ECLI:NL:RBMNE:2022:1831
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid en de rol van het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de compensatie van een transitievergoeding. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. W. Madna, had een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding die zij aan een werkneemster had betaald na beëindiging van het dienstverband wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had echter bepaald dat de compensatie op € 0,- werd vastgesteld, omdat op het moment van beëindiging van het dienstverband, de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de compensatieregeling in artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen en dat de wettekst duidelijk is over het peilmoment voor de compensatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitleg van eiseres niet aannemelijk is en dat de compensatie niet verder terugwerkt dan tot 1 juli 2015. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.