ECLI:NL:RBMNE:2022:1865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
22/188
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een indicatiebesluit voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor een minderjarige met complexe zorgbehoeften

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 9-jarige jongen, eiser, en het CIZ Unit Klachten en Bezwaar, verweerder. Eiser had op 8 februari 2021 zorg aangevraagd op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar zijn aanvraag werd op 7 april 2021 afgewezen. Verweerder handhaafde deze afwijzing in het bestreden besluit van 7 december 2021. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 1 april 2022 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn ouders en zorgverleners. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag van zorg in het kader van de Wlz terecht was. Eiser had verschillende ontwikkelings- en gedragsproblemen, maar de rechtbank concludeerde dat er geen noodzaak was voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals vereist voor een Wlz-indicatie. De rechtbank stelde vast dat de medische adviezen van de medisch adviseur van verweerder zorgvuldig waren en dat er geen twijfel bestond over de juistheid van het advies. Eiser had geen contra-expertise overgelegd die de conclusies van de medisch adviseur in twijfel trok. De rechtbank erkende de zorgen van eiser en zijn ouders, maar concludeerde dat de huidige zorg onder de Jeugdwet niet toereikend was, wat op zichzelf geen recht gaf op zorg vanuit de Wlz. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/188

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: de heer W. Kooijman en mevrouw A. Bos),
en

CIZ Unit Klachten en Bezwaar (verweerder)

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Op 8 februari 2021 heeft eiser zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 april 2021 afgewezen en vastgesteld dat eiser geen recht heeft op zorg vanuit de Wlz (het indicatiebesluit).
Met het bestreden besluit van 7 december 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn ouders (gemachtigden). Verder zijn namens eiser verschenen mevrouw [A] (zorgverlener) de heer [B] (cliëntondersteuner). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van zorg in het kader van de Wlz. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2
Eiser was op de datum van de aanvraag een 9-jarige jongen bij wie onder meer een PTCHD1-genafwijking, autismespectrumstoornis en selectief mutisme is vastgesteld. Er zijn bij eiser meerdere ontwikkelings-, gedrags- en fysieke problemen vastgesteld, waaronder een lage spierspanning en problemen in de balans en met de zindelijkheid.
2.3
In juni 2020 is er bij eiser een intelligentieonderzoek uitgevoerd. Daarin staat beschreven dat er sprake is van een zeer disharmonisch intelligentieprofiel.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het indicatiebesluit ongegrond verklaard. Volgens verweerder kan – kort gezegd – bij eiser geen noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid vanwege een Wlz-grondslag worden vastgesteld. Verweerder overweegt daarbij dat:
  • de grondslag verstandelijke handicap niet vastgesteld kan worden;
  • de grondslag fysieke/somatische aandoening weliswaar is vastgesteld, maar dat deze niet leidt tot een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid;
  • de grondslag psychische stoornis weliswaar is vastgesteld, maar dat deze bij minderjarigen geen toegang geeft tot zorg vanuit de Wlz.
Beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat de conclusie van het besluit niet juist is, omdat hij wél een verstandelijke handicap heeft. Dat volgt volgens eiser onder meer uit het intelligentieonderzoek dat in juni 2020 op verzoek van verweerder is uitgevoerd. Verder voert eiser aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat onderbouwt eiser als volgt. Verweerder baseert het bestreden besluit op de conclusies van medisch adviseur drs. [C] ( [C] ). [C] heeft onvoldoende onderzoek verricht, want zij heeft de verschillende hulpverleners (onder meer: [A] en [B] ) die dagelijks met eiser werken niet gehoord. Voor zover deze hulpverleners door verweerder wel zijn gehoord, is hun mening niet op waarde geschat. De hulpverleners zijn namelijk unaniem van mening dat de problematiek van eiser toegang geeft tot zorg vanuit de Wlz. De betrokken medewerkers van de gemeente [woonplaats] hebben ook gezegd dat eisers in de Wlz thuishoort.
Juridisch kader
5.1
De rechtbank overweegt dat iemand alleen voor een indicatie op grond van de Wlz in aanmerking komt als aan alle voorwaarden is voldaan. Verweerder heeft geen mogelijkheid om van deze regels af te wijken. Kort samengevat komt het erop neer dat iemand alleen in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie als:
  • er een grondslag is; en
  • er 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen; en
  • deze zorgbehoefte blijvend is.
5.2
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een advies van een medisch adviseur van een bestuursorgaan als verweerder een deskundigenadvies. Als dat advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag het bestuursorgaan bij de besluitvorming in beginsel van het advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies [1] . Het ligt op de weg van de verzekerde om met medische informatie te komen (bijvoorbeeld een contra-expertise) die aan het advies doet twijfelen.
Het onderzoek van verweerder was zorgvuldig en volledig
5.3
De beroepsgrond dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest, slaagt niet. De adviezen van [C] zijn volledig en op voldoende zorgvuldige wijze tot stand gekomen. [C] heeft dossieronderzoek verricht en kennisgenomen van alle medische informatie die eiser heeft overgelegd. Naar aanleiding van de aanvullende informatie die eiser heeft overgelegd heeft [C] het advies tweemaal aangevuld.
5.4
De rechtbank overweegt dat uit de medische adviezen van [C] volgt dat de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden gesteld op basis van de beschikbare intelligentiegegevens. Uit het intelligentieonderzoek van juni 2020 volgt dat eiser uitkomt op een gemiddeld intelligentieniveau op de verbale schaal en op een zwakbegaafd intelligentieniveau op de performale schaal. [C] concludeert dat dit niet duidt op een grondslag verstandelijke handicap, en dat zijn schoolniveau (praktijkonderwijs, leerroute 4) daar ook niet bij past. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die over dit medisch advies twijfel zaaien. Eisers’ verwijzing naar het intelligentieonderzoek van juni 2020 is daarvoor onvoldoende, omdat dit onderzoek door [C] is betrokken in het medisch advies.
5.5
Eiser vindt dat [C] ook informatie had moeten opvragen bij [A] en [B] omdat zij dagelijks met eiser werken. Dat [C] dat niet heeft gedaan, getuigt volgens eiser van onzorgvuldig onderzoek. De rechtbank overweegt dat verweerder in principe zelf mag bepalen hoe hij het onderzoek vormgeeft. Dat [C] zich heeft beperkt tot de beschikbare medische informatie is niet onzorgvuldig, want de Wlz-toets (zoals hiervoor genoemd in punt 5.1) is een medische beoordeling. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat [C] – door [A] en [B] niet te horen – belangrijke medische informatie heeft gemist.
5.6
Op de zitting hebben [A] en [B] toegelicht hoezeer eiser beperkt is in zijn functioneren, welke impact de problematiek en beperkingen van eiser hebben op eisers gezin en omgeving, en waarom de huidige zorg die wordt geleverd op grond van de Jeugdwet niet toereikend is. De rechtbank begrijpt de zorgen van (de ouders van) eiser over de huidige situatie, en de wens om de zorg voor eiser anders in te richten. Maar de oplossing die zij voor ogen hebben, is op dit moment nog niet mogelijk. Het is een wrange conclusie, maar de omstandigheid dat de zorg vanuit de Jeugdwet in het geval van eiser mogelijk tekortschiet, is geen omstandigheid die recht geeft op zorg vanuit de Wlz. Deze conclusie verandert ook niet doordat medewerkers van de gemeente [woonplaats] blijkbaar vinden dat eiser in de Wlz thuishoort.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3266)