ECLI:NL:RBMNE:2022:2380
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WOB-verzoek en dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 12 mei 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) om documenten te ontvangen van de gemeente [plaats]. Dit verzoek betrof rapportages van het bedrijf [bedrijf] en schademeldingen met betrekking tot kelders en panden langs de grachten [1] en [2]. De gemeente heeft in twee deelbesluiten, op respectievelijk 30 augustus en 20 september 2021, een aantal documenten openbaar gemaakt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 5 oktober 2021 een bezwaarschrift ingediend. Omdat de gemeente niet tijdig op dit bezwaarschrift heeft beslist, heeft eiser op 1 januari 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep op 16 maart 2022 gegrond verklaard en de gemeente verplicht om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag als dit niet zou gebeuren.
Eiser heeft op 18 maart 2022 een tweede ingebrekestelling gestuurd, omdat de gemeente opnieuw niet tijdig heeft beslist. Dit heeft geleid tot een nieuw beroep, dat door de rechtbank is behandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het nieuwe beroep niet-ontvankelijk is, omdat het gericht is tegen hetzelfde rechtsfeit als het eerdere beroep (zaaknummer UTR 22/2). De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog een financiële prikkel bestaat voor de gemeente om te beslissen op het bezwaarschrift, aangezien de dwangsom pas op 27 augustus 2022 verbeurt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opnieuw indienen van een ingebrekestelling niet leidt tot een andere uitkomst.
De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen vergoeding van proceskosten toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2022.