ECLI:NL:RBMNE:2022:2163

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
UTR 21/4255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergunningvrijheid van een dakkapel en handhaving door het college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende in Huizen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek met betrekking tot een dakkapel die door een derde partij op een aangrenzend perceel is geplaatst. Eiseres stelt dat de dakkapel niet vergunningvrij is gebouwd en dat het college handhavend had moeten optreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dakkapel voldoet aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen zoals vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat er geen overtreding is en dat handhaving niet aan de orde is. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres, waaronder de stelling dat de dakkapel in strijd is met de Welstandsnota en het bestemmingsplan, verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dakkapel geen welstandsexces vormt en dat de dakkapel niet in strijd is met de relevante wet- en regelgeving. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/4255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

1.a

[eiseres] ,te [woonplaats] ,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen(het college), verweerder
(gemachtigde: S.A. Pijnappel-Troost).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
- [derde belanghebbende 1] ;
- [derde belanghebbende 2] .

Inleiding

1.1.
Eiseres woont aan de [adres 1] in Huizen. Derde-partij woont aan de [adres 2] in Huizen (de woning). [adres 2] en [adres 1] grenzen aan elkaar.
1.2.
Derde partij heeft begin 2021 een dakkapel geplaatst op de woning aan de kant van de tuin van eiseres.
1.3.
Op 3 maart 2021 heeft toezichthouder [A] namens het college een controle uitgevoerd. Daarvan is een rapport opgesteld, gedateerd 15 maart 2021. In het rapport staat dat is geconstateerd dat de dakkapel vergunningvrij is uitgevoerd.
1.4.
Eiseres heeft het college bij brief van 8 maart 2021 verzocht om handhavend op te treden tegen de dakkapel.
1.5.
Met het besluit van 8 april 2021 (het primaire besluit) heeft het college het verzoek tot handhaving afgewezen.
1.6.
Eiseres heeft daartegen bezwaar ingediend. Op 7 september 2021 heeft de commissie voor de bezwaarschriften advies uitgebracht. Het college heeft het advies en de overwegingen van de commissie voor de bezwaarschriften geheel overgenomen. Met het besluit van 10 september 2021 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.7.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld en heeft de beroepsgronden aangevuld op 6 november 2021, 15 april 2022, 15 april 2022 en 17 april 2022. Het college heeft een verweerschrift en twee nadere motiveringen van 25 april 2022 ingediend. Derde-partij heeft een reactie van 10 januari 2022 ingediend.
1.8.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022. Eiseres is in persoon verschenen, vergezeld door [B] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A] (senior toezicht en handhaving). Derde-partij is in persoon verschenen.

Overwegingen

2. Het college heeft – samengevat – aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de dakkapel vergunningvrij mocht worden gebouwd op grond van artikel 2, aanhef en vierde lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), zodat het college niet bevoegd was en is om handhavend op te treden.
3. De rechtbank stelt voorop dat het college alleen handhavend kan optreden, als er sprake is van een overtreding. In artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een overtreding gedefinieerd als een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
4. Eiseres heeft in haar beroepsgronden aangegeven waarom zij vindt dat het college wel kan handhaven. De rechtbank zal aan de hand van de beroepsgronden van eiseres beoordelen of er sprake is van een overtreding. Dat valt uiteen in de volgende deelvragen:
- Voldoet de dakkapel aan artikel 2, aanhef en vierde lid, van Bijlage II bij het Bor
?- Is het uiterlijk van de dakkapel een welstandsexces?
-Moest het college het bouwplan
voorde bouw toetsen aan het bestemmingsplan en de Welstandsnota?
- Is de dakkapel in strijd met artikel 2.1 en 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Erfgoedverordening?
- Is de dakkapel in strijd met het Bouwbesluit 2012?

Is er een overtreding?

Voldoet de dakkapel aan artikel 2, aanhef en vierde lid, van Bijlage II bij het Bor?5. De rechtbank stelt vast dat uit artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wabo volgt dat het is verboden om zonder omgevingsvergunningsvergunning een bouwwerk te bouwen en om gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Uit artikel 2.1, derde lid, van de Wabo volgt dat dat verbod niet geldt in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Die algemene maatregel van bestuur is genaamd: het Besluit omgevingsrecht (Bor).
In artikel 2, aanhef en vierde lid, van Bijlage II bij het Bor is bepaald – voor zover relevant – dat geen omgevingsvergunning is vereist als het gaat om een dakkapel in een niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak en als voldaan wordt aan de overige in dat lid genoemde eisen.
6. Eiseres heeft op de zitting de beroepsgrond dat geen sprake is van een niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak ingetrokken. De rechtbank zal hier daarom niet inhoudelijk op ingaan.
7. Eiseres voert aan de dakkapel niet voldoet aan artikel 2, aanhef en vierde lid,
onder e, van bijlage II bij het Bor, omdat de dakkapel op minder dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak is geplaatst. Volgens eiseres blijkt uit een foto dat de dakkapel op een afstand van twee dakpannen staat. Eén dakpan is 20 cm breed, zodat de afstand 40 cm is en dus te weinig.
8. Het college heeft in beroep twee nadere motiveringen van 25 april 2022 ingediend. Daaruit blijkt dat toezichthouder [A] de afstand van de dakkapel tot de helft van de dakpan welke tussen de twee schoorstenen ligt (aan de buitenzijde) heeft gemeten en dat de afstand 53,5 cm bedraagt. Op de zitting heeft toezichthouder [A] toegelicht dat de helft van de dakpan tussen de twee schoorstenen moet worden meegeteld. De rechtbank ziet geen aanleiding deze uitleg voor onjuist te houden. Eiseres heeft dat ook niet gemotiveerd betwist. Dat betekent dat aan het vereiste van minimaal 0,5 meter als bedoeld in artikel 2, aanhef en vierde lid, onder e, van bijlage II bij het Bor is voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
9.
Eiseres heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de overige vereisten van artikel 2, aanhef en vierde lid, van Bijlage II van het Bor, om de dakkapel vergunningvrij te kunnen bouwen.
Is het uiterlijk van de dakkapel een welstandsexces?
10. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 12a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet het uiterlijk van een vergunningvrij bouwwerk niet in ernstige mate in strijd mag zijn met de redelijke eisen van welstand (welstandsexces). Dit wordt beoordeeld naar de criteria als bedoeld op pagina 11 van de Welstandsnota 2012 van de gemeente Huizen (Welstandsnota 2012).
11. De rechtbank stelt vast dat het college welstandsadvies heeft ingewonnen bij de welstandscommissie. Uit het welstandsadvies van 30 maart 2021 blijkt dat de welstandscommissie foto’s van de actuele situatie heeft beoordeeld. De welstandscommissie heeft overwogen dat de dakkapel geen welstandsexces is. De rechtbank oordeelt dat het advies van de welstandscommissie op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen en verder geen gebreken vertoond. Het college mocht daarom het betreden besluit op het welstandsadvies baseren en concluderen dat geen sprake is van een welstandsexces.
Moest het college het bouwplanvoorde bouw toetsen aan het bestemmingsplan en de Welstandsnota 2012?
12. Eiseres voert aan dat op grond van het Bestemmingsplan “Dorp” (het bestemmingsplan) op het perceel van de woning de dubbelbestemming ‘waarde – cultuurhistorie’ rust. Dat betekent dat sprake is van een beschermd dorpsgezicht. De dakkapel is volgens eiseres in strijd met artikel 20 van de planregels over de bestemming waarde – cultuurhistorie en bijlage 4 (Toelichting beschermd dorpsgezicht).
13.
Daarnaast voert eiseres aan dat de dakkapel ook in strijd is met de Welstandsnota 2012. Volgens eiseres moeten alle bouwplannen hieraan vooraf worden getoetst. Daarbij
benadrukt eiseres dat de woning in Bijzonder Welstandsgebied 4c Vissersbuurten en omgeving ligt.
14. De rechtbank overweegt dat geen voorafgaande toetsing aan het bestemmingsplan en de Welstandsnota 2012 hoeft plaats te vinden, aangezien sprake is van een vergunningvrij te bouwen dakkapel. De beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd over een voorafgaande toets aan het bestemmingsplan of de Welstandsnota 2012 zal de rechtbank daarom onbesproken laten.
Is de dakkapel in strijd met de artikelen 2.1 en 2.2. van de Wabo en de Erfgoedverordening?
15. Eiseres voert aan dat sprake is van strijd met de artikelen 2.1, aanhef en lid 1, onder b, g en h en 2.2, lid 1, aanhef en onder b en c, van de Wabo. Ook is de dakkapel in strijd is met de instandhoudingsbepaling van artikel 17, eerste lid, van de Erfgoedverordening gemeente Huizen 2011 (Erfgoedverordening), omdat er sprake is van slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht.
16. De rechtbank stelt vast dat de woning in een
gemeentelijkbeschermd dorpsgezicht ligt. Het valt niet onder een
rijksbeschermdstads- en dorpsgezicht.
De rechtbank overweegt dat artikel 2.2, lid 1, aanhef en onder c, van de Wabo weliswaar naar artikel 17 van de Erfgoedverordening verwijst, maar het plaatsen van de dakkapel valt echter niet onder het criterium ‘slopen van een bouwwerk’. Daarom is geen sprake van strijd met artikelen 2.1, aanhef en lid 1, onder g en h, en 2.2, lid 1, aanhef en onder b en c, van de Wabo.
Evenmin is sprake van het uitvoeren van een werk. Daarom is de dakkapel niet in strijd met
artikel 2.1, aanhef en lid 1, onder b, van de Wabo. De beroepsgronden slagen niet.
Is de dakkapel in strijd met het Bouwbesluit 2012?
17. Eiseres voert aan dat de dakkapel niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012. De dakkapel staat volgens haar pal op de erfgrens. Volgens eiseres is er kans op brandoverslag en zit zij dan als een rat in de val.
Daarnaast voert eiseres aan dat sprake is van illegale sloop in het licht van het Bouwbesluit 2012.
18. Toezichthouder [A] heeft op de zitting toegelicht dat bezien vanuit brandveiligheid de afstand van de dakkapel tot de erfgrens te groot is om eisen te kunnen stellen op grond van Bouwbesluit 2012. De rechtbank ziet geen aanleiding deze uitleg voor onjuist te houden.
Ten aanzien van het sloopafval overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat dit meer is dan 10 m³ is. Op grond van artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 is daarom geen sloopmelding vereist. De beroepsgrond slaagt niet.
19.
Voor zover eiseres verzoekt om schadevergoeding stelt de rechtbank vast dat zij dat onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank zal dat niet behandelen.

Conclusie

20. De rechtbank stelt vast dat uit de beroepsgronden van eiseres niet volgt dat sprake is van een overtreding. De rechtbank oordeelt het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de dakkapel vergunningvrij mocht worden gebouwd en dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. Het college heeft daarom terecht het handhavingsverzoek van eiseres ten aanzien van de dakkapel afgewezen.
21. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage - Toetsingskader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
In artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo is slopen gedefinieerd als: geheel of gedeeltelijk afbreken.
In artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet
d. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen,
e. 1°.het oprichten,
2°.het veranderen of veranderen van de werking of
3°.het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk,
f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht,
g. het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald,
h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid bedoelde activiteiten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
In artikel 2.2, van de Wabo is bepaald dat voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
b. een monument als bedoeld in een zodanige verordening:
1°.te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of
2°.te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht,
c. een bouwwerk te slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht,
d. een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b,
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
f. in, op of aan een onroerende zaak een alarminstallatie te hebben die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren,
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
h. op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats,
i. als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toe te staan of te gedogen dat op of aan die onroerende zaak handelsreclame wordt gemaakt of gevoerd met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats,
j. in een daarbij aangewezen gedeelte van de provincie of de gemeente roerende zaken op te slaan of
k. als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak in een daarbij aangewezen gedeelte van de provincie of de gemeente toe te staan of te gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen,
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
2. Bij provinciale, gemeentelijke of waterschapsverordening kan worden bepaald dat het in daarbij aangewezen categorieën gevallen verboden is projecten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit andere activiteiten die behoren tot een daarbij aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Besluit omgevingsrecht
In artikel 2, aanhef, en vierde lid, van Bijlage II bij het Bor is bepaald dat een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet is vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een dakkapel in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. voorzien van een plat dak,
b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,
c. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
d. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
e. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
f. niet op:
1°. een woonwagen,
2°. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden, of
3°. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.
WoningwetIn artikel 12, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet is bepaald dat het uiterlijk van een vergunningsvrij te bouwen bouwwerk niet in ernstige mate in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel b, van de Woningwet.
In artikel 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Woningwet is bepaald dat de gemeenteraad een welstandsnota vaststelt, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Welstandsnota 2012 van de gemeente Huizen
De gemeenteraad van de gemeente Huizen heeft een Welstandsnota 2012 vastgesteld. Op pagina 11 zijn de criteria vermeld die worden toegepast bij de beoordeling of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
Erfgoedverordening gemeente Huizen 2011
In artikel 17, eerste lid, van de Erfgoedverordening gemeente Huizen 2011 is bepaald dat het verboden is om in een beschermd dorpsgezicht zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college, bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken.