ECLI:NL:RBMNE:2022:2572

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
9914793 MV EXPL 22-74 HLT/1298
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van gevorderde ontruiming in kort geding wegens onvoldoende aannemelijkheid van ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonstichting GoedeStede en een gedaagde B.V. De eiseres, GoedeStede, vorderde ontruiming van een woning die door de onderbewindgestelde werd gehuurd. De aanleiding voor de vordering was het gebruik van de woning als seksinrichting, wat in strijd zou zijn met de huurovereenkomst. De gemeente Almere had eerder een last onder dwangsom opgelegd aan de onderbewindgestelde, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure ontbonden zou worden. De kantonrechter concludeerde dat de gevorderde ontruiming niet kon worden toegewezen, omdat niet in voldoende mate aannemelijk was dat de kantonrechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou ontbinden. De overige vorderingen van GoedeStede werden eveneens afgewezen. GoedeStede werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 498,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9914793 MV EXPL 22-74 HLT/1298
Kort geding vonnis van 4 juli 2022
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING GOEDESTEDE,
gevestigd te Almere,
eiseres,
gemachtigde: mr. T. Mulder,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van de heer
[onderbewindgestelde],
wonende te Almere,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.L. Metselaar.
Partijen zullen hierna GoedeStede en [gedaagde] worden genoemd.
De onderbewindgestelde wordt aangeduid als [onderbewindgestelde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 12 producties van GoedeStede;
  • de twee producties van [gedaagde] ;
  • de nadere producties (13 tot en met 15) van GoedeStede.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2022.
Namens GoedeStede zijn verschenen de heer [A ] en mevrouw [B] (beiden consulent zorg & overlast), bijgestaan door mr. T. Mulder. Mevrouw [C] (namens [gedaagde] ) en [onderbewindgestelde] zijn verschenen, bijgestaan door mr. L.L. Metselaar.
Op de zitting heeft GoedeStede haar eis verminderd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
GoedeStede verhuurt aan [onderbewindgestelde] sinds 1 juli 2013 een (portiek)woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
Bij brief van 14 maart 2022 heeft de (burgemeester van de) gemeente Almere het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan [onderbewindgestelde] kenbaar gemaakt, naar aanleiding van een onderzoek op 3 maart 2022 door de toezichthouders van het Interventieteam van de gemeente Almere, hierna: de toezichthouders, naar het gebruik van de woning. In die brief staat dat tijdens dat onderzoek door de toezichthouders is geconstateerd dat de woning wordt gebruikt als seksinrichting.
2.3.
GoedeStede heeft bij brief van 29 maart 2022 [onderbewindgestelde] verzocht om tot opzegging van de huurovereenkomst over te gaan. In deze brief staat onder meer:
“ (…) Gebleken is dat uw woning als seksinrichting werd gebruikt. (…) U handelt hierdoor in strijd met ons huurreglement (artikel 7 lid 1, 2 en 10) dat zegt: “Huurder zal het gehuurde niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van GoedeStede gebruiken of laten gebruiken voor het uitoefenen of het doen uitoefenen van een beroep of bedrijf.”
Laatste kansTer voorkoming van de proceskosten bied ik u een laatste kans om via de normale weg de huur op te zeggen. (…)”
2.4.
De gemeente Almere heeft bij besluit van 4 april 2022 (nadat [onderbewindgestelde] zijn zienswijze heeft gegeven) een last onder dwangsom aan [onderbewindgestelde] opgelegd.
2.5.
[onderbewindgestelde] is niet tot (vrijwillige) opzegging van de huurovereenkomst overgegaan. [onderbewindgestelde] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit tot last onder dwangsom van de gemeente Almere. Deze bezwaarprocedure loopt nog.

3.Het geschil

3.1.
GoedeStede vordert – na eisvermindering – kort gezegd, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot: (1) ontruiming van de woning, (2) betaling van € 446,07 per maand vanaf juli 2022 tot de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente en (3) betaling van de proceskosten, de wettelijke rente daarover en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
De kantonrechter zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of GoedeStede een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. GoedeStede heeft dat voldoende onderbouwd.
De kantonrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang gegeven is vanwege de grote woningnood in [woonplaats] voor dit type sociale huurwoningen, waarvoor een lange wachtlijst bestaat, en gelet op de taak van GoedeStede om te komen tot een rechtvaardige verdeling van de beschikbare woningen. GoedeStede heeft er bovendien belang bij (ook met het oog op precedentwerking) om duidelijk en direct op te kunnen treden tegen het gebruik van haar woningen voor illegale seksinrichtingen.
Ontruiming
4.2.
GoedeStede legt aan haar vordering tot ontruiming ten grondslag dat [onderbewindgestelde] de woning heeft gebruikt als seksinrichting voor illegale prostitutie. Hierdoor handelt [onderbewindgestelde] in strijd met een groot aantal verplichtingen uit de huurovereenkomst en het huurreglement: [onderbewindgestelde] mag de woning niet aan derden in gebruik afstaan, geen bedrijfsactiviteiten verrichten vanuit de woning, geen overlast veroorzaken en niet handelen in strijd met goed huurderschap, aldus GoedeStede.
4.3.
[onderbewindgestelde] betwist dat er sprake is geweest van illegale prostitutie in zijn woning.
De bij [onderbewindgestelde] op 3 maart 2022 door de toezichthouders aangetroffen vrouw is mogelijk een sekswerker, maar dat wist hij niet en hij heeft niet met haar als prostituee afgesproken. [onderbewindgestelde] heeft haar dus ook niet betaald. [onderbewindgestelde] stelt dat hij de vrouw (genaamd [D] ) op 2 maart 2022 heeft leren kennen nadat een andere vrouw uit de buurt ( [E] ) haar bij hem geïntroduceerd had. [D] kwam op 2 maart 2022 op bezoek bij hem thuis, ze hebben samen een biertje gedronken en vervolgens is zij bij hem blijven slapen. [onderbewindgestelde] betwist dus dat hij heeft gehandeld in strijd met de door GoedeStede genoemde verplichtingen.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.5.
Aan de orde is de vraag of de vordering van GoedeStede tot ontruiming van het gehuurde door [onderbewindgestelde] in kort geding toegewezen kan worden. De toewijzing van de veroordeling tot ontruiming in kort geding heeft het verstrekkende en onomkeerbare gevolg dat [onderbewindgestelde] zijn woning verliest. Gelet op dit gevolg is voor toewijzing in kort geding vereist dat in hoge mate aannemelijk dient te zijn dat de kantonrechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.6.
GoedeStede heeft ter onderbouwing van de gestelde tekortkomingen van [onderbewindgestelde] (het voornemen tot) het besluit tot last onder dwangsom overgelegd en legt dat besluit en de daarin gedane constateringen aan de door haar gestelde tekortkomingen van [onderbewindgestelde] ten grondslag. Die constateringen zijn:
4.7.
[onderbewindgestelde] heeft betoogd dat het enkele besluit van de gemeente Almere, zonder bewijsstukken van de daarin vermelde – en door [onderbewindgestelde] betwiste – constateringen, onvoldoende is om aan te nemen dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure ontbonden zal worden. GoedeStede heeft dit bestreden en ter zitting desgevraagd verklaard dat zij om redenen van privacy niet kan beschikken over de gegevens van de bestuurlijke rapportage die aan de constateringen ten grondslag ligt. GoedeStede acht de constateringen voldoende concreet en dat daarmee het besluit voor de bodemrechter voldoende reden zal zijn de huurovereenkomst te ontbinden.
4.8.
De kantonrechter acht het besluit en de daarin vermelde constateringen onvoldoende grond – zeker gelet op de beperkingen van de kortgedingprocedure – om met voldoende (hoge) mate van zekerheid vast te stellen dat er sprake is geweest van illegale prostitutie in de woning. Daarvoor is het volgende van belang.
GoedeStede heeft de (onder het eerste gedachtestreepje genoemde) anonieme melding niet overgelegd. Als gevolg daarvan is niet bekend wat er precies wanneer bij wie is gemeld. GoedeStede heeft geen stukken van de genoemde waarnemingen overgelegd waaruit blijkt wat, wanneer en door wie is waargenomen. [onderbewindgestelde] heeft gemotiveerd bestreden dat de klanten die in de waarnemingen (onder het tweede gedachtestreepje) worden genoemd eenvoudigweg kunnen worden gerelateerd aan de woning van [onderbewindgestelde] omdat het een portiekwoning betreft met een centrale ingang voor bezoekers. Daarom kan, volgens [onderbewindgestelde] , niet van buiten het appartementencomplex worden waargenomen naar welke woning in het complex bezoekers gaan zodra zij de centrale ingang binnenlopen. De verklaring van de sekswerkster (zie derde gedachtestreepje) is evenmin overgelegd en staat haaks op de verklaring van [onderbewindgestelde] . Ook de (onder het vierde en vijfde gedachtestreepje genoemde) advertenties en berichten ontbreken zodat niet vastgesteld kan worden dat de werkzaamheden van de sekswerkster enig verband houden met (de woning van) [onderbewindgestelde] .
4.9.
GoedeStede heeft op de zitting voorgesteld om de zaak aan te houden tot 12 juli 2022, omdat dan misschien de gemeente Almere de bestuurlijke rapportage zal hebben ingediend voor de behandeling in de bezwaarprocedure. In dat geval zou GoedeStede in staat zijn de constateringen nader feitelijk te onderbouwen. De kantonrechter acht een aanhouding met het oog op die mogelijkheid niet in overeenstemming met de strekking van een kortgedingprocedure, te weten een oordeel op korte termijn op basis van hetgeen partijen op de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht.
4.10.
Dit leidt tot de slotsom dat thans niet in voldoende mate aannemelijk is dat de kantonrechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] zal ontbinden.
De gevorderde ontruiming zal daarom worden afgewezen. Dit brengt met zich dat de overige vorderingen van GoedeStede ook zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.11.
GoedeStede zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen van GoedeStede af;
5.2.
veroordeelt GoedeStede tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van
[gedaagde] tot op heden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2022.