ECLI:NL:RBMNE:2022:1821

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/5074
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Regio Gooi en Vechtstreek inzake verzoeken om wissing en inzage van persoonsgegevens onder de AVG

In deze zaak heeft eiseres, als bewindvoerder van haar zoon, verzocht om wissing van persoonsgegevens van haarzelf en haar zoon, en om inzage in de naam die in het dossier van haar zoon bij 'vader' is ingevuld. De Regio Gooi en Vechtstreek, als verwerkingsverantwoordelijke, heeft het verzoek om wissing afgewezen, maar moest wel inzage geven in de naam van de vader. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Regio bevoegd was om op het verzoek te beslissen, omdat de gegevensverwerking noodzakelijk was voor het nakomen van een wettelijke verplichting onder de AVG. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Regio verwerkingsverantwoordelijke is en dat het verzoek om wissing van de persoonsgegevens van de zoon niet kon worden ingewilligd, omdat de verwerking nodig was voor de uitvoering van de RMC-functie. Eiseres heeft ook verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek is afgewezen omdat er geen aantasting in persoon kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard voor wat betreft het inzageverzoek, en de Regio opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft de Regio ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. I. Brouwer en mr. J.G.S. Bakker),
en

Het dagelijks bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek, verweerder

(gemachtigden: mr. B. Wallage en mr. J.S. Faber).

Waar gaat deze zaak over?

1. De zoon van eiseres, [zoon] , heeft van het jongerenteam van het [instantie] ( [instantie] ) een kaart in de brievenbus gekregen. [instantie] maakt onderdeel uit van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek. Naar aanleiding van deze kaart heeft eiseres, mede namens haar zoon [1] , het dagelijks bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek (Regio) verzocht om de persoonsgegevens van [zoon] en haarzelf te wissen. Dit verzoek is door de Regio in het besluit van 15 juli 2021 (primair besluit) afgewezen.
2. Eiseres was het met dit besluit niet eens en heeft daartegen bezwaar gemaakt. Zij heeft daarbij in de eerste plaats gevraagd om de zaak over te dragen aan de bezwaarschriftencommissie van de gemeente [gemeente] . Daarnaast heeft ze onder andere verzocht om inzage in de persoonsgegevens in het dossier van [zoon] en heeft ze het verzoek tot wissing van de persoonsgegevens van [zoon] en haarzelf herhaald. In het besluit van 5 november 2021 (bestreden besluit) heeft de Regio besloten dat er geen aanleiding is om de kwestie over te dragen aan de bezwaarcommissie van de gemeente [gemeente] . Daarnaast heeft de Regio het bezwaar van eiseres gegrond verklaard voor zover dat betrekking had op het verzoek om wissing van haar eigen persoonsgegevens. Voor het overige heeft de Regio het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De Regio heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken, waaronder één stuk onder geheimhouding, [2] en een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigden waren daarbij aanwezig. Namens de Regio waren de gemachtigden, [A] en [B] aanwezig. Op zitting heeft eiseres toestemming gegeven aan de rechtbank om het geheime stuk in te zien.
Het oordeel van de rechtbank [3]
Was de Regio bevoegd om het bestreden besluit te nemen?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de Regio niet bevoegd was om te beslissen op haar bezwaar. Op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) moeten verzoeken tot inzage in en tot het wissen van persoonsgegevens namelijk worden gericht tot de verwerkingsverantwoordelijke. Dat is niet de Regio, maar de gemeente [gemeente] .
5. Om vast te stellen of de Regio bevoegd was het bestreden besluit te nemen, zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of de Regio verwerkingsverantwoordelijke of verwerker in de zin van de AVG is. De verwerkingsverantwoordelijke is – kort gezegd – de instantie die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. [4] De verwerker is de instantie die voor de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt. [5]
6. In deze kwestie gaat het om de gegevensverwerking die plaatsvindt in het kader van de zogeheten Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-functie) van gemeenten. In dat kader volgen de colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten (colleges) onder meer de deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt van jongeren tussen de 18 en 23 jaar in de gemeente/regio die naar school gaan en niet in het bezit zijn van een startkwalificatie. Om in beeld te hebben om welke jongeren het gaat, houden de colleges een register bij, waarin de basisgegevens van deze jongeren zijn opgenomen. [6] Het zijn dus in eerste instantie de colleges die persoonsgegevens van deze jongeren verwerken en op grond van de AVG als verwerkingsverantwoordelijken moeten worden gezien. [7]
7. Voor de vervulling van deze taak werken de colleges echter samen binnen zogeheten RMC-regio’s. [8] In dit geval gaat het om de RMC-regio Gooi en Vechtstreek, waartoe onder andere het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] behoort. [9] De colleges binnen deze RMC-regio hebben de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek (gemeenschappelijke regeling) getroffen. [10] Daarbij zijn bepaalde taken aan de Regio gedelegeerd. [11] Zo is onder andere aan de Regio de uitvoering van de regelgeving met betrekking tot de melding en bestrijding van voortijdig schoolverlaten (oftewel: de RMC-functie) overgedragen. [12] Tot de overgedragen taken behoort in ieder geval de registratie en administratie van leerplichtige en kwalificatieplichtige leerlingen en van leerlingen met een leerovereenkomst. [13] Dat betekent met andere woorden dat de RMC-functie en de daarmee verband houdende registratie van bepaalde jongeren niet meer bij de colleges, maar bij de Regio ligt. De gegevensverwerking in dit verband vindt dus ook plaats bij de Regio.
8. Het is vervolgens de vraag of de Regio daarmee verwerker of verwerkings-verantwoordelijke is geworden. Naar het oordeel van de rechtbank is de Regio verwerkingsverantwoordelijke. De RMC-functie, inclusief de registratie, is namelijk aan de Regio overgedragen. Er is niet gebleken dat de colleges nog enige bemoeienis hiermee hebben. Daar komt bij dat de Regio heeft aangegeven dat hij het verwerkingsregister bijhoudt en het doel van gegevensverwerkingen en de middelen bepaalt binnen het kader van de wet- en regelgeving.
9. Hoewel de rechtbank verder begrijpt dat de zinsnede in de gemeenschappelijke regeling dat het om de overdracht van de ‘uitvoering van de regelgeving’ gaat, verwarring bij eiseres heeft gecreëerd over de rol van de Regio bij de gegevensverwerking, kan uit die zinsnede niet worden afgeleid dat de Regio slechts verwerker is. Hetzelfde geldt voor de expliciete vermelding bij de overdracht van andere taken in de gemeenschappelijke regeling dat tot de overgedragen taakuitvoering de verwerking van persoonsgegevens behoort. Dit zou namelijk juist ook het tegenovergestelde kunnen betekenen: in die gevallen is duidelijk gemaakt dat het alleen om verwerking gaat en in dit geval niet. Oftewel, in dit geval gaat het om een gehele overdracht van taken, inclusief de verwerkingsverantwoordelijkheid. De rechtbank is het overigens wel met eiseres eens dat de gemeenschappelijke regeling aan duidelijkheid zou winnen als de colleges expliciet bij overdracht van de RMC-functie iets hadden opgenomen over de gegevensverwerking en de verwerkingsverantwoordelijkheid. Dat dit niet expliciet is benoemd, betekent echter niet dat de Regio geen verwerkingsverantwoordelijke is.
10. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de Regio verwerkings-verantwoordelijke in de zin van de AVG is. Dat betekent dat verzoeken tot inzage in en het wissen van persoonsgegevens bij de Regio moeten worden gedaan. [14] Aangezien de Regio de bevoegdheid heeft om op deze verzoeken te beslissen, heeft hij in het verlengde daarvan ook de bevoegdheid om op bezwaren naar aanleiding van dergelijke besluiten te beslissen. De Regio was met andere woorden dus bevoegd om het bestreden besluit te nemen.
Moeten de persoonsgegevens van [zoon] worden gewist?
11. Eiseres heeft verzocht om wissing van de persoonsgegevens van [zoon] . Volgens eiseres kan de Regio zich niet beroepen op de uitzonderingsgrond in artikel 17, derde lid, onder b, van de AVG. Er ligt volgens haar namelijk geen wettelijke verwerkings-verplichting of taak van algemeen belang bij de Regio . Voor zover daarvan wel sprake zou zijn, dan is de gegevensverwerking niet noodzakelijk, gelet op de situatie van [zoon] . [zoon] heeft namelijk het syndroom van Down en heeft een indicatie voor langdurige zorg. Hij kan niet lezen of schrijven en heeft geen verdere mogelijkheden. Er geldt daarom voor hem geen kwalificatieplicht en ook krijgt hij om die reden sinds zijn 18e een Wajong-uitkering. Hij behoort daarom niet tot de RMC-doelgroep, althans dat is zeer twijfelachtig. Verder heeft de Regio volgens eiseres ten onrechte niet gekeken of het beroep op de uitzonderingsgrond wel noodzakelijk en proportioneel is in het geval van [zoon] . De Regio heeft met andere woorden ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. Dat had hij wel moeten doen.
12. De rechtbank stelt voorop dat een betrokkene op grond van artikel 17, eerste lid, onder a, van de AVG het recht heeft op wissing van zijn persoonsgegevens als die persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt. Dat lid is echter volgens artikel 17, derde lid, onder b, van de AVG niet van toepassing als de verwerking nodig is voor het nakomen van een wettelijke verwerkingsverplichting. Onder het “nodig zijn” dient te worden begrepen dat moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat betekent dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt. Dit vraagt met andere woorden om een belangenafweging. [15]
13. De rechtbank stelt vast dat er twee momenten van gegevensverwerking moeten worden onderscheiden: de verwerking in het kader van de registratie en de verwerking in verband met het vervolgens volgen en monitoren van de betreffende jongeren. De rechtbank gaat hieronder op beide punten in.
(i) Verwerking in het kader van de registratie
14. Als de rechtbank kijkt naar de verwerking in het kader van de registratie, dan vindt de rechtbank dat die gegevensverwerking nodig is voor het nakomen van een wettelijke verplichting. Uit de vorige paragraaf volgt dat de RMC-functie aan de Regio is overgedragen. Zoals gezegd, houdt die functie onder meer in dat de deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt van de naar school gaande jongeren tussen de 18 en 23 jaar in de gemeente/regio die niet in het bezit zijn van een startkwalificatie wordt gevolgd. Om dat te kunnen doen, is het allereerst nodig om de doelgroep in beeld te hebben. Om die reden moeten bepaalde persoonsgegevens van deze jongeren worden geregistreerd. Dat volgt uit artikel 162b, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 21, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers en artikel 31, eerste lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers. Door de gegevens te verwerken in een register, geeft de Regio dus uitvoering aan een wettelijke verplichting.
15. Anders dan eiseres stelt, vindt de rechtbank dat deze verplichting tot registratie ook op [zoon] betrekking heeft. [zoon] is namelijk een jongere tussen de 18 en 23 jaar in de gemeente Hilversum die naar school gaat en geen startkwalificatie heeft. Hij valt met andere woorden dus in de doelgroep. De gegevensverwerking is verder ook nodig om te voldoen aan de wettelijke verplichting. Het gaat er immers om dat
allejongeren in de doelgroep in beeld zijn, ongeacht hun situatie. Dat maakt ook dat het niet mogelijk is voor de Regio om op een andere manier het doel van de registratie (het in beeld hebben van alle jongeren in de doelgroep) te bereiken. Daarnaast vindt de rechtbank de verwerking in het geval van [zoon] ook niet onevenredig, gelet op dit doel. Er wordt slechts een aantal basisgegevens verwerkt en die verwerking stopt op het moment dat [zoon] niet meer naar school gaat of 23 jaar is geworden. De rechtbank vindt overigens tot slot ook niet dat de Regio onvoldoende aandacht heeft gehad voor de belangen van [zoon] in het bestreden besluit. De Regio heeft namelijk uitgelegd waarom de gegevensverwerking – ook ten aanzien van [zoon] – nodig is. In dat verband heeft de Regio de vraag opgeworpen of er specifieke omstandigheden zijn op grond waarvan moet worden afgezien van de gegevensverwerking. Die heeft de Regio terecht niet gezien, omdat er ook geen omstandigheden door eiseres naar voren zijn gebracht in de bezwaarfase.
16. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de Regio zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van de uitzonderingsgrond in artikel 17, derde lid, onder b, van de AVG. [zoon] heeft daarom geen recht op wissing van zijn gegevens.
(ii) Verwerking in het kader van het volgen en monitoren
17. Een tweede vraag is of de verdere gegevensverwerking in het kader van het volgen en monitoren van de jongeren in het geval van [zoon] ook nodig is om te voldoen aan een wettelijke verplichting. Het gaat dan bijvoorbeeld om het contacten van [zoon] (via de post of op een andere manier). De rechtbank vindt dat ook die gegevensverwerking in beginsel nodig is, omdat de Regio op basis van de hierboven genoemde wettelijke bepalingen verplicht is om de jongeren in de doelgroep te volgen en monitoren. Bij [zoon] zou dat evenwel anders kunnen komen te liggen als wordt gekeken naar zijn specifieke situatie. Die situatie is echter bij de Regio pas later in de beroepsprocedure bekend geworden. Tot dat moment was er voor de Regio dan ook geen reden om de gegevensverwerking niet meer nodig te achten. De Regio mocht zich in het bestreden besluit dus ook beroepen op de uitzonderingsgrond in artikel 17, derde lid, onder b, van de AVG.
18. Aan de vraag hoe het zit met gegevensverwerking op dit moment en in de toekomst, komt de rechtbank vervolgens niet meer toe. De Regio heeft op zitting namelijk toegezegd dat er geen contact meer zal worden opgenomen met [zoon] . De rechtbank heeft dit zo begrepen dat er dus bij [zoon] geen verdere gegevensverwerking zal plaatsvinden in het kader van het volgen en monitoren van de jongeren.
Moet eiseres inzage krijgen in alle gegevens in het dossier van [zoon] ?
19. Eiseres wil inzage in alle gegevens die in het dossier van [zoon] zijn vastgelegd, ook (en juist) in het gedeelte dat de Regio heeft weggelakt. Het gaat daarbij om de naam die is ingevuld bij ‘vader’ onder het kopje ‘gezin’.
20. De rechtbank stelt voorop dat eiseres als bewindvoerder van [zoon] recht heeft op inzage in zijn persoonsgegevens. [16] De vraag is of de weggelakte naam die bij vader is ingevuld een persoonsgegeven van [zoon] is. De rechtbank vindt dat dit zo is. Onder ‘persoonsgegevens’ wordt – kort gezegd – alle informatie verstaan over een betrokkene, waarbij die betrokkene direct of indirect kan worden geïdentificeerd. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om elementen die kenmerkend zijn voor de genetische, culturele of sociale identiteit van de betrokkene. [17] Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof van Justitie) moet er een ruime uitleg worden gegeven aan het begrip ‘persoonsgegevens’. Volgens het Hof van Justitie strekt het begrip persoonsgegevens zich potentieel uit tot elke soort informatie, zowel objectieve als subjectieve informatie die de betrokkene betreft. Van dat laatste is sprake als de informatie wegens haar inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een natuurlijk persoon. [18]
21. Het gaat hier om een naam die is genoemd in het persoonsdossier van [zoon] bij de Regio als zijnde zijn vader. Dit is een gegeven dat aan hem is gelieerd, kenmerkend kan zijn voor zijn (genetische) identiteit en op basis waarvan hij kan worden geïdentificeerd. Om die reden is de naam een persoonsgegeven van [zoon] en dient eiseres daarin inzage te krijgen. Het beroep van eiseres is op dit punt dus gegrond. Het bestreden besluit komt – voor zover het betrekking heeft op de afwijzing van het inzageverzoek – voor vernietiging in aanmerking. De Regio zal binnen zes weken na verzending van deze uitspraak op dit punt opnieuw op het bezwaar moeten beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
22. De rechtbank wijst er verder nog op dat op zitting is gesproken over het verwijderen van deze naam uit het persoonsdossier van [zoon] , nu er – net als bij eiseres – geen grondslag is voor de verwerking hiervan. De Regio heeft toegezegd de naam te verwijderen. Vanzelfsprekend doet dat niet af aan het recht van eiseres op inzage.
Heeft eiseres recht op schadevergoeding?
23. Eiseres verzoekt om schadevergoeding. [19] Zij wil in de eerste plaats een vergoeding voor de door haar en [zoon] geleden immateriële schade van ieder € 1.500,-. Eiseres stelt dat zij veel stress en inspanning heeft moeten leveren om de inbreuk op de privacy van [zoon] teniet te doen. Daardoor hebben zij en [zoon] extra gezondheidsklachten. Daarnaast wenst zij een vergoeding voor materiële schade te krijgen van € 776,90 in verband met de werkzaamheden die zij als wettelijk vertegenwoordiger van [zoon] heeft moeten verrichten.
24. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres en [zoon] aanspraak maken op een vergoeding van schade die is geleden als gevolg van een inbreuk op de AVG. [20] De rechtbank stelt voorop dat voor de beoordeling van een dergelijk schadeverzoek aansluiting moet worden gezocht bij het civiele schadevergoedingsrecht. [21] Voor de gevraagde immateriële schadevergoeding betekent dit dat iemand hierop recht kan hebben als hij/zij:
  • lichamelijk letsel heeft opgelopen;
  • in zijn/haar eer of goede naam is geschaad; of
  • op een andere wijze in zijn/haar persoon is aangetast.
25 . De eerste twee situaties zijn hier in ieder geval niet aan de orde. Ook vindt de rechtbank niet dat eiseres en [zoon] op een andere wijze in hun persoon zijn aangetast. Daarvan kan namelijk in de eerste plaats sprake zijn als iemand geestelijk letsel heeft opgelopen. Dit moet dan wel naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld. [23] Dat is hier niet het geval. Eiseres stelt weliswaar dat zij veel stress heeft ondervonden van de situatie en dat zij en [zoon] extra gezondheidsklachten hebben gekregen, maar dit is niet onderbouwd. De rechtbank kan daarom niet naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van geestelijk letsel.
26. Ook als er geen geestelijk letsel kan worden vastgesteld, kan er nog sprake zijn van een aantasting op andere wijze, gelet op de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de betrokkene. Diegene die stelt op deze grond te zijn aangetast in persoon, moet dit met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de relevante nadelige gevolgen van de normschending zo voor de hand liggen dat een aantasting kan worden aangenomen. Dat is niet direct al aan de orde als er een fundamenteel recht is geschonden. [24] De rechtbank stelt vast dat eiseres niet met concrete gegevens heeft onderbouwd dat zij en [zoon] door de normschending (hier: het niet verkrijgen van inzage in de naam die bij vader is ingevuld) zijn aangetast in hun persoon. Het enkele feit dat zij – in strijd met de AVG – geen inzage hebben gehad, is daarvoor onvoldoende. Ook vindt de rechtbank dat zich geen situatie voordoet waarbij de nadelige gevolgen van de normschending voor de hand liggen. De rechtbank ziet namelijk niet in dat en zo ja, welke nadelige gevolgen eiseres en [zoon] hebben ondervonden van het niet direct kunnen inzien van de naam. De omstandigheid dat het tijd en moeite heeft gekost om inzage te verkrijgen, maakt niet dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. De rechtbank wijst daarom het verzoek om immateriële schadevergoeding af .
27. Het is vervolgens de vraag of eiseres recht heeft op een vergoeding voor de werkzaamheden die zij als bewindvoerder van [zoon] heeft verricht in verband met de verzoeken aan de Regio, de bezwaar- en deze beroepsprocedure. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen recht op een dergelijke schadevergoeding. De kosten die eiseres vergoed wenst te zien, zijn proceskosten. Er bestaat echter een exclusieve regeling van de proceskostenveroordeling in het bestuursrecht. [25] Gelet op het limitatieve en forfaitaire karakter van deze exclusieve regeling, is er volgens vaste rechtspraak voor een aanvullende vergoeding van proceskosten langs de weg van het schadeverzoek geen plaats. [26]
28. De rechtbank wijst daarom het verzoek om schadevergoeding af.
Heeft eiseres recht op een vergoeding van het griffierecht en de proceskosten?
29. Omdat het beroep gegrond is, moet de Regio aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Daarnaast heeft eiseres recht op een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Eiseres verzoekt om een vergoeding van de kosten voor:
  • het contact met de Regio en de privacyfunctionaris van de gemeente Hilversum en het verzamelen van informatie in dat verband;
  • werkzaamheden in de bezwaarfase;
  • het inschakelen van rechtsbijstand; en
  • de aan haar verleende rechtsbijstand.
30. De rechtbank stelt vast dat eiseres uitsluitend aanspraak maakt op een vergoeding van proceskosten in verband met de aan haar verleende rechtsbijstand. Kosten die zijn gemaakt in de voorfase (dus ter voorbereiding op het primaire besluit) komen niet voor vergoeding in aanmerking. [27] Hetzelfde geldt in dit geval voor de bezwaarfase, omdat eiseres tijdens die bezwaarfase niet heeft verzocht om een vergoeding van kosten. [28] Bovendien worden kosten voor verrichte werkzaamheden in verband met de procedures alleen vergoed als die werkzaamheden zijn verricht door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. [29] Dat is eiseres niet, omdat zij als bewindvoerder partij is in de procedure. [30] Dat betekent dat eiseres ook voor het inschakelen van rechtsbijstand geen proceskostenvergoeding krijgt.
31. Zoals gezegd, krijgt eiseres wel een vergoeding voor de bijstand van haar gemachtigden. Die vergoeding moet de Regio betalen. De bijstand levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover de Regio daarin het door eiseres gemaakte bezwaar tegen het niet verlenen van inzage ongegrond heeft verklaard;
  • draagt de Regio op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt de Regio op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de Regio in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 4
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. persoonsgegevens”: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
7. „ verwerkingsverantwoordelijke”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen;
8. „ verwerker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt;
Artikel 15
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
Artikel 17
1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is:
a. a) de persoonsgegevens zijn niet langer nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt;
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing voor zover verwerking nodig is:
b) voor het nakomen van een in een het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verwerkingsverplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, of voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend;
Artikel 82
1. Eenieder die materiële of immateriële schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op deze verordening, heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade.
Uitvoeringswet AVG
Artikel 34
Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Wet op de expertisecentra
Artikel 162b
1. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor registratie van de gegevens die het bevoegd gezag ingevolge artikel 47a heeft gemeld of waarover het op grond van artikel 47b of op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers beschikt. Het college van burgemeester en wethouders draagt bovendien zorg voor een systeem van doorverwijzing naar onderwijs of arbeidsmarkt van de in artikel 162a bedoelde voortijdige schoolverlaters en voor het onderhoud van dit systeem. Het systeem heeft mede betrekking op de gegevens waarover de gemeente beschikt in het kader van de uitvoering van de Leerplichtwet 1969. Het college van burgemeester en wethouders volgt de deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt van de personen, bedoeld in artikel 162a, tweede lid, die de leeftijd van 23 jaren nog niet hebben bereikt. Voor de uitvoering van de eerste, tweede en vierde volzin kunnen bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden vastgesteld.
2. Voor de vervulling van hun in het eerste lid bedoelde taken werken de colleges van burgemeester en wethouders samen binnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde regio's. Zij maken tevens afspraken met scholen, scholen en instellingen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, instellingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en organisaties die zijn betrokken bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten.
Wet register onderwijsdeelnemers
Artikel 21
1. De basisgegevens worden met het persoonsgebonden nummer verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van een wettelijke taak door het college van burgemeester en wethouders.
Besluit register onderwijsdeelnemers
Artikel 31
1. Aan het college van burgemeester en wethouders worden ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16 LPW, artikel 8.3.2 WEB, artikel 162b WEC en artikel 118h WVO basisgegevens verstrekt van de onderwijsdeelnemer die:
a. woonachtig is in de desbetreffende gemeente of in een gemeente die behoort tot de regio waarvan de desbetreffende gemeente contactgemeente is als bedoeld in artikel 8.3.2, derde lid, WEB, artikel 162b, derde lid, WEC en artikel 118h, derde lid, WVO;
b. ouder dan vier jaar en jonger dan 23 jaar is; en
c. niet in het bezit is van een startkwalificatie.
Wijzigingsregeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017
Regio 20 Gooi en Vechtstreek
Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum , Huizen, Laren, Weesp, Wijdemeren.
Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 30
1. Aan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of aan het gemeenschappelijk orgaan kunnen bij de regeling ten aanzien van de belangen ter behartiging waarvan zij wordt getroffen, en voor het gebied waarvoor zij geldt, zodanige bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen als aan de besturen van de aan de regeling deelnemende gemeenten toekomen, met dien verstande dat:
a. aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid kan worden overgedragen andere belastingen te heffen dan de belasting, bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet, de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet, de rechten bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet, de rechten waarvan de heffing krachtens andere wetten dan de Gemeentewet geschiedt en de heffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
b. aan het gemeenschappelijk orgaan of de bedrijfsvoeringsorganisatie niet de bevoegdheid kan worden overgedragen belastingen te heffen of anderszins algemeen verbindende voorschriften te geven.
Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek
Artikel 5
2. De Regio is belast met uitvoering van de navolgende taken en hiermee verband houdende aan het algemeen bestuur overgedragen bevoegdheden, op taakveld:
VI. Onderwijs, voor de gemeenten en voor Eemnes:
a. de uitvoering van alle gemeentelijke taken als bedoeld in de Leerplichtwet 1969 én met de uitvoering van de regelgeving met betrekking tot de melding en de bestrijding van voortijdig school verlaten (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten) als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra. Tot deze taken behoren in ieder geval:
1. de registratie en administratie van de leerplichtige en kwalificatieplichtige leerlingen en van leerlingen met een leerovereenkomst;
2. de preventieve en curatieve maatschappelijke zorg bij schoolverzuim en voortijdig schoolverlaters;
3. justitiële taken in geval van overtreding van de leerplicht of kwalificatieplicht ten behoeve van ouders, scholen en jongeren vanaf 12 jaar;
4. de behandeling van aanvragen tot vrijstelling of ontheffing schoolbezoek, leerplicht en kwalificatieplicht;
5. het voeren van overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties;
6. het geven van voorlichting aan scholen, ouders en jongeren;
7. het toezicht op naleving van de Leerplichtwet 1969;
8. het toepassen van bestuurlijke handhaving tot naleving van de Leerplichtwet 1969.
Burgerlijk Wetboek
Artikel 6:106
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:15
2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
3. Het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.
Artikel 8:29
1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
Artikel 8:75
1. De bestuursrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid, zijn van toepassing. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
Artikel 8:88
1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Besluit proceskosten bestuursrecht
Artikel 1, onder a
Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

Voetnoten

1.Eiseres is sinds 27 oktober 2020 de bewindvoerder van haar zoon.
2.Op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.In de bijlage bij deze uitspraak is de relevante wet- en regelgeving opgenomen.
4.Artikel 4, onder 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
5.Artikel 4, onder 8, van de AVG.
6.Artikel 162b, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra (WEC), artikel 21, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers en artikel 31, eerste lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers. Zie daarnaast ook Kamerstukken II, 2017-2018, 34 812, nr. 3.
7.Zie in dit verband ook de Nota van Toelichting bij het Besluit register onderwijsdeelnemers waarin staat dat de gemeenten in het kader van de gegevensverwerking die noodzakelijk is voor de RMC-functie moeten voldoen aan de wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust (
8.Artikel 162b, tweede lid, van de WEC.
9.Zie de Wijzigingsregeling Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017, regio 20.
10.Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek (
11.Op grond van artikel 30 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
12.Artikel 5, tweede lid, onder VI, a, van de gemeenschappelijke regeling.
13.Artikel 5, tweede lid, onder VI, a-1, van de gemeenschappelijke regeling.
14.Artikel 15, eerste lid, en artikel 17, eerste lid, van de AVG.
15.Zie in dit verband de beschikking van de Hoge Raad van 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8097 (Santander) en de uitspraak van deze rechtbank van 4 mei 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1865.
16.Artikel 15, eerste lid, van de AVG.
17.Artikel 4, onder 1, van de AVG.
18.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 20 december 2017, zaak C‑434/16, P. Nowak, ECLI:EU:C:2017:99.
19.Op grond van artikel 82, eerste lid, van de AVG.
20.Op grond van artikel 8:88 van de Awb in samenhang met artikel 34 van de Uitvoeringswet AVG is de bestuursrechter bevoegd om dit verzoek te behandelen. Zie in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:898.
21.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:898.
22.Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
23.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:898.
24.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:898 en ECLI:NL:RVS:2020:899.
25.Artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht.
26.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2309 en 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:593.
27.Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.
28.Artikel 8:75, eerste lid, en artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Awb.
29.Artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
30.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3829.