In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, die op 30 augustus 2021 zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond verklaarde. Eiser heeft op 22 oktober 2021 beroep ingesteld. Op 17 februari 2022 heeft verweerder de naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar ingetrokken, en aan eiser laten weten dat het bedrag van de naheffingsaanslag zal worden teruggestort. Eiser heeft de rechtbank op 7 maart 2022 laten weten het beroep niet in te trekken en verzoekt om vergoeding van proceskosten en griffierecht, met een schadebedrag van € 285,-.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er met de intrekking van de uitspraak op bezwaar geen inhoudelijk procesbelang meer bestaat bij een oordeel over het beroep, aangezien eiser niet meer kan bereiken dan dat de naheffingsaanslag niet meer bestaat. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank kan proceskosten van de tegenpartij laten vergoeden, maar omdat eiser geen professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Verweerder is wel verplicht het griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 mei 2022. Eiser kan binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.