ECLI:NL:RBMNE:2022:2278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/1747
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke zaken met betrekking tot gerechtsdeurwaarders

Op 10 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG), en de gerechtsdeurwaarder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een aangekondigd huisbezoek door de LAVG om beslag te leggen op de inboedel van verzoekster. Verzoekster heeft de bestuursrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om dit beslag te voorkomen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter zich kennelijk onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen. De reden hiervoor is dat tegen ambtshandelingen van een gerechtsdeurwaarder geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Dit betekent dat verzoekster zich voor rechtsbescherming moet wenden tot de burgerlijke rechter, en niet bij de bestuursrechter kan aankloppen voor een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing verklaard zich onbevoegd te verklaren. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in artikel 8:4, vierde lid, onder b, van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1747

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG).

Procesverloop

In een brief van 29 maart 2022 heeft LAVG aangekondigd een huisbezoek te brengen om beslag te leggen op de inboedel.
Verzoekster heeft de bestuursrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen om dit te voorkomen.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De voorzieningenrechter verklaart zich kennelijk onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen en behandelt het verzoek niet inhoudelijk. De reden hiervoor is dat tegen ambtshandelingen van een gerechtsdeurwaarder geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter en dus ook niet om het treffen van een voorlopige voorziening kan worden gevraagd. [1] Voor rechtsbescherming moet verzoekster zich wenden tot de burgerlijke rechter.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2022.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:4, vierde lid, onder b, van de Awb