ECLI:NL:RBMNE:2022:1994
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen omzetting van taakstraf en tijdige beslissing door het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de politierechter op 6 april 2022 uitspraak gedaan over het bezwaar van [verdachte] tegen de omzetting van zijn taakstraf in vervangende hechtenis. De politierechter had eerder op 15 april 2019 aan [verdachte] een taakstraf van 100 uur opgelegd, waarvan 50 uur voorwaardelijk. Door de uitbraak van COVID-19 is de termijn voor het uitvoeren van de taakstraf met 12 maanden verlengd. Op 4 november 2021 heeft het Openbaar Ministerie (OM) besloten tot toepassing van vervangende hechtenis, maar deze beslissing is pas op 24 maart 2022 aan [verdachte] betekend. Het bezwaar is op 30 maart 2022 ingediend.
De verdediging stelde dat de beslissing tot omzetting van de taakstraf te laat was genomen, aangezien deze niet binnen drie maanden na het verstrijken van de termijn voor het verrichten van de taakstraf was genomen. De politierechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie de beslissing tot toepassing van vervangende hechtenis niet tijdig heeft genomen, waardoor het bezwaar gegrond werd verklaard. De politierechter heeft ook opgemerkt dat de verlengingsbeslissing van de termijn voor het verrichten van de taakstraf te laat was, ongeacht de wetgeving die op dat moment van toepassing was.
Uiteindelijk heeft de politierechter besloten het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te vernietigen, omdat de officier van justitie de wettelijke termijnen had overschreden. De uitspraak werd gedaan door mr. S.M. Schothorst, in aanwezigheid van griffier mr. F. Hoogbruin, en werd openbaar uitgesproken op 6 april 2022.