ECLI:NL:RBMNE:2022:2083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/3127
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg bestemmingsplan en gebruik van jachthaven door meerdere bedrijven

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een deel van een jachthaven in De Ronde Venen, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gebruik van zijn deel van het bestemmingsvlak door een tweede bedrijf. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders, dat uiteindelijk op 10 augustus 2021 besloot de aanvraag te weigeren. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2022 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een architect. Het college was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een casemanager.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk was, omdat het college inmiddels een besluit had genomen. Het beroep tegen de weigering van de aanvraag werd ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag in strijd was met het bestemmingsplan, dat slechts één jachthaven per bestemmingsvlak toestaat. Eiser voerde aan dat de aanvraag binnen het gemeentelijk beleid paste en dat er behoefte was aan meer jachthavens, maar de rechtbank oordeelde dat de ingediende ruimtelijke onderbouwing niet voldeed aan de vereisten voor een buitenplanse afwijking.

De rechtbank bepaalde dat het college het griffierecht en een proceskostenvergoeding aan eiser moest betalen, maar wees de proceskostenveroordeling in het kader van het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2021 af. De uitspraak werd gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [plaats] (Israël), eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Samuels Brusse-van der Linden),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen(het college), verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Dekker).

Inleiding

1. Aan de [adres] in [plaats] ligt een jachthaven. Eiser heeft een deel van die jachthaven gekocht. Op dat deel ( [adres] ) wil hij een tweede jachthaven realiseren. Eiser wil graag duidelijkheid van het college over de mogelijkheid om een bestemmingsvlak met de bestemming jachthaven door meerdere bedrijven te laten gebruiken. Hij heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gebruik van zijn deel van het bestemmingsvlak door een tweede bedrijf. Als hij die vergunning krijgt gaat hij een aanvraag indienen voor de steigers, vlonders en overige voorzieningen.
2. Eiser heeft op 23 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Het college heeft in het besluit van 10 augustus 2021 besloten de aanvraag van eiser te weigeren. Dit besluit is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
4. In een brief van 17 augustus 2021 heeft de rechtbank eiser gevraagd of hij het beroep wilde handhaven. Eiser heeft op 1 september 2021 aan de rechtbank laten weten dat hij zich niet kan vinden in het besluit van 10 augustus 2021 en het beroep wil handhaven.
5. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld door architect [A] en zaakwaarnemer [B] . Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld door casemanager [C] .

Beoordeling door de rechtbank

6. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en is het beroep van eiser tegen het besluit van 10 augustus 2021 ongegrond. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot die conclusie is gekomen.
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
7. Op 10 augustus 2021 heeft het college alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. Eerder heeft het college al, in een besluit van 22 april 2021, de maximale dwangsom aan eiser toegekend. Het college is dus tegemoetgekomen aan het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij het behandelen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep van eiser tegen het niet nemen van een besluit is daarom niet-ontvankelijk.
8. Omdat het college tegemoet is gekomen aan eiser, moet het college het griffierecht en een vergoeding voor de proceskosten die eiser heeft gemaakt in het kader van zijn beroep tegen het niet nemen van een besluit aan eiser betalen. De proceskostenvergoeding bedraagt op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 379,50 voor het indienen van het beroepschrift door de gemachtigde (1 punt ter waarde van € 759,- met een wegingsfactor van 0,5).
Het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2021
Past de aanvraag binnen het bestemmingsplan?
9. Op de percelen aan de [adres] en [adres] is het bestemmingsplan ‘ 1e Herziening Lintbebouwing Vinkeveen 2003’ van toepassing. [adres] en [adres] liggen gezamenlijk binnen één bestemmingsvlak met de bestemming Jachthaven. In artikel 20 van de planregels is bepaald dat gronden met de bestemming Jachthaven bestemd zijn voor ‘jachthaven, recreatiewoonschepen, recreatieappartementen, winkels, horeca en jachthaven gebonden kantoren (…)’. Ten dienste van die bestemming zijn onder meer jachthavengebonden kantoren, dienstwoningen en bijgebouwen toegelaten. In de bouwregels staat dat per bestemmingsvlak slechts één dienstwoning is toegestaan.
10. Eiser voert aan dat zijn aanvraag binnen het bestemmingsplan. Volgens eiser blijkt niet uit het bestemmingsplan dat er per bestemmingsvlak maar één jachthaven is toegestaan. Het gebruik van enkelvoud bij het woord ‘jachthaven’ in artikel 20 van de planregels is volgens eiser willekeurig. Ruimtelijk maakt het geen verschil of de ligplaatsen door één eigenaar of door meer eigenaren geëxploiteerd worden. Eiser wijst erop dat op andere locaties binnen dit bestemmingsplan en binnen andere bestemmingsplannen van de gemeente ook meerdere jachthavens binnen één bestemmingsvlak liggen. Uit de toelichting op het bestemmingsplan en uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over dit bestemmingsplan (ECLI:NL:2011:BP7133) leidt eiser af dat rekening is gehouden met de uitbreidingswensen van de jachthaven. De dienstwoning die er al staat kan gebruikt worden voor [adres] .
11. Het college stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van eiser niet binnen het bestemmingsplan past. Volgens het college is het gebruik van enkelvoud bij het woord ‘jachthaven’ in artikel 20 van de planregels niet willekeurig, maar is de bedoeling geweest om maar één jachthaven per bestemmingsvlak toe te staan. Dat er op een andere plaats binnen het bestemmingsplan twee jachthavens binnen één bestemmingsvlak liggen, komt doordat die situatie al bestond ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
12. Bij de uitleg van bestemmingsplannen moet de rechtbank op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] het volgende toetsingskader aanhouden: Eerst kijkt de rechtbank naar de plankaart en de planregels. Als die onvoldoende duidelijkheid bieden kijkt de rechtbank naar de systematiek van het bestemmingsplan en de toelichting op het bestemmingsplan. Als er dan nog onvoldoende aanknopingspunten zijn legt de rechtbank het bestemmingsplan uit aan de hand van het algemeen spraakgebruik.
13. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de tekst van artikel 20 van de planregels niet of er maar één jachthaven of ook meerdere jachthavens binnen een bestemmingsvlak zijn toegestaan. Het gebruik van het woord ‘jachthaven’ in enkelvoud is daarvoor onvoldoende. Als daarmee bedoeld is dat er maar één jachthaven is toegestaan, dan had een meer expliciete vermelding voor de hand gelegen. Nu is niet uit te sluiten dat het gebruik van enkelvoud een verschrijving is.
14. De rechtbank kijkt vervolgens naar de systematiek van het bestemmingsplan en de toelichting op het bestemmingsplan. Naar het oordeel van de rechtbank bieden die voldoende aanknopingspunten om te concluderen dat de bedoeling van de planwetgever was om maar één jachthaven per bestemmingsvlak toe te staan. In artikel 5 van de planregels, waarin in hoofdlijnen staat hoe de doelen uit het bestemmingsplan worden nagestreefd, staat dat het beleid erop gericht is om de realisering van één dienstwoning
per jachthaventoe te staan. In de bouwregels voor jachthavens uit artikel 20 van de planregels staat dat er
per bestemmingsvlakmaar één dienstwoning is toegestaan. Dat duidt erop dat de planwetgever ervan uitging dat er per bestemmingsvlak één jachthaven zou zijn.
15. Uit de uitspraak van de Afdeling over het bestemmingsplan blijkt dat het plan voornamelijk conserverend is bedoeld. In de toelichting bij het bestemmingsplan staat dat de gronden waarop de bestemming Jachthaven van toepassing is, zijn bestemd volgens huidig gebruik. Over [adres] staat in de toelichting dat er rekening is gehouden met de uitbreidingswensen van de jachthaven door het bouwvlak te vergroten. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee kennelijk bedoeld om de mogelijkheden van de bestaande jachthaven te vergroten, niet om er een tweede jachthaven bij te maken.
16. Dat er binnen de gemeente andere situaties zijn waarbij twee jachthavens binnen één bestemmingsvlak liggen, maakt naar het oordeel van de rechtbank geen verschil. Voor de jachthavens binnen dit bestemmingsplan kan de rechtbank het standpunt van het college volgen dat het gaat om een al bestaande situatie. Voor jachthavens binnen andere bestemmingsplannen geldt een ander regime.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is er per bestemmingsvlak met de bestemming Jachthaven maar één jachthaven toegestaan. Dat betekent dat de aanvraag van eiser in strijd is met het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht het college de aanvraag weigeren?
18. Eiser voert aan dat het college de aanvraag niet had mogen weigeren, ook niet als de aanvraag in strijd met het bestemmingsplan zou zijn. Volgens eiser past de aanvraag binnen het gemeentelijk beleid en is er behoefte aan meer jachthavens in de gemeente. Er is een ruimtelijke onderbouwing ingediend. Eiser vindt dat het college de gemeenteraad bij de procedure had moeten betrekken.
19. Het college stelt zich op het standpunt dat er geen goede ruimtelijke onderbouwing is ontvangen die voldoet aan de vereisten om een buitenplanse afwijking (artikel 2.12, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) toe te kunnen passen. Er is gevraagd om aanvullende stukken, maar die zijn niet ingediend. Omdat een goede ruimtelijke onderbouwing ontbreekt kan niet worden getoetst of de aanvraag past binnen het gemeentelijk beleid. Op basis van de ingediende informatie is het college van oordeel dat de aanvraag niet binnen het gemeentelijke beleid past. Volgens het college hoefde de gemeenteraad niet bij de procedure betrokken te worden. In een besluit van 24 september 2015 heeft de gemeenteraad namelijk beslist dat geen verklaring van geen bedenkingen vereist is als de activiteit niet past binnen de door de raad gestelde kaders en geweigerd wordt om toepassing te verlenen van artikel 2.12, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
20. Het beoordelingskader waaraan getoetst moet worden is opgenomen in artikel 2.12, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarin is bepaald dat een buitenplanse afwijking kan worden toegepast als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke onderbouwing is daarbij als voorwaarde opgenomen. De vereisten voor die onderbouwing zijn opgenomen in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht.
21. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken niet dat eiser een goede ruimtelijke onderbouwing heeft ingediend die aan de vereisten van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht voldoet. Uit wat de architect op de zitting heeft verteld blijkt dat een afweging is gemaakt of alle informatie al verschaft moest worden, omdat eiser eerst wilde weten of zijn aanvraag binnen het bestemmingsplan past. Omdat door het ontbreken van een goede ruimtelijke onderbouwing niet is voldaan aan de voorwaarden om een buitenplanse afwijking toe te kunnen passen, mocht het college de aanvraag weigeren. Het college hoefde de gemeenteraad daar niet bij te betrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
22. Het beroep is ongegrond. Het college mocht de aanvraag van eiser weigeren.
23. Voor een proceskostenveroordeling in het kader van het beroep van eiser tegen het besluit van 10 augustus 2021 is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2021 ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 379,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 4 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2684).