ECLI:NL:RBMNE:2022:236

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
9576617 / MV EXPL 21-134
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na aantreffen van drugs en druggerelateerde goederen

In deze zaak vorderde Stichting De Alliantie de ontruiming van de woning van de gedaagde, nadat er bij een politie-inval een aanzienlijke hoeveelheid drugs en druggerelateerde goederen was aangetroffen. De burgemeester had de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet gesloten voor de duur van drie maanden, wat leidde tot de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door De Alliantie. De gedaagde had de aantijgingen niet betwist, maar voerde aan dat hij onder druk was gezet en dat hij spijt had van zijn daden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming terecht was, omdat de gedaagde zonder recht of titel gebruik maakte van de woning en de aangetroffen hoeveelheid drugs een handelshoeveelheid betrof. De belangenafweging viel in het voordeel van De Alliantie uit, en de vordering tot ontruiming werd toegewezen. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van huurachterstand en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 27 januari 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9576617 / MV EXPL 21-134 van HHt/37278
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
eiseres,
gemachtigde mr. H. Sevim (ngnb Advocaten),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 december 2021 met producties 1 tot en met 12;
  • de mondelinge behandeling op 13 januari 2022 en de zittingsaantekeningen die daarvan door de griffier zijn gemaakt;
  • de pleitnota van De Alliantie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 12 november 2018 van De Alliantie de sociale woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) tegen laatstelijk een huurprijs van € 601,79 per maand. De huur moet bij vooruitbetaling worden voldaan.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘algemene huurvoorwaarden woonruimte de Alliantie’ van toepassing.
2.3.
[gedaagde] woont in de woning met zijn vriendin en hun twee honden.
2.4.
Op 24 augustus 2021 zijn [gedaagde] en zijn vriendin aangehouden, nabij station Bussum Zuid, waarbij is gebleken dat zij in het bezit waren van een doos hondenvoer met daarin een witkleurige substantie. Ook werden wiet en Xtc-pillen bij hen aangetroffen. Er heeft vervolgens een huiszoeking in de woning van [gedaagde] plaatsgevonden. In de door de politie Midden-Nederland opgemaakte bestuurlijke rapportage van 26 augustus 2021 staat onder meer vermeld:

Aangetroffen verdovende middelen
In de gehele woning werden onderstaande goederen aangetroffen:
  • 3 blauwe vaten met een onbekende vloeistof;
  • 3 grote boodschappen met daarin grote blokken (vermoedelijke) hasj;
  • 1 sporttas me daarin grote blokken (vermoedelijke) hasj;
  • 1 rolkoffer met daarin grote blokken (vermoedelijke) hasj;
  • 1 boodschappentas met grote vacumeerzakken;
  • 1 kartonnen doos met daarin een wit/gele poederige substantie;
  • 1 pak met een witte substantie, verpakt in een vuilniszak;
  • 1 diepvriesdoos met een witte poederige substantie;
  • 3 plastic zakjes met een witte poederige substantie;
  • 11 flesjes met onbekende vloeistof en
  • 8 flessen ontstopper.
Onderzoek schuur, behorende bij de woning
In de schuur, behorende bij de woning werden 11 flessen met onbekende vloeistoffen aangetroffen. In de schuur werden ook mixers, trechters en PH-meters aangetroffen. Vanuit de politiepraktijk is bekend dat deze voorwerken worden gebruikt voor de bereiding van synthetische drugs.
Opmerking
In een van de vertrekken werd een verborgen vloerluik aangetroffen.
Aangetroffen verdovende middelen
De aangetroffen stoffen zijn door de afdeling Forensische Opsporing van politie Midden-Nederland zijn alle aangetroffen stoffen getest en gewogen. Na testen en wegen van de aangetroffen stoffen bleek het te gaan om:
  • 2,22 kilogram amfetamine;
  • 80,99 kilogram hasj;
  • 25 kilogram cafeïne;
  • 25 kilogram benzylmethylketon (BMK);
  • 50 cl GHB;
  • 5 liter zwavelzuur
Amfetamine en GHB komen voor op Lijst I van de Opiumwet. Hasj komt voor op Lijst II van de Opiumwet.
De politie concludeert daarom dat er op 24 augustus 2021 een ruime handelshoeveelheid van 2,22 kilo harddrugs en 80,99 kilo hasj in perceel [adres] [woonplaats] aanwezig was.
Tweede opmerking
Vanuit de politiepraktijk is bekend dat BMK en zwavelzuur gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs. Cafeïne wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor harddrugs.
(…)
2.5.
Op 31 augustus 2021 heeft de burgemeester van Gemeente Gooise Meren (hierna: de burgemeester) [gedaagde] aangeschreven en meegedeeld dat hij voornemens is de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van zes maanden te sluiten en hem in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze in te dienen. [gedaagde] heeft zijn zienswijze ingediend.
2.6.
Bij besluit van 15 september 2021 heeft de burgemeester de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor drie maanden gesloten. De sluiting is ingegaan op 15 september 2021 en duurt tot 15 december 2021.
2.7.
Bij brief van 29 september 2021 heeft De Alliantie de huurovereenkomst met [gedaagde] op grond van artikel 6:267 juncto 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk ontbonden.
2.8.
Tegen voornoemd besluit van de burgemeester van 15 september 2021 heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt. Het besluit van de burgemeester is hierdoor onherroepelijk geworden.
2.9.
[gedaagde] heeft sinds zijn aanhouding op 23 augustus 2021 tot 23 december 2021 in hechtenis gezeten.

3.De vordering en de grondslag daarvan

3.1.
De Alliantie vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
1. de woonruimte gelegen aan de [adres] in [woonplaats] , met aan- en toebehoren en met inbegrip van de eventueel bij de woning behorende opslagruimten en tuin, met al het zijne en de zijnen – ondanks het feit dat coronamaatregelen van kracht zijn- binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, zij het niet eerder voor 19 december 2021, te ontruimen en de woning met de aan-en toebehoren ter vrije en algehele beschikking van De Alliantie te stellen, dit onder afgifte van de sleutels, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het beginsel in artikel 555 e.v. in verbinding met artikel 444 Rv;
2. indien [gedaagde] niet aan de onder 1. uit te spreken veroordeling tot ontruiming voldoet en De Alliantie de ontruiming zelf bewerkstelligt door inschakeling van een gerechtsdeurwaarder, de kosten van de gerechtelijke ontruiming aan De Alliantie te vergoeden conform en op vertoon van het proces-verbaal van ontruiming van de gerechtsdeurwaarder;
3. om binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan De Alliantie te betalen een bedrag van € 1.805,37, te vermeerderen met een bedrag van € 601,79 per maand vanaf 1 januari 2022 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de onder 1 genoemde woning niet ontruimd aan De Alliantie is opgeleverd, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment dat een deelbedrag verschuldigd wordt;
4. in de kosten van deze procedure alsmede in de nakosten ten bedrage van € 124,00 (zonder betekening) en € 209,00 (met betekening), een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, onder bepaling dat indien [gedaagde] deze kosten niet tijdig aan De Alliantie heeft voldaan, [gedaagde] hierover vanaf de vijftiende dag de wettelijke rente aan De Alliantie is verschuldigd.
3.2.
De Alliantie legt aan haar vorderingen -kort samengevat- het volgende ten grondslag. De vordering tot ontruiming is primair gegrond op de omstandigheid dat [gedaagde] zonder recht of titel gebruik maakt van de woning, nu De Alliantie de huurovereenkomst bij brief van 29 september 2021 op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk heeft ontbonden. De Alliantie is een sociale verhuurder en voert een zero-tolerancebeleid met betrekking tot strafbare activiteiten in de door haar verhuurde woningen. Uit de bestuurlijke rapportage van 26 augustus 2021 volgt dat er in de woning een zeer grote hoeveelheid soft- en harddrugs zijn aangetroffen en ook materialen voor de productie ervan en handel erin. Bovendien heeft [gedaagde] door zijn handelswijze een brandgevaarlijke situatie in het leven. Zo was in de woning 40 liter methanol opgeslagen, zonder enige etikettering op de vaten terwijl methanol licht ontvlambaar en extreem giftig is. Bij gebruik van een woning als drugslab/drugspand is de leefbaarheid gelet op de daarmee gepaard gaande overlast in het geding. Dat er sprake is van overlast volgt ook uit de meldingen die omwonenden bij de politie hebben gedaan. Subsidiair stelt De Alliantie dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door vanuit de woning activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de Opiumwet, zich niet te gedragen als een goed huurder en in de woning in strijd met de huurovereenkomst bepaalde bestemming als woonruimte en in strijd met de algemene huurvoorwaarden te gebruiken.
3.3.
Daarnaast voldoet [gedaagde] niet aan zijn betalingsverplichting. Bij de buitengerechtelijke ontbinding op 29 september 2021 had [gedaagde] één maand huur van € 601,79 niet betaald. Omdat [gedaagde] de woning na het einde van de huur ook niet heeft opgeleverd en onrechtmatig onder zich houdt, vordert De Alliantie een vergoeding ex artikel 7:225 BW gelijk aan de huurprijs van € 601,79 totdat de woning weer tot haar beschikking komt. Tot en met december 2021 is [gedaagde] een vergoeding van € 1.203,58 aan De Alliantie verschuldigd.
3.4.
[gedaagde] heeft de vorderingen niet betwist. Ter zitting heeft [gedaagde] -kort samengevat- enkel gesteld dat hij onder druk is gezet. Iemand, voor wie hij bang was, kwam een tas met spullen brengen. Hij wist niet wat er in die tas zat. Hij is pas later gaan kijken. Hij was destijds depressief en heel beïnvloedbaar. Hij wilde het helemaal niet. Hij is namelijk niet zo’n persoon. Hij wilde er niks mee te maken hebben, maar hij wist niet zo goed hoe hij dit had kunnen voorkomen. Het zal nooit meer gebeuren want die mensen zijn nu uit zijn leven. Hij heeft heel veel spijt van wat er is gebeurd. Hij wist ook niet dat er brandgevaarlijke spullen waren. Hij heeft geleerd van de situatie. Hij is nu goed bezig met de gemeente. Meerdere maatschappelijke instanties helpen hem ook op dit moment. Hij neemt alle hulp aan. Het zou een heel groot probleem zijn als hij met zijn vriendin en hun twee honden op straat komt te staan. Als hij zijn woning verliest, zal het werk van de gemeente en de verschillende instanties voor niks zijn geweest. Hij wil heel graag in de woning blijven wonen met zijn vriendin en hun twee honden, omdat zij ook nergens anders terecht kunnen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het is de voorzieningenrechter genoegzaam gebleken dat De Alliantie een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen tot ontruiming van de woning en de betaling van de huurachterstand en de vergoeding ex artikel 7:225 BW, wat overigens ook niet is betwist door [gedaagde] .
Het toetsingskader
4.2.
In dit kort geding moet, mede op basis van wat partijen naar voren hebben gebracht, worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van De Alliantie in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het, mede gelet op de wederzijdse belangen van partijen, gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen zoals is gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
De ontruiming van de woning word toegewezen
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 7:231 lid 2 juncto lid 1 BW de verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden op de grond dat door gedragingen in de woning in strijd met artikel 2 of 3 van de Opiumwet is gehandeld en de woning daarom op grond van artikel 13b van die wet is gesloten.
4.4.
Vast staat dat de burgemeester de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft gesloten voor de duur van drie maanden. De sluiting vloeit voort uit de vondst van de in de bestuurlijke rapportage van 26 augustus 2021 vermelde hoeveelheid (hard- en soft)drugs, materialen en attributen in de woning. De aangetroffen grote hoeveelheid (hard- en soft)drugs, attributen en materialen in de woning zijn door [gedaagde] ook niet betwist. Voor de buitengerechtelijke ontbinding is niet nodig dat de huurder een tekortkoming kan worden verweten. Het is voldoende dat de woning is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet om tot buitengerechtelijke ontbinding over te gaan.
4.5.
De Alliantie heeft, gelet op het voorgaande, in beginsel terecht gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Dit neemt niet weg dat de voorzieningenrechter de proportionaliteit van de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning moet toetsen. Immers, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning vormen een inmenging in het recht op respect voor de woning van een bewoner. Bij die toetsing is de maatstaf of het beroep van De Alliantie op artikel 7:231 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bij die toetsing moet de voorzieningenrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen en een belangenafweging maken.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van De Alliantie moet prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij behoud van zijn woning. In dat kader wordt het volgende overwogen.
4.7.
[gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat hij een groot belang heeft bij het behoud van zijn woning. Hij is bezig met de gemeente en verschillende maatschappelijke instanties. Hij heeft zijn leven verbeterd. Als hij zijn woning kwijt zal raken, zal al het werk van de gemeente en de maatschappelijk instanties voor niks zijn geweest. Hij zal dan op straat komen te staan met zijn vriendin en hun twee honden. Hij kan nergens heen. Hij en zijn vriendin kunnen ook niet bij een opvang terecht, omdat hij twee honden heeft. Er is begrip voor de door [gedaagde] naar voren gebrachte belangen, maar die wegen onvoldoende zwaar en zijn door [gedaagde] ook verder niet onderbouwd. De gevorderde voorziening tot ontruiming van de woning is voor hem weliswaar ingrijpend, maar het is niet aannemelijk geworden dat hij daardoor in een noodsituatie terecht komt.
4.8.
Vaststaat dat de in de woning van [gedaagde] aangetroffen hoeveelheid hard- en softdrugs een hoeveelheid betreft die ruimschoots een gebruikershoeveelheid overschrijdt. Onbetwist is dat die aangetroffen hoeveelheid moet worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. De Alliantie is als woningcorporatie gehouden bij te dragen aan de leefbaarheid en veiligheid in de buurten en wijken waar haar woonaangelegenheden zich bevinden. De Alliantie heeft daarom groot belang bij het bestrijden van de handel in verdovende middelen in haar woningen. Door de handel van hard- en softdrugs in en vanuit een woning wordt criminaliteit aangetrokken en het imago van de wijk aangetast. Het is De Alliantie dan ook alles aan gelegen om een streng beleid (zero tolerance beleid) te voeren om handel in drugs in haar woningen te ontmoedigen en precedentwerking te voorkomen. Een feitelijke beëindiging van het gebruik van de woning door [gedaagde] beantwoordt aan dat doel.
4.9.
Door de aanwezigheid van een handelshoeveelheid hard- en softdrugs, attributen en materialen voor het vervaardigen van synthetisch drugs in zijn woning, heeft [gedaagde] bovendien zijn woonbelang op het spel gezet en welbewust het risico van ontbinding en ontruiming genomen. De situatie waarin hij zich nu bevindt -De Alliantie die ontruiming wenst- heeft hij dan ook zelf gecreëerd. Dat hij onder druk zou zijn gezet om mee te werken aan de drugsactiviteiten, is niet gebleken en ook niet onderbouwd. Dat [gedaagde] zich achteraf realiseert dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt, maakt dit niet anders.
4.10.
Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk is ontbonden, zodat vooruitlopend daarop in dit kort geding de ontruiming zal worden toegewezen. De gevraagde ontruimingstermijn van drie dagen wordt niet redelijk geacht. De ontruimingstermijn zal gesteld worden op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
De huurachterstand van oktober 2021, de vergoeding over de periode van november 2021 tot en met december 2021 en de vergoeding vanaf januari 2022 tot de dag van de ontruiming en de wettelijke rente daarover zullen worden toegewezen.
4.11.
De huurachterstand van oktober 2021 van € 601,79, de vergoeding over de periode van november 2021 tot en met december 2021 van € 1.203,58 en de vergoeding vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de ontruiming zijn niet betwist en worden dan ook toegewezen. Hetzelfde heeft te gelden voor de wettelijke rente over de voornoemde bedragen, die eveneens niet is betwist en zal dan ook als hierna vermeld worden toegewezen.
De gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen
4.12.
De Alliantie heeft verder veroordeling van [gedaagde] gevorderd in de kosten die zij moet maken als [gedaagde] niet vrijwillig gehoor zal geven aan de ontruiming. Deze vordering is op voorhand niet toewijsbaar. Het betreft hier executiekosten, die slechts toewijsbaar zouden zijn, als zij in redelijkheid zijn gemaakt, wat nog niet te beoordelen is. Immers onduidelijk is of die kosten gemaakt moeten worden, waaruit die kosten bestaan en hoe hoog die kosten zullen zijn.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten
4.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op:
- dagvaarding € 121,39
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde €
498,00(1 punt x tarief € 498,00)
Totaal € 1.312,39
De wettelijke rente over de proceskosten zal als hierna vermeld worden toegewezen.
De nakosten en de wettelijke rente daarover zullen als hierna vermeld worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] , met aan- en toebehoren en met inbegrip van de eventuele bij de woning behorende opslagruimten en tuin, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan De Alliantie, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van De Alliantie te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het beginsel in artikel 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Alliantie van:
- € 601,79 aan huurachterstand van de maand oktober 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 oktober 2021 tot de dag waarop alles is betaald;
- € 1.203,58 aan vergoeding ex artikel 7:225 BW van november 2021 tot en met december 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag waarop elk bedrag verschuldigd was tot de dag waarop alles is betaald;
- een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs van € 601,79 vanaf 1 januari 2022 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over elke niet (tijdig) betaalde vergoeding vanaf de dag waarop elk bedrag verschuldigd was tot de dag waarop alles is betaald;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van De Alliantie, ter grootte van € 1.312,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag waarop alles is betaald;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door De Alliantie volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.