ECLI:NL:RBMNE:2022:1967

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
9592382 UC EXPL 21-8932
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie, geheimhoudingsbeding en relatiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft de kantonrechter op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en haar voormalig werknemer (hierna: gedaagde). De eiseres vorderde onder andere een verbod op onrechtmatige concurrentie, afgifte van gegevens en betaling van een schadevergoeding. De gedaagde was in dienst als Sales Manager en had een relatiebeding en geheimhoudingsbeding in zijn arbeidsovereenkomst. Eiseres stelde dat gedaagde deze bedingen had geschonden door contact op te nemen met een klant en vertrouwelijke informatie te delen met derden. De kantonrechter oordeelde dat het contact met de klant niet onder het relatiebeding viel, omdat deze klant een potentiële leverancier was. Wat betreft het geheimhoudingsbeding oordeelde de rechter dat gedaagde weliswaar bestanden naar zijn privé e-mailadres had gestuurd, maar dat onvoldoende bewijs was geleverd dat hij deze informatie aan derden had geopenbaard. De rechter matigde de boete voor de schending van het geheimhoudingsbeding tot € 5.000,00. Eiseres werd in het gelijk gesteld voor de afgifte van gegevens en de betaling van de boete, maar de vorderingen tot het staken van onrechtmatige concurrentie en het opgeven van zakelijke contacten werden afgewezen. In reconventie vorderde gedaagde een verklaring voor recht dat eiseres onrechtmatig had gehandeld, maar deze vordering werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9592382 UC EXPL 21-8932 MdG/51411
Vonnis van 18 mei 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H.P. Kamerbeek,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. R.L.J. van der Meer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie,
- de akte houdende productie van [gedaagde] van 16 maart 2022,
- de akte houdende productie van [eiseres] van 16 maart 2022,
- de akte houdende producties van [eiseres] van 18 maart 2022,
- de akte houdende productie van [eiseres] van 22 maart 2022,
- de mondelinge behandeling van 24 maart 2022, waar namens [eiseres] zijn verschenen dhr. [A] en dhr. [B] met mr. Kamerbeek en een kantoorgenoot van hem. [gedaagde] is ook verschenen met mr. Van der Meer. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en hun standpunten toegelicht aan de hand van de door hen overgelegde spreekaantekeningen. Partijen hebben geprobeerd om onderling een regeling te treffen, maar dat is niet gelukt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 oktober 2017 is [gedaagde] bij [eiseres] in dienst getreden als Sales Manager. In de arbeidsovereenkomst staat onder meer:
6. (…) Relatiebeding
(…)
6.2
Het is werknemer voorts gedurende twee jaren na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet toegestaan om:
(a) enige zakelijke en/of commerciële relatie (trachten) aan te gaan en/of te onderhouden en/of daarbij direct danwel indirect betrokken te zijn met natuurlijke en/of rechtspersonen die op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot de klantenkring van werkgever behoren of dat op enig moment gedurende drie jaren voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn geweest;
(b) op enigerlei wijze (trachten) te bewerkstelligen dat anderen dan werkgever enige zakelijke en/of commerciële relatie aangaan en/of onderhouden en/of daarbij betrokken zijn met natuurlijke en/of rechtspersonen die op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot de klantenkring van werkgever behoren of dat op enig moment gedurende drie jaren voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn geweest;
(c) direct noch indirect enige vorm van samenwerking op het terrein van werkgever aan te gaan en/of te onderhouden met natuurlijke en/of rechtspersonen die op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot de klantenkring van Werkgever behoren of dat op enig moment gedurende drie jaren voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn geweest;
(d) in contact te treden met natuurlijke en/of rechtspersonen door wier bemiddeling op enig moment gedurende de periode van drie jaren, voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen tot de klantenkring van werkgever zijn gaan behoren, met het kennelijke doel voor zichzelf en/of voor anderen door bemiddeling van eerstbedoelde natuurlijke en/of rechtspersonen cliënten te verwerven.
(…)
6.4
Indien werknemer in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van het bepaalde onder artikel 6.1, 6.2 (…) handelt, zal werknemer aan werkgever, zonder dat enige ingebrekestelling vereist is, voor iedere overtreding een boete verbeuren van EUR 15.000,--, alsmede een boete gelijk aan EUR 2.500,-- voor elke dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan voortduurt, onverminderd het recht van werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen.
7. GEHEIMHOUDING
7.1
Werknemer erkent dat hem door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of verband houdende met het bedrijf van Werkgever.
7.2
Werknemer verbindt zich zowel gedurende het bestaan van de arbeidsovereenkomst alsook nadat de arbeidsovereenkomst om welke reden dan ook zal zijn geëindigd, op geen enkele wijze aan wie dan ook enige informatie, kennis of gegevens te openbaren met betrekking tot de zaken c.q. bedrijfsvoering van werkgever, welke bekend zijn geworden tijdens of als gevolg van zijn arbeidsovereenkomst bij werkgever en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd, of waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of behoort te kennen.
7.3
Indien werknemer in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van het bepaalde in lid 2 van dit artikel mocht handelen zal hij aan werkgever, zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, voor iedere overtreding een boete verbeuren gelijk aan EUR 15.000,--, alsmede een boete van EUR 2.500,-- voor elke dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan door werkgever voortduurt, onverminderd het recht van werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen.
8. EIGENDOMMEN, DOCUMENTEN ETC.
8.1
Alle materialen die aan werknemer door werkgever ter beschikking zijn gesteld blijven eigendom van werkgever. Het is verboden deze materialen aan te wenden voor persoonlijk gebruik, behoudens de uitdrukkelijke toestemming van werkgever.
8.2
Het is werknemer verboden op welke wijze dan ook documenten of correspondentie of afschriften hiervan, die hij in verband met zijn werkzaamheden bij werkgever onder zich heeft gekregen, in zijn particuliere bezit te hebben of te houden, uitgezonderd voorzover en voor zolang dit voor de uitoefening van de werkzaamheden voor werkgever is vereist. In ieder geval is werknemer verplicht, zelfs zonder enig verzoek daartoe, om dergelijke documenten, correspondentie of afschriften hiervan aan het einde van het dienstverband ofwel bij non-activiteit om welke reden dan ook onmiddellijk aan werkgever ter hand te stellen.
2.2.
Op 21 april 2020 heeft [eiseres] aan [gedaagde] te kennen gegeven dat zij de arbeidsovereenkomst met hem wilde gaan beëindigen.
2.3.
Op 22 en 28 april 2020 en 1 mei 2020 heeft [gedaagde] verschillende bestanden van [eiseres] naar zijn privé e-mailadres gestuurd.
2.4.
Nadat [eiseres] daarvoor toestemming van het UWV heeft verkregen, heeft zij de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] opgezegd per 1 oktober 2020.
2.5.
In november 2020 heeft [eiseres] een bericht van dhr. [C] ontvangen dat [gedaagde] contact met hem had opgezocht.
2.6.
Op 30 november 2020 heeft [gedaagde] een verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend met onder meer het verzoek om de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan hem een billijke vergoeding toe te kennen.
2.7.
Op 8 februari 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] een e-mail aan de gemachtigde van [gedaagde] gestuurd. Hierin staat onder meer:
Ik sprak cliënte na ons overleg. Zij is bereid om haar voorstel met € 5.000 bruto te verhogen. Het is dan als volgt:- Er wordt een bedrag voldaan ad € 30.000 bruto.- Er wordt € 5.000 exclusief btw aan advocaatkosten vergoed.- Uw cliënt is volledig uit zijn concurrentiebeding ontheven.
2.8.
Op 11 februari 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] een e-mail aan de gemachtigde van [gedaagde] gestuurd. Hierin staat onder meer:
Graag verneem ik volledigheidshalve uw akkoord op de bruto-netto specificatie die ik u stuurde.Voorts: in plaats van het opstellen van een vaststellingsovereenkomst, stel ik voor dat wij het laten bij de bevestiging per email dat de gemaakte afspraken tegen finale kwijting over en weer zijn. Wilt u mij de finale kwijting bevestigen?
2.9.
Op 15 februari 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde] een e-mail aan de gemachtigde van [eiseres] gestuurd. Hierin staat onder meer:
Het bedrag is akkoord en de regeling is tegen finale kwijting over en weer. Een VSO is inderdaad niet nodig. Cliënt ziet zijn betaling graag tegemoet.
2.10.
[gedaagde] is daarna een samenwerkingsverband aangegaan met dhr. [D] en dhr. [E] onder de naam [handelsnaam] .
2.11.
Op 21 juni 2021 heeft [gedaagde] een e-mail aan onder meer [D] gestuurd. In de e-mail staat onder meer:
[F] heeft sinds mei 4 mailingen (in totaal 12 landen en wat contacten buiten Europa) verzorgt en wat werkzaamheden gedaan aan onze de [handelsnaam] website.
2.12.
Nadat dit samenwerkingsverband was geëindigd, is de door [gedaagde] tijdens de samenwerking gebruikte laptop niet aan [gedaagde] gegeven, maar is deze onderzocht door een IT-bedrijf. Op de laptop is een bestand van [eiseres] uit 2017 gevonden.
2.13.
Op 2 september 2021 heeft dhr. [A] , directeur van [eiseres] , een e-mail aan [D] gestuurd. Hierin staat onder meer:
Gisteren spraken wij elkaar. We hadden het onder andere over jouw samenwerking met [gedaagde] . Hij is de voormalig medewerker van mij, die ik ervan verdenk dat hij onrechtmatig mijn klanten aan het benaderen en afnemen is.Jij vertelde mij dat aan jouw samenwerking met [gedaagde] een einde is gekomen.Je meldde mij dat [gedaagde] beschikt over een klantenlijst van [eiseres] .Jij hebt die lijst van [gedaagde] te zien gekregen. Zelf heb je er niets mee gedaan.
Wil je mij bevestigen dat het bovenstaande klopt? Volledigheidshalve meld ik je dat ik er richting jou uiteraard niets mee zal doen.Mogelijk zal ik het wel gebruiken richting [gedaagde] .
2.14.
Op 2 september 2021 heeft [D] een e-mail aan [A] gestuurd. Hierin staat onder meer:
Onderstaande informatie klopt.
Hierbij is tevens de heer [E] aanwezig geweest.
Ook wij gaan juridische stappen nemen tegen [gedaagde] inzake onrechtmatig gebruik van gegevens van [handelsnaam] .

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - kort gezegd:
Bij voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv:
I. [gedaagde] te bevelen om met onmiddellijke ingang de onrechtmatige concurrentie jegens [eiseres] te staken op straffe van een dwangsom;
II. [gedaagde] te bevelen tot afgifte van alle gegevens en informatie die eigendom is van [eiseres] en die [gedaagde] nog in zijn bezit heeft op straffe van een dwangsom;
III. [gedaagde] te veroordeling in de proceskosten van deze procedure;
In de bodemprocedure:
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 50.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemd bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde] te veroordelen tot onverkorte nakoming van de bepalingen als bedoeld in artikel 7 en 8 van de arbeidsovereenkomst en [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van alle gegevens en informatie die eigendom is van [eiseres] en die [gedaagde] nog in zijn bezit heeft op straffe van een dwangsom, onverminderd het recht van [eiseres] om in voorkomend geval de contractuele boete zoals bedoeld in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst te vorderen;
VI. [gedaagde] te veroordelen over te gaan tot overlegging van een schriftelijke opgaaf aan [eiseres] van alle zakelijke contacten die [gedaagde] in de periode tussen 1 oktober 2020 en 3 december 2021 heeft gehad met relaties van [eiseres] , op straffe van een dwangsom;
VII. [gedaagde] te bevelen om met onmiddellijke ingang de onrechtmatige concurrentie jegens [eiseres] te staken, in die zin dat het [gedaagde] is verboden om zakelijk contact te onderhouden met relaties van [eiseres] , op straffe van een dwangsom;
VIII. te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de onrechtmatige concurrentie en [gedaagde] uit dien hoofde te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IX. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
X. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] het tot 11 februari 2021 nog geldende relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst heeft geschonden door in november 2020 contact op te nemen met [C] . [gedaagde] is op grond van de arbeidsovereenkomst daarom een boete van € 15.000,- verschuldigd.
Daarnaast heeft [gedaagde] zijn geheimhoudingsbeding geschonden, door bedrijfsinformatie van [eiseres] te openbaren aan [D] en [E] . [gedaagde] is daarvoor tweemaal de boete van € 15.000,- verschuldigd en € 2.500,- per dag vanaf 19 februari 2021. Het tweede deel van de boete matigt [eiseres] tot een bedrag van € 5.000,-.
[gedaagde] is daarom totaal € 50.000,- aan boetes verschuldigd aan [eiseres] .
[gedaagde] is verder gehouden om alle bestanden van [eiseres] terug te geven en aan [eiseres] schriftelijk opgaaf te doen van de zakelijke contacten die hij heeft gelegd met gebruik van vertrouwelijke gegevens van [eiseres] .
[eiseres] stelt verder dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door plegen van onrechtmatige concurrentie, waarbij [eiseres] verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad.
Nu [eiseres] meerdere keren heeft geprobeerd buiten rechte tot een oplossing te komen, is [gedaagde] ook buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de reële proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - kort gezegd:
I. te verklaren voor recht dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] ;
II. voor zover in conventie geen volledige proceskostenveroordeling wordt uitgesproken, de volledige proceskosten;
III. [eiseres] te veroordelen in de proceskosten in reconventie.
3.6.
Ter onderbouwing van de vordering stelt [gedaagde] dat [eiseres] een evident ongegronde vordering heeft ingesteld, die in verband met de belangen van [gedaagde] achterwege had moeten blijven. [eiseres] baseert haar vordering op onjuiste feiten en stellingen, zodat sprake is van misbruik van procesrecht. [gedaagde] verwijst hierbij ook naar jurisprudentie van de Hoge Raad. Ook vordert [gedaagde] een schadevergoeding van de reële proceskosten op grond van - naar de kantonrechter begrijpt - de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
3.7.
[eiseres] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

223 Rv

4.1.
De vordering ex artikel 223 Rv van [eiseres] zal niet worden beoordeeld. Daarvoor is geen belang meer, omdat hierbij ook uitspraak wordt gedaan in de bodemzaak.
Relatiebeding
4.2.
[eiseres] legt aan de schending van het relatiebeding ten grondslag dat [gedaagde] in november 2020 contact heeft gehad met [C] . Nog daargelaten of dit contact wordt bestreken door de overeengekomen finale kwijting, is tijdens de mondelinge behandeling vastgesteld dat [C] een potentiële leverancier van [eiseres] was. Dit contact valt daarom niet onder het relatiebeding, omdat dit beding alleen contacten met de klantenkring van [eiseres] verbiedt. Er is ook geen reden om het relatiebeding op te rekken zodat onder de klantenkring ook een leverancier valt. Als [eiseres] had gewild dat ook leveranciers onder het relatiebeding zouden vallen, dan had zij dat op moeten schrijven in het beding. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
Geheimhoudingsbeding
4.3.
Met betrekking tot de schending van het geheimhoudingsbeding stelt [eiseres] kort gezegd dat [gedaagde] bestanden aan zichzelf heeft gemaild en hij een klantenlijst van [eiseres] uit 2017 heeft laten zien aan [D] en [E] . Dit laatste wordt ondersteund door een verklaring van [D] . Ook is op de laptop van [gedaagde] een klantenlijst uit 2017 gevonden door een IT-bedrijf. Verder stelt [eiseres] dat [gedaagde] haar gegevens heeft gebruikt voor de productlijsten van [handelsnaam] en meerdere e-mailberichten via een derde.
4.4.
Vast staat dat [gedaagde] een aantal bestanden van [eiseres] eind april/begin mei 2020 naar zijn privé e-mailadres heeft verstuurd en hierbij niet het bestand uit 2017 zat waarvan [D] zegt het gezien te hebben. Dat [gedaagde] deze bestanden aan zichzelf e-mailde kan verdacht voorkomen, maar het kan ook goed mogelijk zijn dat [gedaagde] - zoals hij heeft aangevoerd - zich wilde voorbereiden op een gesprek met [A] , omdat dat misschien zou gaan over een langer dienstverband. In dit verband is niet zonder betekenis dat in artikel 8.2 van de arbeidsovereenkomst over het verbod op privébezit van gegevens van de werkgever is bepaald “
uitgezonderd voorzover en voor zolang dit voor de uitoefening van de werkzaamheden voor werkgever is vereist”.In ieder geval heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] deze gegevens heeft geopenbaard aan een derde (wat voor de gestelde schending van het geheimhoudingsbeding noodzakelijk is). Te meer nu wordt gesteld dat een overzicht uit 2017 aan [D] en [E] is geopenbaard. Dat zou onlogisch zijn als [gedaagde] ook de beschikking zou hebben over recentere bestanden uit 2020.
Daarbij komt dat [eiseres] niet concreet of feitelijk heeft gesteld wanneer [gedaagde] het bestand van [eiseres] aan [D] en/of [E] heeft laten zien. Verder lijken [gedaagde] en (in ieder geval) [D] verwikkeld te zijn in een juridisch conflict met betrekking tot [handelsnaam] , zodat de kantonrechter teveel twijfel heeft over de objectieve waarde van de niet gedetailleerde verklaringen van [D] . Ook ontbreekt een verklaring van [E] zelf (of een toelichting wat hij precies heeft gezien) in deze procedure. Al met al is onvoldoende concreet gesteld wanneer [gedaagde] [D] en/of [E] een klantenlijst van [eiseres] uit 2017 heeft getoond, zodat ook niet wordt toegekomen aan bewijslevering.
4.5.
Dat de productlijsten van [handelsnaam] een kopie lijken van de productlijsten van [eiseres] (op één kolom na), zoals [eiseres] heeft gesteld, leidt er ook niet toe dat [gedaagde] zijn geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] namelijk onbetwist aangevoerd dat [D] via het klantenportaal bij de productlijsten van [eiseres] kon komen. Ook als er vanuit wordt gegaan dat [gedaagde] de productlijst van [eiseres] heeft meegenomen en heeft gekopieerd, kan daarom worden niet gezegd dat sprake is van openbaring van informatie met een vertrouwelijk karakter, zoals het geheimhoudingsbeding vereist.
4.6.
[eiseres] heeft verder gesteld dat [gedaagde] aan de hand van klantenlijsten van [eiseres] e-mails naar klanten heeft laten sturen door een derde (mw. [F] ) namens [handelsnaam] . Dat [F] e-mails heeft verzorgd is door [gedaagde] zelf bevestigd in de e-mail van 21 juni 2021 aan [D] . Dat e-mails naar klanten zijn verstuurd wordt ook bevestigd door verschillende klanten van [eiseres] . Zo heeft een Bulgaarse huisbaas van een pand dat wordt gehuurd door [eiseres] aangegeven benaderd te zijn door [gedaagde] . Deze relatie is niet op het internet te vinden en is in het klantenbestand van [eiseres] gekomen, omdat hij ooit een keer iets heeft besteld. [gedaagde] heeft daarop onvoldoende concreet gesteld hoe het kan dat hij aan de gegevens van deze Bulgaarse relatie is gekomen. Het komt de kantonrechter daarom voor dat [gedaagde] gegevens die hij in vertrouwelijkheid van [eiseres] heeft gekregen, heeft verstrekt aan [F] om te gebruiken bij het versturen van de e-mails. Hiermee heeft [gedaagde] zijn geheimhoudingsbeding geschonden, zodat hij in beginsel een boete van € 15.000,00 is verschuldigd. Gesteld noch gebleken is hoe lang deze schending voortduurde, zodat de kantonrechter geen reden heeft voor toewijzing van de boete van € 2.500,00 gesteld op voortduring van de schending.
4.7.
[gedaagde] voert aan dat de finale kwijting ook ziet op schendingen van het geheimhoudingsbeding van na 11 februari 2021. De kantonrechter gaat daar in dit geval niet in mee, omdat gesteld noch gebleken is dat [eiseres] ten tijde van het overeenkomen van de finale kwijting wist dat [gedaagde] op deze manier het geheimhoudingsbeding had geschonden. Niet gezegd kan worden dat de wil van [eiseres] erop gericht was om ook voor dit geval finale kwijting overeen te komen.
4.8.
[gedaagde] doet verder een beroep op matiging van de boete en [eiseres] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De kantonrechter kan slechts een boete matigen als onverkorte toepassing van het boetebeding een buitensporig, en dus onaanvaardbaar, resultaat zou opleveren. Beslissend daarbij is uiteindelijk de weging van alle relevante omstandigheden van het geval.
4.9.
In dit geval heeft [eiseres] onvoldoende feiten gesteld waardoor het aannemelijk is dat zij schade heeft geleden door het schenden van het geheimhoudingsbeding, zodat er een discrepantie bestaat tussen de schade en de boete. Daarbij komt dat slechts van één klant, de Bulgaarse huurbaas, voldoende is gemotiveerd dat [gedaagde] deze klant niet via internet op kon zoeken of op een beurs had kunnen tegenkomen. Daarbij is sprake van een eenheidsboete voor elke overtreding van het geheimhoudingsbeding, zonder dat hierin gedifferentieerd kan worden. Deze omstandigheden leiden, mede gelet op de aard van de schending van [gedaagde] , tot een matiging van de boetes tot een bedrag van € 5.000,00. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van € 5.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
Overlegging relaties
4.10.
Het staat vast dat op grond van de later tussen partijen bereikte overeenstemming [gedaagde] met ingang van 11 februari 2021 was ontslagen uit het relatiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. Dat er sprake was van schending van het relatiebeding in de voorafgaande periode tussen 1 oktober 2020 en 11 februari 2021 is niet gesteld of gebleken. [eiseres] heeft geen grondslag gesteld op grond waarvan [gedaagde] gehouden kan worden om een schriftelijke opgaaf te doen van alle zakelijke contacten die hij vanaf 1 oktober 2020 tot en met 3 december 2021 (datum dagvaarding) heeft gelegd met relaties van [eiseres] . Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Onrechtmatige concurrentie
4.11.
Dan is het de vraag of sprake is van onrechtmatige concurrentie door van [gedaagde] . In 1955 heeft de Hoge Raad met het arrest in de zaak [achternaam] /Vesta (Hoge Raad 9 december 1955, ECLI:NL:HR:1955:47) de lijn uitgezet over onrechtmatige concurrentie door ex-werknemers. Het komt erop neer dat sprake is van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer het duurzame bedrijfsdebiet van zijn voormalig werkgever stelselmatig en substantieel afbreekt, en daarbij gebruik maakt van kennis en gegevens die hij bij zijn voormalig werkgever vertrouwelijk heeft verkregen.
4.12.
Zoals hiervoor overwogen heeft [gedaagde] bij [handelsnaam] gebruik gemaakt van de klantenlijst van [eiseres] . [gedaagde] heeft derhalve in ieder geval één keer een relatie van [eiseres] (de Bulgaarse huisbaas) benaderd die hij alleen vanuit toegang tot de gegevens van [eiseres] kan kennen. Er is in zoverre sprake van onrechtmatige concurrentie. Dat [eiseres] niet kan stellen of onderbouwen hoeveel relaties met [gedaagde] in zee zijn gegaan, doet daar niks aan af.
4.13.
Verder leidt de finale kwijting tussen partijen er niet toe dat geen sprake was van onrechtmatige concurrentie. Hoewel [eiseres] ten tijde van de kwijting wist dat [gedaagde] contact had gehad met [C] , wist zij nog niet van de vorm en omvang van de onrechtmatige concurrentie, zodat dit nog niet onder de finale kwijting kon vallen. [eiseres] wist met de finale kwijting namelijk niet dat sprake was van onrechtmatige concurrentie, zodat zij hiervoor ook geen kwijting kon verlenen.
4.14.
Hoewel sprake is geweest van onrechtmatige concurrentie, is gesteld noch gebleken dat daar nog steeds sprake van is. [eiseres] heeft daarom onvoldoende belang om [gedaagde] te bevelen tot het staken van onrechtmatige concurrentie, in die zin dat [gedaagde] geen zakelijk contact mag hebben met relaties van [eiseres] . Daarnaast zou toewijzing hiervan - gelet op de te algemene formulering van deze vordering - neerkomen op een verkapt nieuw relatiebeding.
Schade
4.15.
Voor een verwijzing naar een schadestaatprocedure, zoals [eiseres] vordert, moet [eiseres] voldoende stellen waaruit onder meer volgt dat aannemelijk is dat mogelijk schade is geleden. [eiseres] heeft echter onvoldoende feiten gesteld waardoor het aannemelijk is dat zij mogelijk schade heeft geleden door de gestelde oneerlijke concurrentie. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure bestaat dus geen grond zodat deze vordering wordt afgewezen.
Bestanden [eiseres] teruggeven
4.16.
Hiervoor blijkt dat [gedaagde] na het einde van het dienstverband bij [eiseres] toegang heeft gehad tot bestanden van [eiseres] . Voor zover [gedaagde] deze bestanden nog niet heeft verwijderd of daar nog toegang toe heeft, wordt hij veroordeeld om deze bestanden aan [eiseres] terug te geven. [gedaagde] is immers nog aan artikel 7 en 8 van de arbeidsovereenkomst gebonden. [eiseres] heeft onvoldoende concreet gesteld tot welke bestanden [gedaagde] op dit moment toegang heeft, zodat de gevorderde dwangsom als te onbepaald wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.17.
[eiseres] vordert buitengerechtelijke kosten, maar specificeert niet welk bedrag aan buitengerechtelijke kosten zij vordert. Wel blijkt uit de overgelegde stukken dat namens [eiseres] buitengerechtelijke werkzaamheden zij verricht. Gelet op de toegewezen boete wijst een bedrag van € 625,00 toe. [eiseres] vordert tevens wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat zij deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
Reconventie
4.18.
Gelet op het voorgaande heeft [eiseres] geen misbruik gemaakt van het procesrecht of heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens [gedaagde] door het instellen van een vordering, zoals [gedaagde] stelt. Verder heeft [eiseres] niet zelf informatie van de laptop van [gedaagde] gehaald, maar is die verschaft door [D] . Dat [eiseres] deze informatie heeft gebruikt in deze procedure maakt ook niet dat zij daarmee onrechtmatig heeft gehandeld.
4.19.
Voor zover [gedaagde] zijn vordering van de vergoeding van de reële proceskosten baseert op de AVG, kan die vordering ook niet worden toegewezen. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] in strijd met de AVG heeft gehandeld.
Proceskosten
4.20.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 100,32
- griffierecht € 1.013,00
- salaris gemachtigde €
622,00(2 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.735,32
4.21.
In reconventie zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om alle gegevens van [eiseres] die hij nog in bezit heeft af te staan aan [eiseres] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 5.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf heden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 625,00;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.735,32, waarin begrepen € 622,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af;
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.