ECLI:NL:RBMNE:2022:2139

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
HA RK 22/87
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.M.M.E. Doekes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het griffierecht in het kader van de WHOA en verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 10 mei 2022, is de procedure gestart door mevrouw J.M.A. Zandvoort, die bezwaar maakte tegen het opgelegde griffierecht voor haar cliënten, [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 2.704 tijdig is betaald en dat het verzoekschrift van 10 februari 2022, waarin om benoeming van een herstructureringsdeskundige en afkondiging van een afkoelingsperiode werd verzocht, correct is ingediend. De verzoeken van de bedrijven zijn echter op 24 februari 2022 ingetrokken, waarna zij op 1 maart 2022 in staat van faillissement zijn verklaard.

De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker, die stelde dat voor de afkondiging van de afkoelingsperiode geen griffierecht verschuldigd zou zijn, niet gevolgd. De rechtbank oordeelt dat het griffierecht verschuldigd is voor elk verzoek en per entiteit, ongeacht of de afkoelingsperiode het gevolg is van de benoeming van een herstructureringsdeskundige. De rechtbank concludeert dat het verzet van Zandvoort ongegrond is en verklaart dit in de beschikking.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en benadrukt de noodzaak van het betalen van griffierechten in het kader van de procedures die onder de Wet griffierechten burgerlijke zaken vallen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer : C/16/537413 / HA RK 22/87
uitspraakdatum : 10 mei 2022
Beschikking van de voorzieningenrechter van 10 mei 2022
in de zaak van
mevrouw
J.M.A. Zandvoort
Advocaat te Veghel,
Verzoeker,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
zetelend te Utrecht,
verweerder.
Partijen worden hierna Zandvoort en de griffier genoemd.

1.De procedure

1.1.
Per e-mail van 21 december 2021 heeft Zandvoort ter griffie van deze rechtbank bezwaar gemaakt tegen het aan zijn cliënten, [bedrijf 1] B.V. (“ [bedrijf 1] ”) en [bedrijf 2] B.V. (“ [bedrijf 2] ”), opgelegde griffierecht in de procedures met zaaknummer FT RK 22/135, 136, 138 en 139.
1.2.
De griffier heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
1.3.
De rechtbank constateert dat het griffierecht van € 2.704 (vier maal € 676) op 15 februari 2022 en 25 februari 2022 is betaald. Dit verzoekschrift is derhalve tijdig ingediend ex artikel 29 lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz).

2.De feiten

2.1.
Op 10 februari 2022 hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift tot benoeming van een herstructureringsdeskundige en afkondiging van een afkoelingsperiode ingediend. In het verzoekschrift van 10 februari 2022 hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 2] de rechtbank verzocht:
“1. Eén van de in paragraaf 4.5 benoemde herstructureringsdeskundigen te benoemen als herstructureringsdeskundige voor beide vennootschappen;
2. Een afkoelingsperiode voor [bedrijf 1] en [bedrijf 2] af te kondigen voor de duur van vier maanden.”
2.2.
Per e-mail van 24 februari 2022 hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 2] de verzoeken ingetrokken.
2.3.
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn op 1 maart 2022 in staat van faillissement verklaard.

3.De beoordeling

3.1.
[A] stelt dat voor de verzoeken van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] tot afkondiging van een afkoelingsperiode geen griffierecht is verschuldigd, omdat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] niet los hebben verzocht om een afkoelingsperiode, maar deze afkoelingsperiode ex artikel 3d lid 2 Fw het gevolg is van benoeming van een herstructureringsdeskundige. [A] stelt dat alleen voor de verzoeken tot benoeming van een herstructureringsdeskundige griffierecht is verschuldigd.
3.2.
Artikel 19a lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) luidt als volgt:
“Voor de indiening van verzoeken als bedoeld in de artikelen 42a, 371, eerste lid, 376, eerste lid, 377, derde lid, 378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, zevende lid, van de Faillissementswet wordt van de verzoeker het griffierecht geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken met betrekking tot een vordering van onbepaalde waarde op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.”
3.3.
Artikel 3 lid 4 Wgbz luidt als volgt:
“De verzoeker en de belanghebbende zijn het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort.”
3.4.
De stelling dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] niet los hebben verzocht om afkondiging van een afkoelingsperiode volgt de rechtbank niet. Het verzoekschrift van 10 februari 2022 bevat immers een verzoek om een afkoelingsperiode voor [bedrijf 1] en [bedrijf 2] af te kondigen voor de duur van vier maanden. Voor een verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode is ex artikel 19a lid 1 Wgbz griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift (artikel 3 lid 4 Wgbz). Daarbij is van belang dat het griffierecht is verschuldigd per verzoek én per entiteit, en dus niet per verzoekschrift. [1] Het feit dat de afkoelingsperiode ex artikel 3d lid 2 Fw het gevolg is van benoeming van een herstructureringsdeskundige doet daar niet aan af.
3.5.
Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond verklaard zal worden.

4. De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M.E. Doekes en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.

Voetnoten

1.M. Wouters, ‘WHOA: hoe zit het met het griffierecht?’,