Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaken tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
de korpschef van politie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag (UTR 21/4445)
De beroepen tegen het bestreden besluit (UTR 21/4446 en UTR 21/4743)
onderliggende gegevensdie zijn gebruikt bij het opstellen van het rapport en advies. Dat verweerder toen zou hebben aangegeven dat het advies en het rapport zelf er niet meer zouden zijn, kan - anders dan de gemachtigde van eiser tijdens de zitting heeft gesteld - echter niet worden afgeleid uit de uitspraken. Uit rechtsoverweging 21 van de uitspraak van de rechtbank van 12 maart 2020 blijkt namelijk dat eiser in die procedure ook al heeft aangegeven dat hij kopieën van beide rapporten heeft gekregen. De rechtbank oordeelt daarover vervolgens in de genoemde uitspraak dat dit niet zonder meer betekent dat de brongegevens er ook nog zijn of dat deze gegevens nog worden verwerkt. Hieruit volgt dat eiser’s stelling dat er nu, anders dan in de eerdere procedure(s), gebleken is dat het rapport en het advies als zodanig nog bestaan en dat dit een nieuw feit oplevert in de zin van artikel 4:6 van de Awb, niet zonder meer gevolgd kan worden.
Beslissing
mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2022.