ECLI:NL:RBMNE:2022:1941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
16/027759-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens hennepteelt en elektriciteitsdiefstal

Op 23 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en elektriciteitsdiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen met betrekking tot de hennepkwekerij. De verdachte had materialen aangeschaft voor de bouw van een scheidingswand tussen werkruimtes, maar was zich pas later bewust van de hennepkwekerij die in een andere ruimte was opgezet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger of medeplichtige aan het telen of aanwezig hebben van hennepplanten, omdat hij in het deel van het pand dat hij huurde geen hennepkwekerij had.

De officier van justitie had vrijspraak van de tenlastelegging bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte opzet had op het telen of aanwezig hebben van hennepplanten. De benadeelde partij, Stedin Netbeheer BV, had een vordering ingediend voor materiële schade, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op de vordering, tot op heden begroot op nihil. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/027759-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 maart 2021 en 9 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.P. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
in de periode van 7 maart 2017 tot en met 11 april 2017 te Bunschoten-Spakenburg, samen met een of meer anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, 2081 hennepplanten heeft geteeld en/of aanwezig gehad;
subsidiair:
in de periode van 7 maart 2017 tot en met 11 april 2017 te Bunschoten-Spakenburg, medeplichtig is geweest aan het telen en/of aanwezig hebben van 2081 hennepplanten in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat nergens uit blijkt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een derde. Ook voor de ten laste gelegde medeplichtigheid is onvoldoende bewijs voorhanden, nu verdachte slechts materiaal heeft verschaft aan mensen die een scheidingswand hebben gebouwd tussen zijn werkruimte en die van de anderen. Het feit dat verdachte persoonlijke spullen in zijn werkruimte had liggen is juist een contra-indicatie voor de stelling dat hij betrokkenheid had bij de hennepkwekerij.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 11 april 2017 werd in een pand gelegen aan de [adres] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen, waarin ook elektriciteit werd gestolen.
Verdachte verklaarde bij de politie en ter terechtzitting dat hij een deel van het pand huurde als werkplaats. Er kwamen ook andere personen in het pand die aan het werk waren en verdachte hinderden in zijn werk. Omdat verdachte door die werkzaamheden niet in zijn eigen werkplaats kon komen, bestelde hij eind 2015 bouwmaterialen zodat die andere personen een scheidingswand konden bouwen tussen de werkruimtes. Deze wand werd begin 2016 geplaatst. Pas later realiseerde hij zich dat er in de andere ruimte een hennepkwekerij werd opgezet.
De rechtbank heeft op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging dat verdachte met betrekking tot de hennepkwekerij en de elektriciteitsdiefstal een voldoende nauwe en bewuste samenwerking had met anderen, noch dat hij met zijn uitvoeringshandelingen – het aanschaffen en verstrekken van de materialen waarmee de scheidingswand werd gebouwd tussen de verschillende werkruimtes – op dat moment wist of bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat die scheidingswand werd gebouwd ten behoeve van het opzetten van de hennepkwekerij in een andere ruimte, dan wel het functioneren daarvan. Op enig moment wist hij wel dat er een hennepkwekerij in het pand aanwezig was, maar dat was ruim na het plaatsen van de scheidingswand. In het deel van het pand dat hij huurde, was geen hennepkwekerij aanwezig. Om die reden kan ook niet worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het telen of aanwezig hebben van hennepplanten of dat hij daartoe behulpzaam is geweest, zodat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger of medeplichtige aan het telen of aanwezig hebben van die hennepplanten.
De rechtbank zal verdachte daarom geheel vrijspreken van het tenlastegelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

Stedin Netbeheer BV heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.425,61. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart Stedin Netbeheer BV niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij (op één of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2017 tot en met 11 april 2017 (zijnde een deel van een hennepkweek van ongeveer 35 dagen oud) te [plaats] , althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] ), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 2081 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, althans een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 5 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 7 maart 2017 tot en met 11 april 2017 (zijnde een deel van een hennepkweek van ongeveer 35 dagen oud) te [plaats] , althans in Nederland (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] ), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 2081 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 11 april 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- (een deel van) voornoemd van pand te huren en/of in voornoemd pand een (bouw)bedrijf te vestigen en/of
- diverse bouwmaterialen (waaronder gipsplaten en hout) aan te schaffen en/of te verstrekken aan die onbekend gebleven persoon/personen (ten behoeve van de opbouw van de hennepkwekerij);
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )