ECLI:NL:RBMNE:2022:2076

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
21/5182
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 3 mei 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 17 november 2021 behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.C.F. Kramer, heeft bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door verweerder, die stelde dat het bericht van 15 september 2021 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder meent dat het bericht enkel informatief is en niet gericht op rechtsgevolg, waardoor er geen voor bezwaar vatbaar besluit is.

De rechtbank overweegt dat de kernvraag is of het bericht van 15 september 2021 een besluit is waartegen eiser bezwaar kan maken. Eiser stelt dat het bericht wel degelijk een besluit betreft, omdat het hem ten onrechte zou verplichten een bedrag van € 10.589,78 terug te betalen aan het Uwv, terwijl hem eerder was medegedeeld dat deze schuld na vijf jaar zou worden afgeschreven. Eiser betoogt ook dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting.

De rechtbank concludeert dat de brief van 15 september 2021 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 Awb, omdat er geen publiekrechtelijke rechtshandeling is die de rechten of verplichtingen van eiser wijzigt. De rechtbank oordeelt dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5182

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. B.C.F. Kramer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: W.A. Postma).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
17 november 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het bericht van 15 september 2021 volgens verweerder geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens verweerder is het bericht enkel van informatieve aard. Verweerder acht de verstrekte informatie niét gericht op rechtsgevolg en daarom is er volgens verweerder geen sprake van een voor bezwaar vatbaar besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
3. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe dient de vraag te worden beantwoord of de brief van 15 september 2021 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
4. Eiser voert in beroep aan dat de beslissing van 15 september 2021 wel degelijk een besluit betreft, immers het is gericht op een zelfstandig rechtsgevolg. Het rechtsgevolg is gelegen in de omstandigheid dat ten onrechte aan eiser te kennen is gegeven dat hij nog een bedrag van ad € 10.589,78,- moet terugbetalen aan het Uwv. Ten onrechte, immers in 2019, is aan eiser medegedeeld dat de schuld na 5 jaar wordt afgeschreven. Eiser is dan ook van mening dat hij geen gelden meer hoeft terug te betalen aan het Uwv. Tot slot geldt dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van het houden van een hoorzitting.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank oordeelt dat de brief van 15 september 2021 geen besluit is waar eiser bezwaar tegen kon maken. Volgens de wet is er sprake van een ‘besluit’ als er een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Dit betekent dat er door het besluit iets moet veranderen in iemands rechten, verplichtingen of bevoegdheden. Dit staat in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen de hoogte van de terugvordering staat geen rechtsmiddel open aangezien de terugvordering al bij besluit van 28 maart 2014 is bekend gemaakt.
7. Het standpunt van verweerder dat er geen sprake is van een besluit waar eiser bezwaar tegen kon maken is dus juist. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Wat eiser heeft geschreven aan de rechtbank is geen reden om hier anders over te denken. Het besluit van verweerder is juist en het beroep is kennelijk ongegrond (artikel 8:54 Awb).
8. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.
De griffier is verhinderd dezeuitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.