ECLI:NL:RBMNE:2022:2164

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
UTR 21/1741
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De verzoeker had op 1 maart 2021 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, dat op 14 januari 2022 werd gewijzigd. Na deze wijziging trok de verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om een vergoeding voor de proceskosten die hij had gemaakt in de beroepsprocedure.

De rechtbank oordeelde dat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoefden te worden uitgenodigd. De rechtbank stelde vast dat het Uwv met het gewijzigde besluit van 14 januari 2022 volledig aan de verzoeker tegemoet was gekomen, wat betekende dat de verzoeker recht had op een Ziektewet-uitkering tot de maximum uitkeringsduur van 104 weken.

De rechtbank besliste dat het Uwv de proceskosten van de verzoeker moest vergoeden, vastgesteld op € 1.518,-. Dit bedrag was gebaseerd op de punten die de verzoeker had verdiend voor het indienen van het beroepschrift en zijn aanwezigheid bij de zitting. Daarnaast moest het Uwv het door de verzoeker betaalde griffierecht terugbetalen. De uitspraak werd gedaan door rechter R. in ’t Veld en griffier mr. L.M.A. Koeman, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1741

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv),verweerder.

Procesverloop

Het Uwv heeft op 1 maart 2021 een besluit op verzoekers bezwaar genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 14 januari 2022 heeft het Uwv dit besluit gewijzigd. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten in de beroepsprocedure.
Het Uwv heeft met de brief van 16 februari 2022 op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoeker) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Met het gewijzigde besluit van 14 januari 2022 heeft het Uwv bepaald dat verzoeker ook op en na 14 september 2020 recht houdt op een Ziektewet-uitkering tot de maximum uitkeringsduur van 104 weken is bereikt. In geval van verzoeker is dit 4 oktober 2020. Aansluitend komt verzoeker per 5 oktober 2020 in aanmerking voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarmee is het Uwv volledig aan verzoeker tegemoet gekomen.
4. Het Uwv heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die het Uwv op grond van het Bpb moet betalen vast op € 1.518,-. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
6. Het Uwv moet uit eigen beweging het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem terugbetalen. Dat volgt uit artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Verzoeker zal hierover dus het Uwv moeten benaderen.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten. Het Uwv moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
25 mei 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.