ECLI:NL:RBMNE:2022:2013

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
UTR 22/1544
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 13 mei 2022, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een integrale beoordeling van haar kinderopvangtoeslag op 5 februari 2021. De Belastingdienst/Toeslagen, als verweerder, had echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat resulteerde in een overschrijding van de beslistermijn van zes maanden, die op 5 augustus 2021 verstreek. Eiseres heeft verweerder op 11 oktober 2021 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.

De rechtbank oordeelt dat, omdat de beslistermijn is overschreden, verweerder een dwangsom moet betalen van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn nog wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50, en dat het griffierecht door verweerder moet worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers in het bestuursrecht, vooral in het kader van de kinderopvangtoeslagenaffaire. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1544

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Eskes)
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag voor een integrale beoordeling.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 5 februari 2021. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op die aanvraag. Dat staat in artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomstenafhankelijke regelingen (Awir).
4. Verweerder had dus uiterlijk op 5 augustus 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 11 oktober 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. In artikel 4:17 Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke is. Verweerder heeft in zijn besluit van 8 maart 2022 de hoogte van deze verschuldigde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. De rechtbank hoeft deze dwangsom daarom niet meer vast te stellen.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
8. Verweerder moet dit doen binnen twaalf weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft, omdat momenteel sprake is van een uitzonderlijke situatie, gezien de kinderopvangtoeslagenaffaire en het grote aantal aanvragen dat verweerder hierover binnenkrijgt. De rechtbank vindt dat een goede reden.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee deze beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond.
11. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald, moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2022.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.