Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.VRIJSPRAAK
- Verdachte voldoet niet aan het door aangever [aangever 1] opgegeven signalement.
- Er kan niet worden geconcludeerd dat de koptelefoon die bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen de koptelefoon betreft die is weggenomen bij de straatroof. Ook zijn geen van de overige weggenomen goederen aangetroffen bij verdachte of de medeverdachte.
- Er kan niet worden geconcludeerd dat aangever [aangever 2] direct getuige is geweest van de straatroof van aangever [aangever 1] . Zijn verklaring op dit punt is immers niet voldoende specifiek.
- Ingevolge artikel 6 lid 3 aanhef en onder d Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft de verdediging aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te doen ondervragen. Nu niet valt te verwachten dat aangever [aangever 2] binnen afzienbare tijd kan worden gehoord, ontbreekt een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging. Omdat een bewezenverklaring in beslissende mate op de verklaring van [aangever 2] moet worden gebaseerd, vanwege het ontbreken van voldoende steunbewijs, is sprake van een schending van het ondervragingsrecht. Hierdoor is verdachte in zijn belangen geschaad en dient compensatie van die schending te volgen in de vorm van uitsluiting van de verklaringen van [aangever 2] . De betrokkenheid van verdachte wordt overigens niet bevestigd dan wel ondersteund door de overige stukken in het dossier.
5.BENADEELDE PARTIJ
[aangever 1]als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.888,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.038,00 materiële schade en € 850,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.