ECLI:NL:RBMNE:2022:2380

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/1609
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WOB-verzoek en dwangsom

In deze zaak heeft eiser op 12 mei 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) om documenten te ontvangen van de gemeente [plaats]. Dit verzoek betrof rapportages van het bedrijf [bedrijf] en schademeldingen met betrekking tot kelders en panden langs de grachten [1] en [2]. De gemeente heeft in twee deelbesluiten, op respectievelijk 30 augustus en 20 september 2021, een aantal documenten openbaar gemaakt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 5 oktober 2021 een bezwaarschrift ingediend. Omdat de gemeente niet tijdig op dit bezwaarschrift heeft beslist, heeft eiser op 1 januari 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep op 16 maart 2022 gegrond verklaard en de gemeente verplicht om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag als dit niet zou gebeuren.

Eiser heeft op 18 maart 2022 een tweede ingebrekestelling gestuurd, omdat de gemeente opnieuw niet tijdig heeft beslist. Dit heeft geleid tot een nieuw beroep, dat door de rechtbank is behandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het nieuwe beroep niet-ontvankelijk is, omdat het gericht is tegen hetzelfde rechtsfeit als het eerdere beroep (zaaknummer UTR 22/2). De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog een financiële prikkel bestaat voor de gemeente om te beslissen op het bezwaarschrift, aangezien de dwangsom pas op 27 augustus 2022 verbeurt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opnieuw indienen van een ingebrekestelling niet leidt tot een andere uitkomst.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen vergoeding van proceskosten toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], verweerder.

Procesverloop

Op 12 mei 2021 heeft eiser een verzoek gedaan tot het overleggen van de volgende stukken:
-alle rapportages van het bedrijf [bedrijf] (niet beperkt tot alleen de berekeningen) die in het kader van de werkzaamheden aan de wal- en kluismuren die sinds 2010 door de gemeente [plaats] zijn ontvangen;
-alle schademeldingen ter zake kelders en panden langs de twee grachten [1] en [2] in de [plaats] binnenstad.
Bij besluit van 30 augustus 2021 (deelbesluit I) heeft verweerder documenten van panden aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (deels) openbaar gemaakt.
Bij besluit van 20 september 2021 (deelbesluit II) heeft verweerder documenten van panden aan de [1] te [plaats] (deels) openbaar gemaakt.
Op 5 oktober 2021 heeft eiser tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.
Bij brief van 17 december 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Op 1 januari 2022 heeft eiser beroep ingesteld omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 5 oktober 2021.
Dit beroep (zaaknummer UTR 22/2) heeft de rechtbank op 16 maart 2022 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken na verzending van die uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken. Als verweerder dit niet doet, dan verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Eiser heeft op 18 maart 2022 een tweede ingebrekestelling gestuurd, omdat verweerder niet op het hierboven genoemde bezwaarschrift van 5 oktober 2021 heeft beslist. Eiser stelt nu opnieuw beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eisers beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft op 18 maart 2022 een tweede ingebrekestelling gestuurd aan verweerder. Deze tweede ingebrekestelling ligt ten grondslag aan het onderhavige beroep.
3. Eiser heeft echter al eerder een beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschrift van 5 oktober 2021. De rechtbank heeft dit beroep met zaaknummer UTR 22/2 op 16 maart 2022 gegrond verklaard en een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een dwangsom die pas op 27 augustus 2022 volloopt. Het onderhavige beroep is dus gericht tegen hetzelfde rechtsfeit als het beroep met zaaknummer UTR 22/2, te weten het niet beslissen op het bezwaarschrift van 5 oktober 2021, terwijl er nog een financiële prikkel bestaat voor verweerder om te beslissen op dat bezwaarschrift. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het opnieuw in gebreke stellen van verweerder dit niet anders.
4. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk zal verklaren.
5. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.