ECLI:NL:RBMNE:2022:241

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
9585809
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afkoop pensioen op basis van de Pensioenwet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel. De eiseres, die in persoon procedeerde, had verzocht om afkoop van haar pensioen, maar was niet verschenen tijdens de zitting op 13 januari 2022. Het Bedrijfstakpensioenfonds had de afkoopverzoeken van de eiseres eerder afgewezen, omdat deze niet voldeden aan de voorwaarden van de Pensioenwet. De eiseres had in haar brieven aangegeven dat zij geen toestemming had gegeven voor de toepassing van de Pensioenwet en had meerdere keren om afkoop verzocht.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de eiseres pas recht heeft op uitkering van haar pensioen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en dat afkoop alleen mogelijk is als het pensioen onder de afkoopgrens ligt. Aangezien het Bedrijfstakpensioenfonds had gesteld dat het pensioen van de eiseres boven deze grens ligt, en de eiseres dit niet had ontkend, kon de vordering niet worden toegewezen. De kantonrechter wees ook de stelling van de eiseres af dat de Pensioenwet niet op haar van toepassing zou zijn, en benadrukte dat de wet door de democratisch gekozen vertegenwoordigers is vastgesteld en dat pensioenuitvoerders zich aan deze wet moeten houden.

De rechter besloot dat de eiseres de proceskosten van het Bedrijfstakpensioenfonds moest vergoeden, die op € 498,- werden begroot. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9585809 UV EXPL 21-251 JPd/45024
Kort geding vonnis van 27 januari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen:
de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioensfonds voor de Detailhandel,
gevestigd in Utrecht,
verder ook te noemen: Bedrijfstakpensioenfonds,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.W. Minnaard.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[eiseres] heeft op 14 december 2021 een datum voor een kort geding aangevraagd, waarna de mondelinge behandeling is bepaald op 13 januari 2022. Ter terechtzitting van 13 januari 2022 is [eiseres] niet verschenen. Ook heeft zich geen advocaat voor haar gesteld. Namens gedaagde partij is mr. M.W. Minnaard verschenen en hij heeft een conclusie van antwoord ingediend. Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is geboren op [geboortedatum] 1971 en heeft pensioen opgebouwd bij het Bedrijfstakpensioenfonds. [eiseres] heeft op 21 september 2021 het Bedrijfstakpensioenfonds verzocht om het pensioen af te kopen. Dat heeft het Bedrijfstakpensioenfonds in de brief van 27 september 2021 geweigerd omdat afkoop volgens de Pensioenwet niet is toegestaan.
2.2.
[eiseres] schrijft vervolgens in haar brief van 1 oktober 2021 dat zij geen toestemming heeft gegeven voor die wet. Ze verzoekt nogmaals om afkoop van het pensioen. Bedrijfstakpensioenfonds heeft bij de brief van 7 oktober 2021 opnieuw geweigerd.
2.3.
[eiseres] heeft op 26 oktober 2021 en op 9 november 2021 nog twee brieven gestuurd naar Bedrijfstakpensioenfonds waarin ze kort gezegd schrijft dat de Pensioenwet niet op haar van toepassing is en zij afkoop vraagt van het pensioen.

3.Het geschil tussen partijen

3.1.
[eiseres] is vervolgens dit kort geding begonnen en vordert veroordeling van het Bedrijfstakpensioenfonds om het pensioen van [eiseres] per direct af te kopen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag of dagdeel dat het Bedrijfstakpensioenfonds daarmee in gebreke blijft. Ook vordert zij veroordeling van het Bedrijfstakpensioenfonds in de kosten van de kort geding procedure, inclusief nakosten.
3.2.
Het Bedrijfstakpensioenfonds heeft verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de vordering moet worden afgewezen en [eiseres] de proceskosten moet betalen.

4.De beoordeling van de vordering

Conclusie

4.1.
De kantonrechter zal het Bedrijfstakpensioenfonds niet veroordelen om het door [eiseres] opgebouwde pensioen af te kopen. De conclusie wordt hierna gemotiveerd.
Motivering
4.2.
De kantonrechter laat de vraag of van [eiseres] niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht (= spoedeisend belang) in het midden. De vordering zal namelijk al op inhoudelijke gronden worden afgewezen. Het pensioen dat [eiseres] heeft opgebouwd wordt pas uitgekeerd zodra zij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. In artikel 65 van de Pensioenwet is bepaald dat afkoop van pensioenen alleen mogelijk is in de situaties bedoeld in de artikelen 66 - 69. In dit geval is artikel 66 van toepassing, omdat er sprake is van ouderdomspensioen. In artikel 66 is bepaald dat een pensioenuitvoerder het pensioen niet mag afkopen als het pensioen boven de afkoopgrens ligt. Die grens is in 2022 € 520,35 per jaar. Het Bedrijfstakpensioenfonds heeft gesteld dat het pensioen van [eiseres] boven die grens ligt en dat heeft [eiseres] niet ontkend. Dat betekent dat het pensioen niet mag worden afgekocht.
4.3.
De kantonrechter is het niet met [eiseres] eens dat de Pensioenwet niet voor haar geldt. In de democratische rechtsstaat Nederland zijn mensen verkozen om wetten te maken. Zij zitten in de Staten-Generaal. De Pensioenwet is vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk. Aan deze wet heeft een pensioenuitvoerder zich dan ook te houden. De Pensioenwet is dus geen bedrijfsbeleid en de vrijheid om te contracteren wordt aangevuld door de wet (zie artikel 6:248 onder 1 van het Burgerlijk Wetboek).
4.4.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen. Zij moet daarom de proceskosten van het Bedrijfstakpensioenfonds betalen. De kosten aan de kant van het Bedrijfstakpensioenfonds worden begroot op € 498,- aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter bij voorlopige voorziening
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de kant van Bedrijfstakpensioenfonds, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 498,- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.