4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijzelf uitgegeven als [valse naam] . Ik heb met die naam en met het e-mailadres [e-mail adres] .nl e-mailberichten verstuurd en telefoontjes gepleegd. Ik deed dit vanaf begin 2020. Ik heb het e-mailbericht van 7 september aan [A] van [bedrijf 1] verstuurd, waarin onder meer staat vermeld ‘Verwachte aankomstdatum is 21 september. Zou je de verdere afhandeling van de container in orde willen maken aub.’ Dit ging om het inladen van een partij cacao. Ik wist dat er met de lading cacao uit Colombia, die op 22 december 2020 in een loods in [plaats] is aangetroffen, meer van doen was. Ik wist dat het geen zuivere koffie was. Ik had drie mobiele telefoons.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 22 december 2020 stonden er meerdere pallets met dozen in een loods aan de [adres] te [plaats] . Op de dozen stond: Licor de cacao / Cocoa mass en Cacao en Polvo / Cocoa powder.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op iedere doos zat een etiket waar het import en export adres op stond. Het import adres luidt: [bedrijf 2] - adress [adres] , Postal code [plaats] , Netherlands. Het export adres luidt: [adres] , [plaats] , Colombia.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorheeft [getuige 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb de loods aan de [adres] te [plaats] geregeld voor [valse naam] . Hij heeft mij de opdracht gegeven om de lading cacaopoeder te stallen in de loods.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlageonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking in de loods gevestigd aan de [adres] te [plaats] op 22 december 2020 werd gebruik gemaakt van een gecertificeerde speurhond. In de loods werden meerdere zakken met cacao uit verschillende dozen geopend. De speurhond toonde tijdens de doorzoeking afwijkend gedrag bij een zak cacaopoeder. Hierop is besloten om deze zak dezelfde dag bij de forensische opsporing te laten testen met als resultaat dat de
cacaopoeder de inhoud cocaïne bevatte. Als bijlage het NFI rapport van 22 december 2020 met de vraagstelling, het onderzoek, het resultaat en de conclusie.
Een
schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door P.H. Wallinga:
Datum aanvraag: 22 december 2020. Ontvangen van: Forensische Opsporing Politie Eenheid Midden-Nederland. Kenmerk: AANW6615NL. Omschrijving: poeder, bruin, uit 414 gram. Conclusie: bevat cocaïne.
Een
schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door J.D.J. van den Berg:
De partij cacao bestond uit 825 dozen met onder andere de opdruk: "Naturel RR, cacao en polvo/ cocoa powder, Producto Colombiano / Product of Colombia. Elke doos bevat tien zilverkleurige sealbags met onder andere de opdruk:"cocoa powder, net weigth: 1 kg" met een inhoud van circa 1 kilogram. Het totale gewicht van de partij was circa 8250 kilogram.
Door het team Statistiek en Methodologie van het NFI werd een berekening gemaakt
van de beste schatting van de totale hoeveelheid cocaïne in de hele partij van 8.250
kilogram cacao (inclusief het bijbehorende 95% betrouwbaarheidsinterval). De beste benadering van het totale nettogewicht aan cocaïne in de partij van 8.250 kilogram cacaopoeder bedraagt circa 186 kilogram.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] betreft mevrouw [eigenaar] . Bijzonderheden na een analyse van haar bankrekening in de periode 2019 tot en met 2021: - de rekening wordt zakelijk gebruikt, maar staat niet op naam van het bedrijf geregistreerd; - de rekening wordt gevoed door onder andere stortingen uit onbekende bron; - door een schoonheidsstudio wordt drie keer € 9.000,- bijgeschreven; - er wordt in een maand tijd € 92.500,- bijgeschreven door [bedrijf 3] B.V. [bedrijf 3] B.V. is een bemiddelaar tussen alle grote autoverhuurbedrijven ter wereld; - [eigenaar] ontvangt geen geld van haar rekening voor loon.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Er vond een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De bewoner van dit pand betreft [eigenaar] . Het viel mij op dat er in de woning geen administratie te vinden was van het bedrijf [bedrijf 2] . Ik zag geen bankgegevens, facturen of bedrijfsgegevens van klanten. [eigenaar] verklaarde dat zij voor haar werk schoonmaakt bij mensen thuis.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik ontving op 13 februari 2021 van de douane de volgende informatie omtrent het bedrijf [bedrijf 2] : onlangs is informatie binnengekomen dat in de haven van Antwerpen al enige tijd (vanaf 28 september 2020) drie containers met bananen uit Ecuador staan, waarvoor het bedrijf [bedrijf 2] , [adres] , [plaats] zich had gemeld. Het was zeer opvallend dat voornoemd bedrijf zich rond 19 november 2020 meldde voor deze zending bananen die ook nog eens rond de € 30.000,- kostte. Bij controle in Antwerpen werd vastgesteld dat de bananen helemaal verrot en beschimmeld zijn en alles uit de container droop. Voornoemde container is uiteindelijk in [plaats] aangekomen. Hierna heeft de logistieke dienstverlener in [plaats] geprobeerd contact op te nemen met de opdrachtgever, maar dat is niet gelukt, omdat deze nergens op reageert en het erop lijkt dat de telefoonnummers zijn afgesloten. Bovenstaande bevestigt ons eerdere vermoedens dat [eigenaar] een katvanger moet zijn en haar bedrijf als dekmantel moet dienen voor criminele
activiteiten.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 3] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
[getuige 2] verklaarde dat hij operationeel manager was bij [bedrijf 4] B.V. [getuige 2] verklaarde dat [bedrijf 4] B.V. een partij van 999 pakken cacao in opdracht van [bedrijf 2] in de loods van het bedrijf te [plaats] opgeslagen had gehad. Wij hoorden dat [getuige 2] verklaarde dat hij diverse keren per e-mail contact had gehad met [valse naam] namens [bedrijf 2] . [valse naam] vroeg of [bedrijf 4] B.V. de partij cacao kon afleveren. [getuige 2] had daarop gereageerd dat zij de partij cacao niet eerder zouden afleveren dan dat de factuur voor de eerdere partij bananen zou worden betaald. [getuige 2] verklaarde dat de factuur voor de partij bananen daarna werd voldaan, waarna zij, [bedrijf 4] B.V., de partij cacao hadden getransporteerd en afgeleverd op het adres [adres] te [plaats] .
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik ontving bijgesloten informatie van het bedrijf [bedrijf 1] .
De informatie in de bijlagen van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende teksten:
Van: [valse naam] < [e-mail adres] .nl>
Verzonden: maandag 7 september 2020
Aan: [A] - [bedrijf 1]
CC: [bedrijf 2]
Onderwerp: Documenten en Verzoek tot Inklaren
(…)
Hierbij de documenten zoals ontvangen per mail. Verwachte aankomst datum is 21 september. Zou je de verdere afhandeling van de container in orde willen maken aub.
Met vriendelijke groet,
[e-mail adres] .
(…)
Shipper: [bedrijf 5] , [adres] [plaats]
Consignee: [bedrijf 2] , [adres] , [valse naam]
Description of goods: 20 pallets with 999 bags of cocoa powder
Shipped on board, date: 24 Aug 2020.
(…)
Geadresseerde: [bedrijf 4] , [adres] , [plaats]
Inhoud: cacoapoeder.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in een
proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van [verdachte] woning aan de [adres] te [woonplaats] werd het volgende aangetroffen: - twee mobiele telefoons van het merk Samsung; - een mobiele telefoon; - vier doosjes van Samsung telefoons met onder meer de IMEI-nummers [IMEI nummer] / [IMEI nummer] en [IMEI nummer] (deze IMEI-nummers komen voor in het onderzoek met betrekking tot de telecom van [valse naam] / [verdachte] ); - meerdere opengemaakte simkaarthouders met onder meer het telefoonnummer [telefoonnummer] (uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in een telefoon heeft gezeten voorzien van IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit IMEI-nummer betreft een IMEI-nummer welke onder andere is gebruikt met betrekking tot het contact met [bedrijf 6] B.V.).
Bewijsoverwegingen
Rol en opzet van verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het bedrijf [bedrijf 2] cacao, vermengd met cocaïne, uit Colombia naar Nederland heeft geïmporteerd. ‘ [valse naam] ’ speelde daarbij een sleutelrol. Deze [valse naam] heeft namens [bedrijf 2] verschillende e-mailcontacten gehad over het transport van de partij cacao. Voorts heeft hij een loods in [plaats] geregeld en heeft hij opdracht gegeven om de lading cacao (vermengd met cocaïne) in die loods te stallen. [valse naam] blijkt de schuilnaam van verdachte te zijn geweest. Verdachte was aldus degene die de import van de cocaïne de facto heeft geregeld. Daarbij wijzen verschillende omstandigheden erop dat hij geprobeerd heeft buiten beeld te blijven. Niet alleen handelde verdachte onder een schuilnaam, ook is gebleken dat [bedrijf 2] daarbij is ingezet als dekmantel. Verdachte maakte bovendien gebruik van meerdere telefoons en hij stalde de partij cacao/cocaïne in een loods die moeilijk naar hem te herleiden was. Gelet op het voorgaande in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij wist dat er met de lading cacao uit Colombia meer van doen was, oordeelt de rechtbank dat verdachte wist dat er cocaïne in de partij cacao zat en aldus opzet had op de invoer daarvan.
De rechtbank stelt voorts vast dat uit het dossier geen betrokkenheid van andere personen volgt ten aanzien van het invoeren van de cocaïne, zodat verdachte dient te worden aangemerkt als ‘pleger’ van het onder 1 tenlastegelegde. Van het ‘medeplegen’ zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Het verweer van de raadsman dat verdachte ten hoogste kan worden aangemerkt als medeplichtige van het tenlastegelegde wordt gelet hierop verworpen.
186 kilogram
De raadsman heeft verweer gevoerd op de gebruikte methode en berekening van het NFI ten aanzien van het bepalen van het gewicht van de aangetroffen cocaïne. De raadsman heeft aangevoerd dat de berekening van het totaalgewicht is gebaseerd op een te marginale selectie van het aantal dozen en monsters. Voorts is het onderzoek naar het gehalte van de cocaïne deels fout gegaan, waardoor maar één gehalte gebruikt kon worden bij de berekening. Vervolgens is op grond van dit gehalte de ‘beste benadering’ van het totaalgewicht aan cocaïne berekend met een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent.
Gelet op het voorgaande heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde gewicht, te weten 186 kilogram, niet kan worden bewezen.
De rechtbank stelt vast dat het NFI met een betrouwbaarheidsinterval van 95% op een hoeveelheid van 186 kilogram komt. Weliswaar is bij die berekening gebruik gemaakt van een steekproef, maar naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het NFI rapport als beste benadering bewezen worden dat de in de cacao aanwezige hoeveelheid cocaïne ongeveer 186 kilogram betrof.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb het contante geld dat bij mij in de woning op 6 juli 2021 te [woonplaats] is aangetroffen voor bepaalde personen in bewaring gehouden. Het geld is naar mij gebracht. Ik dacht niet dat het legaal geld was. Die personen zagen mijn woning denk ik als een veilige plek. Ik heb het geld zelf verpakt in doosjes. Er zat ook geld in tassen.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in een
proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 6 juli 2021 te [woonplaats] werd het volgende in beslag genomen: - een zak met daarin euro bankbiljetten (aangetroffen in de kast van het bed). In totaal een geldbedrag van € 45.200,-; - een tas met bankbiljetten van tien euro. In totaal een geldbedrag van € 4.200,-.
In de schuur werden twee pakketten aangetroffen met daarin bankbiljetten. Pakket 1: Het geldbedrag zat in een zak gewikkeld met daaromheen tape. In deze zak zaten meerdere geldbundels bestaande uit vijftig euro en vijfhonderd euro bankbiljetten. In totaal een geldbedrag van € 48.850,-. Pakket 2: In het pakket bevond zich een tas gewikkeld in tape. Hieronder bevond zich een tas met verschillende bundels met bankbiljetten van veertig, honderd en vijfhonderd euro. In totaal een geldbedrag van € 49.350,-.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat sprake is van opzetwitwassen. Verdachte wist dat het geld in zijn woning geen legale herkomst had.
Voor het ten laste gelegde medeplegen is evenwel onvoldoende bewijs voorhanden, zodat
verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat onvoldoende bewijs aanwezig is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een Cartier horloge, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het als feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik maakte gebruik van de bankrekeningen van mijn moeder [rekeninghouder 1] . Ik heb€ 30.000,- overgeboekt. Ook heb ik € 17.000 contant geld op de bankrekening van mijn moeder gestort. Ik kwam moeilijk rond van mijn inkomsten uit de handel in cryptomunten.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de onderstaande beschrijving is een samenvatting gemaakt van drie ABN AMRO bank rekeningen op naam van mevrouw [rekeninghouder 1] .
[rekeningnummer] :
Bijschrijvingen bestaande uit onder andere twee keer € 5.000,- van [rekeningnummer] ( [verdachte] ). Op voornoemde betaalrekening is veelvuldig sprake van contante stortingen uit onbekende bronnen.
[rekeningnummer] :
Opvallend zijn de volgende mutaties:
Bijschrijvingen:
16 aug 2018: € 5.000,- van [verdachte] ;
18 sep 2018: € 4.000,- van [verdachte] ;
30 okt 2018: € 4.000,- van [verdachte] ;
24 dec 2018: € 5000,- van [verdachte] ;
24 dec 2018: € 10.000,- van [verdachte] ;
24 dec 2018: € 5.000,- van [verdachte] .{Kennelijk sprake van een verschrijving. De rechtbank begrijpt uit de bijlage dat het een bijschrijving van € 15.000,- betreft.}
Afschrijvingen:
16 aug 2018: € 5.000,- naar [rekeninghouder 2] , omschrijving: lening;
18 sep 2018: € 4.000,- naar [rekeninghouder 2] , omschrijving: lening;
30 okt 2018: € 4.000,- naar [rekeninghouder 2] , omschrijving: lening.
12 jan 2019: € 30.000,- naar spaarrekening mevrouw [rekeninghouder 1] .
[rekeningnummer] :
Bijschrijvingen bestaande uit onder andere kasstortingen uit onbekende bron, te weten
€ 17.000,-.
Gezien het feit dat verdachte [verdachte] geen aantoonbare inkomstenbron/spaartegoed
had waaruit de bijschrijvingen verklaard konden, is het volledige geldbedrag waarmee deze rekening werd gevuld afkomstig uit een onbekende bron en derhalve verdacht.
De mutatieoverzichten van de hierboven genoemde bankrekeningen in de bijlagen van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevatten onder meer de bijschrijvingen:
[rekeningnummer] :
- € 30.000,- van [rekeninghouder 1] ( [rekeningnummer] ) op 12 januari 2019;
- € 5.000,- van [rekeninghouder 1] ( [rekeningnummer] ) op 2 september 2020;
- € 5.000,- van [rekeninghouder 1] ( [rekeningnummer] ) op 2 september 2020.
[rekeningnummer] :
- € 2.000,- storting op 29 mei 2020;
- € 3.000,- storting op 30 mei 2020;
- [onleesbaar] bedrag storting op 10 juni 2020;
- € 1.000,- storting op 14 juni 2020;
- € 500,- storting op 15 december 2020;
- € 5.000,- storting op 26 december 2020;
- € 1.500,- storting op 5 maart 2021.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Analyse van bankrekening [rekeningnummer] ten name van de moeder van verdachte [rekeninghouder 1] :
Het geld op deze rekening is afkomstig van:
- [verdachte] bijschrijvingen in totaal € 13.000,- (2018). Rekeningnummer: [rekeningnummer] . Betreft drie bijschrijvingen van € 5.000,-, € 4.000,- en € 4.000,- op de rekening van mevrouw [rekeninghouder 1] .
Deze betalingen worden gelijk afgeschreven naar [rekeninghouder 2] ( [rekeningnummer] );
- [verdachte] bijschrijvingen in totaal € 30.000 (2018). Rekeningnummer: [rekeningnummer] .
Betreft drie bijschrijvingen van € 5.000,-, € 10.000,- en € 15.000,- en worden in een transactie overgeschreven naar de spaarrekening van mevrouw [rekeninghouder 1] .
Analyse van bankrekening [rekeningnummer] (spaarrekening) ten name van [rekeninghouder 1] :
Deze rekening is opvallend, omdat deze gevoed wordt door vermoedelijk geld afkomstig van [verdachte] . Deze rekening wordt gebruikt om vermogen vast te leggen op naam van de moeder van [verdachte] . Dit vermogen is vermoedelijk afkomstig uit een misdrijf. Het geld
wordt verhuld door gebruik te maken van de bankrekening van zijn moeder.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Er werd historische informatie opgevraagd over ABN AMRO bankrekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] geboren op [1972] en woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . Periode: 1 januari 2018 tot 19 mei 2021. Betreft een bankrekening op naam van [verdachte] waarvan onder andere de maandelijkse huurpenningen werden betaald voor twee huurwoningen. Opvallend is dat de uitkeringen die [verdachte] heeft ontvangen niet voldoende zijn geweest om alleen al de huur voor zijn woningen maandelijks te kunnen betalen.
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt met betrekking tot het bij de bewijslevering te hanteren toetsingskader het volgende voorop.
Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat in totaal € 43.000,- vanaf de rekening van verdachte naar de rekening van zijn moeder is overgeboekt. Voorts heeft verdachte in totaal € 17.000,- contant op de rekening van zijn moeder gestort. Niet is gebleken dat verdachte over legale inkomsten beschikt die deze grote geldbedragen kunnen verklaren. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van verdachte mag aldus worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor zijn handelen met betrekking tot de onder 3 in de tenlastelegging genoemde overboekingen en stortingen geeft.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij legale inkomsten heeft ontvangen op een niet door de politie nader onderzochte ING-bankrekening met nummer [rekeningnummer] , te weten schenkingen en een lening van zijn moeder van in totaal
€ 8.650,-, een letselschade-uitkering van € 15.000,- en een onbekend inkomen uit de handel in cryptomunten.
Met betrekking tot de schenkingen en de lening die verdachte van zijn moeder heeft ontvangen overweegt de rechtbank dat een groot gedeelte hiervan (€ 7.400,-) reeds in 2012 en 2013 aan verdachte ter beschikking is gesteld. Dat verdachte een aanzienlijk gedeelte van dit geldbedrag in 2018 (wanneer verdachte de eerste ten laste gelegde bijschrijving zou hebben verricht) nog op zijn bankrekening had staan acht de rechtbank, gelet op de financiële situatie van verdachte, niet aannemelijk. Indien verdachte al enig geldbedrag zou hebben overgehouden van de schenkingen en lening, staat dit niet in verhouding tot de geldbedragen die verdachte naar de bankrekening van zijn moeder heeft overgemaakt en op deze bankrekening heeft gestort. Ditzelfde geldt voor de letselschade-uitkering. Concluderend leveren de schenkingen, lening en uitkering geen afdoende verklaring op voor de hoogte van de onder 3 ten laste gelegde overboekingen en stortingen.
Ten aanzien van de verklaring van verdachte over de verdiensten uit de handel in cryptomunten overweegt de rechtbank dat verdachte deze inkomsten niet heeft geconcretiseerd dan wel onderbouwd. De verklaring van verdachte is daarmee onvoldoende verifieerbaar om het vermoeden van witwassen enigszins te weerspreken. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij moeilijk kon rondkomen van de handel in cryptomunten. De conclusie van de rechtbank is dan ook dat als verdachte al enig inkomen heeft genoten uit de cryptohandel, dit niet dusdanig hoog is geweest dat daarmee de ten laste gelegde geldbedragen kunnen worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de geldbedragen, er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het standpunt van de raadsman – dat verdachte over voldoende legale inkomsten beschikte om de geldbedragen te verantwoorden en daarom de gelbedragen niet middellijk dan wel onmiddellijk afkomstig zijn van een misdrijf – is onvoldoende onderbouwd en wordt dan ook verworpen.
Overig verweer
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat uit het mutatieoverzicht van de bankrekening van de moeder van verdachte met het nummer [rekeningnummer] niet kan worden afgeleid dat de ten laste gelegde geldbedragen van in totaal € 43.000,- zijn overgeboekt vanaf de ING-rekening van cliënt. Een handgeschreven krabbel met de tekst ‘van [verdachte] ING’ achter de betreffende geldbedragen in het overzicht is onvoldoende, aldus de raadsman. Volgens de raadsman dient ook het nummer van de tegenrekening te worden vermeld.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal van bevindingen waaraan het desbetreffende mutatieoverzicht als bijlage is gevoegd door verbalisant [verbalisant 7] op ambtsbelofte is opgemaakt. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van dit proces-verbaal en oordeelt dat de (handgeschreven) bevindingen van de verbalisant, te weten dat de betreffende geldbedragen vanaf de ING-rekening van verdachte zijn overgemaakt, kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven, met dien verstande dat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ nu daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is.