Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
.
Inleiding
Het geschil
De beoordeling door de rechtbank
.Er is dus sprake van een gebonden beschikking. De rechtbank ziet geen ruimte om het bestreden besluit of de compensatieregeling als zodanig te toetsen aan artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht of aan het evenredigheidsbeginsel als algemeen rechtsbeginsel. Dit zou slechts anders zijn als de onevenredigheid zit in een door de formele wetgever niet verdisconteerde omstandigheid. Deze bijzondere omstandigheid kan slechts bij hoge uitzondering worden aangenomen. Dat de gevolgen van de huidige formulering van de compensatieregeling in de situatie zoals die van eiseres misschien niet volledig overzien zijn, maakt nog niet dat sprake is van niet door de wetgever verdisconteerde omstandigheden. De vraag of en zo ja, welke (andere) mogelijkheden de bestuursrechter heeft om een formele wet te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel is actueel: de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarover op 23 februari 2022 een conclusie gevraagd aan een staatsraad advocaat-generaal, maar de uitkomst daarvan is nog niet concreet. Tegen die achtergrond ziet de rechtbank nu geen aanleiding om anders naar deze zaak te kijken. De rechtspraak die eiseres heeft aangehaald op de zitting [3] heeft betrekking op de toetsing van een algemeen verbindend voorschrift aan het evenredigheidsbeginsel en ziet dus op een andere situatie dan hier aan de orde is.