heeft onvoldoende toegelicht welke specifieke kenmerken op de betreffende foto’s te zien zijn, waardoor sprake is van herleidbaarheid. Het standpunt van verzoeker op zitting dat de binnenruimte van zijn schuur herkenbaar is voor iemand die op zijn bedrijf is geweest, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende specifiek. Wat betreft de beschrijving van het bord bij verzoekers bedrijf, daarvan heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat dit zo’n unieke detail betreft of zodanige herkenbaarheid met zich brengt dat die beschrijving voor een ieder zonder onevenredige inspanning leidt tot identificatie van verzoeker of zijn bedrijf. Daarbij is van belang dat het gaat om een algemene beschrijving die bij meer vergelijkbare bedrijven in Nederland kan voorkomen. Wat betreft het betoog van verzoeker dat de mensen die in het gebied wonen en het bedrijf kennen, zijn bedrijf zullen herkennen aan de hand van de foto’s en de beschrijving van de locatie, overweegt de voorzieningenrechter dat deze gegevens ook voor hen daartoe niet specifiek genoeg zijn. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat verweerder niet nog meer informatie behoefde weg te lakken.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob
13. Verzoeker voert verder aan dat verweerder niet tot openbaarmaking van de documenten mag overgaan, omdat hij onevenredig benadeeld zou worden. Met openbaarmaking van de documenten wordt een onvolledig en onjuist beeld geschetst van de situatie van het bedrijf van verzoeker. Met de documenten wordt het beeld geschetst dat er sprake is van misstanden binnen het bedrijf, terwijl de opgelegde boetes naar aanleiding van de rapporten van bevindingen en veterinaire verklaring zijn heroverwogen dan wel herroepen. Daarnaast vreest verzoeker voor dierenrechtenactivisme bij openbaarmaking van de stukken.
14. Zoals onder rechtsoverweging 11 is overwogen, bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat verzoeker of zijn bedrijf zullen worden geïdentificeerd. Dat brengt ook met zich mee dat al om die reden openbaarmaking van de verzochte informatie geen onevenredige benadeling van verzoeker of zijn bedrijf tot gevolg heeft waarbij het belang van het voorkomen daarvan zwaarder weegt dan het algemene belang bij openbaarmaking. Verder is niet gebleken dat het bedrijf van verzoeker ooit in de aandacht heeft gestaan van dierenrechtenactivisten. Dat verzoeker zich zorgen maakt over dierenrechtenactivisme, is onvoldoende om te oordelen dat in dit geval ook daadwerkelijk sprake is van onevenredige benadeling bij openbaarmaking van de stukken.
Conclusie
15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Gelet op het voorgaande slagen de gronden van verzoeker, zoals die nu zijn, niet. Daarom heeft het bezwaar op dit moment geen redelijke kans van slagen. Ook verder, gelet op de betrokken belangen, waaronder het zwaarwegende belang van openbaarheid, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid dat er een rapport van bevindingen van de hercontrole van 31 augustus 2018 bestaat dat aanvullend openbaar gemaakt zou kunnen worden, is niet zo zwaarwegend dat verzoekers belang op dit moment zwaarder zou moeten wegen dan het belang van openbaarheid.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.