ECLI:NL:RBMNE:2022:2296
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) zonder spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die op 1 november 2021 op een nieuw adres in Almere wilde worden ingeschreven, had eerder een aanvraag ingediend die door het college van burgemeester en wethouders buiten behandeling was gesteld. Dit besluit werd in bezwaar gehandhaafd, omdat verzoekster geen huurovereenkomst had overgelegd, wat volgens verweerder noodzakelijk was voor de inschrijving.
Tijdens de procedure heeft verzoekster laten weten dat zij inmiddels op het juiste adres staat ingeschreven, maar zij trok haar verzoek om een voorlopige voorziening niet in, omdat zij de proceskosten vergoed wilde zien. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien verzoekster inmiddels correct was ingeschreven. Bovendien was het bestreden besluit niet evident onrechtmatig, wat betekent dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de door verzoekster geschetste gevolgen van een onjuiste registratie in de Basisregistratie Personen (BRP) niet voldoende concreet waren om te spreken van een spoedeisend belang. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.