Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 november 2021;
- de conclusie van antwoord, met producties A tot en met T (met uitzondering van productie E);
- de akte indiening producties van [eiseres] , met 3 producties;
- de brief van de griffier waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
2.De feiten
Financiële afspraken
Hoge totaalkosten in de zomerperiode van 2017, waar naast één gezamenlijk gesprek feitelijk alleen administratieve werkzaamheden waren t.a.v. het vastleggen van de zittingsdatum. Je hebt hiervoor echter een rekening van € 4927,00 neergelegd.”
Na twee jaar dwingt Mr. [A] op oneigenlijke en onfatsoenlijke wijze betaling van rekeningen, die begin 2018 ter discussie kwamen. Sinds medio 2018 Mr. [A] geen actie of bericht. Op basis van vermeende gunstige schikking in hoger beroep (andere advocaat), medio 2020 een dagvaarding om alsnog aanspraak te maken op betaling. De zaak was van zijn kant blijkbaar niet afgerond.
Wat is uw voorstel om de klacht op te lossen
(…) mevrouw [gedaagde] (…) hierna te noemen: de cliënte (…)
- verklaart de klacht van de cliénte gegrond ten aanzien van de gedeclareerde kosten;
- stelt de totale betalingsverplichting van de cliënte vast op € 22.500,-- inclusief BTW;
- bepaalt dat door de advocaat aan de cliënte een bedrag van € 9.822,57 dient te worden terugbetaald;
- bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
- bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie aan de commissie de behandelingskosten verschuldigd is.”
3.Het geschil
4.4. De beoordelingVerzoek [gedaagde]4.1. De kantonrechter zal eerst beslissen op het verzoek van [gedaagde] van 17 mei 2022 tot het instellen van een reconventionele vordering en het indienen van aanvullende stukken. De kantonrechter kan hierover kort zijn. Vaststaat dat het verzoek is ingediend nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling is uitgesproken dat vonnis is bepaald op heden. Ingevolge artikel 5.2 van het ‘Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken’ neemt de rechtbank geen kennis van berichten aan de rechtbank nadat vonnis is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij met de kennisneming heeft ingestemd. Uit de e-mail van mr. [A] van 19 mei 2022 volgt niet dat hij met dit verzoek instemt. De kantonrechter wijst het verzoek af. Zij laat de aanvullende stukken die zijn ingediend na datum van de mondelinge behandeling buiten beschouwing en heeft hiervan geen kennisgenomen. Zij heeft voor de beoordeling in onderhavig geschil alleen acht geslagen op de onder punt 1.1 genoemde stukken.
1. Indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar.
T&C Vermogensrecht bij artikel 7:904 BW, lid 2 sub c).
GS Bijzondere overeenkomsten, art. 7:904 BW, aant. 2). Omdat het vastgestelde honorarium van € 22.500,00 niet deugdelijk is gemotiveerd, kan de kantonrechter niet anders concluderen dan dat het bedrag uit de lucht is gegrepen. Vanwege strijdigheid van de totstandkoming van het bindend advies met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, dient de beslissing te worden vernietigd.