ECLI:NL:RBMNE:2022:2383

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/1929
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het derde beroep inzake niet tijdig beslissen op bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. De zaak betreft een last onder dwangsom die op 26 november 2018 door verweerder is opgelegd, met betrekking tot herstel van de gevel van een pand. Eiser heeft op 4 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 17 september 2021 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep op 17 december 2021 gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag als hij dit niet zou doen.

Eiser heeft op 20 april 2022 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, wat resulteerde in een tweede gegronde uitspraak van de rechtbank op 3 juni 2022, waarbij verweerder opnieuw werd opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, ditmaal met een dwangsom van € 200,- per dag. Op 6 mei 2022 heeft eiser wederom beroep ingesteld, ditmaal in de onderhavige zaak. De rechtbank heeft in overweging genomen dat dit derde beroep gericht is tegen hetzelfde rechtsfeit als het tweede beroep, namelijk het niet beslissen op het bezwaarschrift van 4 januari 2019.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er al een financiële prikkel voor verweerder bestaat om te beslissen op het bezwaarschrift. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 juni 2022 door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier N.R. Hoogenberk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1929

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Op 26 november 2018 heeft verweerder een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom genomen. De last ziet op, kort gezegd, herstel van de gevel van het pand aan de [adres] in [plaats] . Eiser heeft op 4 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verweerder heeft niet op tijd op eisers bezwaar beslist en daarom heeft eiser verweerder op 17 september 2021 in gebreke gesteld.
Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep (zaaknummer UTR 21/4398) op 17 december 2021 gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van die uitspraak alsnog een besluit te nemen op eisers bezwaar. Als verweerder dit niet doet verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Eiser heeft op 20 april 2022 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep (zaaknummer UTR 22/1757) op 3 juni 2022 gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van die uitspraak alsnog een besluit te nemen op eisers bezwaar. Als verweerder dit niet doet verbeurt hij een dwangsom van € 200,- per dag met een maximum van € 30.000,-.
Op 6 mei 2022 heeft eiser weer beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Dat beroep betreft deze zaak.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eisers beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Dit beroep betreft het derde beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 4 januari 2019.
3. Eiser heeft echter op 20 april 2022 ook al beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschrift van 4 januari 2019. De rechtbank heeft dit beroep (met zaaknummer UTR 22/1757) op 3 juni 2022 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken na verzending van die uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken. Als verweerder dit niet doet, dan verbeurt hij een dwangsom van € 200,- per dag met een maximum van € 30.000,-.
4. Het onderhavige beroep is dus gericht tegen hetzelfde rechtsfeit als het beroep met zaaknummer UTR 22/1757, te weten het niet beslissen op het bezwaarschrift van 4 januari 2019, terwijl er gezien de uitspraak die de rechtbank in die zaak heeft gedaan, (weer) een financiële prikkel bestaat voor verweerder om te beslissen op eisers bezwaarschrift.
5. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk zal verklaren.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.