In deze zaak heeft eiseres op 29 september 2021 beroep ingesteld tegen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rechtbank heeft op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres was verplicht griffierecht te betalen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft eiseres op 8 november 2021 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek het griffierecht van €360,- binnen vier weken te betalen. Deze brief is door een koeriersbedrijf geretourneerd met de mededeling dat deze was geweigerd. Eiseres heeft geen adreswijziging doorgegeven, waardoor het weigeren van de aangetekende brief voor haar rekening en risico komt. Op 8 december 2021 is de brief opnieuw verzonden, maar ook deze is retour gekomen met de melding dat deze was geweigerd. Eiseres is bovendien uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel, wat erop wijst dat zij mogelijk niet op de hoogte was van de correspondentie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht niet heeft betaald en geen geldige redenen heeft gegeven voor het niet betalen. Daarnaast heeft eiseres niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor het beroepschrift, zoals vermeld in artikel 6:5 van de Awb. De rechtbank heeft eiseres op 6 oktober 2021 en 23 november 2021 verzocht om een uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten, maar ook hierop heeft eiseres niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.