ECLI:NL:RBMNE:2022:1824

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
21/2332
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. R. in ‘t Veld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering; zorgvuldigheid medisch onderzoek en toegenomen beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een WIA-uitkering aan eiseres. Eiseres had op 4 september 2017 voor het eerst een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een periode van WW-uitkering heeft eiseres zich op 1 januari 2020 opnieuw ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering. De aanvraag werd door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen, met als argument dat de toegenomen beperkingen niet voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 25 januari 2022 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en verweerder gehoord. Eiseres betoogde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat zij niet lichamelijk was onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde echter dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd, aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante medische informatie had meegewogen en er voldoende gegevens beschikbaar waren om de aanvraag te beoordelen. De rechtbank benadrukte dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar vereist dat er een volledige heroverweging plaatsvindt, maar dat in dit geval de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat een spreekuurcontact niet noodzakelijk was.

De rechtbank concludeerde dat de toegenomen beperkingen van eiseres niet onderbouwd waren en dat de longklachten niet konden worden toegeschreven aan dezelfde ziekteoorzaak als de eerdere rugklachten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: G.A. Tellinga).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen met ingang van 1 januari 2020.
Bij besluit van 19 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022 via een online verbinding. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft op
4 september 2017 voor de eerste keer een WIA-uitkering aangevraagd. Destijds is deze afgewezen per 8 december 2017, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Vervolgens heeft eiseres een WW-uitkering ontvangen. Op 1 januari 2020 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 1 januari 2020. Haar toegenomen beperkingen hebben volgens verweerder namelijk niet dezelfde ziekteoorzaak.

Beoordeling door de rechtbank

Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. Eiseres voert ten eerste aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zij stelt dat zij niet lichamelijk is onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts.
4. De rechtbank stelt vast dat het vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging dient plaats te vinden waarbij de feiten juist worden vastgesteld en de conclusies logisch uit die feiten voortvloeien. De zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar brengt verder met zich dat in situaties, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [1]
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig uitgevoerd gelet op het geheel van de omstandigheden. De primaire verzekeringsarts heeft een telefonisch spreekuurcontact gehad met eiseres. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle beschikbare medische informatie en onderzoeksbevindingen meegewogen, waaronder een recent lichamelijk onderzoek door een arts in het kader van de Wet verbetering Poortwachter. Bovendien gaat het bij deze aanvraag alleen om de vraag of de beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak komen, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd heeft dat er al voldoende informatie aanwezig was in het dossier om dit te beoordelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Medisch inhoudelijke beoordeling
6. Eiseres vindt dat haar medische klachten niet voldoende op waarde zijn geschat. Haar lichamelijke klachten zijn toegenomen en zij heeft veel minder functionele mogelijkheden dan door verweerder wordt aangenomen.
7. De rechtbank stelt vast dat de polsklachten niet meer in geschil zijn. In de bezwaarprocedure bleek dat deze klachten over waren.
8. Bij de beoordeling van het bestreden besluit over een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid moet de rechtbank beoordelen of verweerder juist heeft vastgesteld dat de gestelde toegenomen arbeidsongeschiktheid niet door dezelfde ziekteoorzaak komt. De eerste vraag die daarbij gesteld moet worden is of er sprake is van toegenomen beperkingen ten opzichte van de eerste WIA-beoordeling. Hierbij moet het volgens vaste rechtspraak gaan om een toename van de oorspronkelijke klachten. Alleen de klachten die een rol speelden bij de beoordeling per einde wachttijd, in die zin dat daarvoor toen beperkingen zijn aangenomen, kunnen in aanmerking genomen worden. [2] Bij de eerste WIA-beoordeling in 2017 zijn beperkingen vastgesteld op basis van rugklachten. De huidige longklachten zijn destijds niet genoemd en er zijn geen beperkingen voor aangenomen, waardoor de longproblemen niet toegeschreven kunnen worden aan dezelfde ziekteoorzaak. Voor de rugklachten van eiseres geldt dat deze bij de eerdere beoordeling van haar WIA-aanspraken in 2017 aanwezig waren, maar dat niet met medische stukken onderbouwd is dat de beperkingen van eiseres ten gevolge van haar rugklachten toegenomen zijn. Eiseres heeft voor haar rugklachten geen medische hulp gezocht en er zijn ook geen aanvullende onderzoeken of behandelingen geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de toegenomen beperkingen van eiseres niet onderbouwd zijn of niet uit de eerdere ziekteoorzaak voortkomen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. R. in ‘t Veld, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is uitgesproken 11 mei 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd te
ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de CRvB van 2 december 2020 ECLI:NL:CRVB:2021:1491
2.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de CRvB van 2 december 2020 ECLI:NL:CRVB:2020:3035