ECLI:NL:RBMNE:2022:207

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
21/3997
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens niet betalen griffierecht en ontbreken vereiste documenten

In deze zaak heeft eiseres op 29 september 2021 beroep ingesteld tegen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rechtbank heeft op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres was verplicht griffierecht te betalen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft eiseres op 8 november 2021 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek het griffierecht van €360,- binnen vier weken te betalen. Deze brief is door een koeriersbedrijf geretourneerd met de mededeling dat deze was geweigerd. Eiseres heeft geen adreswijziging doorgegeven, waardoor het weigeren van de aangetekende brief voor haar rekening en risico komt. Op 8 december 2021 is de brief opnieuw verzonden, maar ook deze is retour gekomen met de melding dat deze was geweigerd. Eiseres is bovendien uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel, wat erop wijst dat zij mogelijk niet op de hoogte was van de correspondentie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht niet heeft betaald en geen geldige redenen heeft gegeven voor het niet betalen. Daarnaast heeft eiseres niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor het beroepschrift, zoals vermeld in artikel 6:5 van de Awb. De rechtbank heeft eiseres op 6 oktober 2021 en 23 november 2021 verzocht om een uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten, maar ook hierop heeft eiseres niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3997

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] ,

eiseres,
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 29 september 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Awb. In dit geval is dat €360,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is het anders, als er een geldige reden is waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiseres op 8 november 2021 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat de eiseres het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
5. Deze brief is door [koeriersbedrijf] aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling dat deze is geweigerd. De brief is naar het adres verzonden dat eiseres op het beroepschrift heeft vermeld en nadien is van eiseres geen adreswijziging ontvangen. Het weigeren van een aangetekend, aan eiseres geadresseerd poststuk is een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres komt. Op 8 december 2021 is de brief, gelet op het bepaalde in artikel 8:38, eerste lid, van de Awb, per gewone post nogmaals verzonden naar het opgegeven postadres. Deze brief is ook retour gekomen met de melding dat deze is geweigerd. Ditmaal stond er ook een mededeling op de brief dat eiseres is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit betekent dat eiseres de brieven wellicht niet heeft ontvangen, maar dat komt voor risico van eiseres.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres het griffierecht niet heeft betaald en zij ook geen geldige redenen heeft gegeven waarom dit niet is betaald. Eiseres heeft dus geen omstandigheden genoemd waaruit blijkt dat zij er niets aan kon doen dat het niet is betaald.
7. Voorts overweegt de rechtbank het volgende.
8. Een beroepschrift kan ingevolge artikel 6:6, eerste lid, aanhef en onder a en slot, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep. De indiener moet dan wel de gelegenheid hebben gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
9. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke vereisten, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. De rechtbank heeft eiseres op 6 oktober 2021 een brief en op 23 november 2021 een aangetekende brief gestuurd, waarin wordt gevraagd of eiseres een uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten wil toesturen. Aan deze uitnodiging heeft eiseres geen gevolg gegeven.
10. De aangetekende brief is aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling dat deze is geweigerd. Zoals hierboven is overwogen, komt het weigeren van een aangetekende brief in dit geval voor rekening en risico van eiseres.
11. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, ten aanzien van het griffierecht en het beroepschrift, acht de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
12. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.