ECLI:NL:RBMNE:2022:2094

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/1717
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, die niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor kinderopvangtoeslag. Eiseres had haar aanvraag op 2 februari 2021 ingediend, en de Belastingdienst had tot uiterlijk 28 januari 2022 moeten beslissen. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat eiseres op 23 maart 2022 de Belastingdienst in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt uit dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. In dit geval is de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de Belastingdienst niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van € 379,50 aan proceskosten aan eiseres, die een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1717

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort)
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 2 februari 2021. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op die aanvraag. Dat staat in artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomstenafhankelijke regelingen (Awir). Verweerder heeft de termijn eenmalig verlengd met zes maanden met de brief van 1 juli 2021.
4. Verweerder had uiterlijk op 28 januari 2022 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 23 maart 2022 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken en verweerder nog geen besluit heeft genomen.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld in het verweerschrift. Volgens artikel 4:18 van de Awb moet verweerder de verschuldigde dwangsom vaststellen in een beschikking, dat is niet gebeurd. De rechtbank stelt daarom alsnog de verschuldigde dwangsom vast (artikel 8:55c van de Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 7 april 2022 tot heden, dat is meer dan 42 dagen. De dwangsom bedraagt daarom € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
8. Verweerder moet dit doen binnen twaalf weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft, omdat momenteel sprake is van een uitzonderlijke situatie, gezien de kinderopvangtoeslagenaffaire en het grote aantal aanvragen dat verweerder hierover binnenkrijgt. De rechtbank vindt dat een goede reden.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond.
11. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat deze zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50,-
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.